Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, collega’s, in het federale regeerakkoord is opgenomen dat de verlofstelsels voor ouders zullen worden hervormd, zodat er een meer evenwichtige verdeling mogelijk wordt tussen mannen en vrouwen bij de opvang en de zorg voor de kinderen. Het geboorteverlof, bijvoorbeeld, zou stapsgewijs worden uitgebreid van tien naar twintig dagen. Die intentie werd vervolgens ook opgenomen in de beleidsnota van de federale minister van Sociale Zaken. Inmiddels werd daadwerkelijk beslist om ook uitvoering te geven aan dat voornemen. Dit luik, dat is opgenomen in de programmawet, is dinsdag jongstleden goedgekeurd in de commissie.
Vanaf 1 januari 2021 zullen vaders en meemoeders dan ook het recht hebben op vijftien dagen geboorteverlof en over twee jaar, met ingang van 1 januari 2023, zal dat verder worden opgetrokken naar twintig dagen. Dat is in het kader van de uitbouw van een kwaliteitsvol gezinsbeleid natuurlijk een belangrijke stap, waar al lang voor wordt geijverd. De verlenging van het geboorteverlof zorgt immers voor een grotere aanwezigheid van vaders en meemoeders bij de geboorte van hun kind. Dat is niet alleen belangrijk voor het kind, maar het zet ook aan tot een meer gelijke verdeling van taken binnen het gezin. Vaders en meemoeders krijgen zo ook de tijd om een band op te bouwen met hun kind. Onderzoek wijst uit dat als vaders en meemoeders meer betrokken zijn bij de opvoeding en zorg, dat een positieve impact heeft op het welzijn van de kinderen. Die betrokkenheid versterkt ook de gelijkheid tussen mannen en vrouwen, zowel thuis als op de werkvloer.
We weten dat vaders vandaag gemiddeld slechts 6,82 dagen verlof opnemen bij de verwelkoming van een kind. Het is van belang, denk ik, dat iedereen, ongeacht de sector waarin hij werkt, van dat recht kan genieten. In de praktijk zal daarvoor, waar het vastbenoemde en tijdelijke leden van het onderwijspersoneel betreft, wel een aanpassing nodig zijn van het omstandigheidsverlof naar aanleiding van de bevalling van de echtgenote of samenwonende partner, zoals dat vandaag bestaat voor vastbenoemde en tijdelijke leden van het onderwijspersoneel. Meer bepaald zou in een aanpassing moeten worden voorzien in het besluit van de Vlaamse Regering betreffende het omstandigheidsverlof, het verlof wegens overmacht, het onbezoldigd ouderschapsverlof en het geboorteverlof in geval van overlijden of hospitalisatie van de moeder voor bepaalde personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding, en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 1990 betreffende het verlof voor verminderde prestaties, gewettigd door sociale of familiale redenen en de afwezigheid voor verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid ten gunste van de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding.
In dat besluit staat namelijk in artikel 2, paragraaf 1, ten tweede, het volgende: “(...) bevalling van de echtgenote of samenwonende partner: tien werkdagen, te nemen binnen een periode van dertig kalenderdagen vanaf de bevalling, of binnen een periode van vier maanden vanaf de bevalling voor de bevallingen vanaf 1 april 2009. Van deze tien werkdagen moeten er minimaal vijf dagen aaneen sluiten. Mits de inrichtende macht akkoord gaat, mogen de voornoemde vijf dagen ook niet aaneensluitend genomen worden (...)”.
Waar gaat het over? Federaal werd beslist om het geboorteverlof te verlengen van tien tot vijftien dagen, en over twee jaar tot twintig dagen. Die beslissing geldt voor de contractuele werknemers, dus ook in de Vlaamse sectoren, en voor de federale ambtenaren. De vraag is dan of Vlaanderen dat ook zelf zal doen voor enerzijds de Vlaamse statutaire ambtenaren en de statutairen bij de lokale besturen, een vraag die ik dinsdag aan uw collega, minister Somers, heb gesteld, en anderzijds de onderwijspersoneelsleden, zodat iedereen, alle vaders en alle meemoeders, ongeacht waar ze tewerkgesteld zijn, daarop een beroep kunnen doen.
Minister, vandaar mijn vragen. Hebt u al de nodige initiatieven genomen of zult u initiatieven nemen tot aanpassing van het besluit van de Vlaamse Regering waarnaar ik daarnet verwees om ook dat geboorteverlof uit te breiden? Zal die aanpassing van het statuut worden doorgevoerd tegen 1 januari, dus tegen volgende maand, zodat dat recht voor die personeelsleden op hetzelfde moment zal ingaan als voor de werknemers in andere sectoren?
Minister Weyts heeft het woord.
Mijn antwoord zal veel korter zijn dan de vraagstelling. We lopen natuurlijk wel enigszins op de feiten vooruit, aangezien dat bij mijn weten nog niet is goedgekeurd in de plenaire vergadering. Formeel is er ter zake dus nog geen regelgeving goedgekeurd. Ik veronderstel dat er federaal ook nog wel wat uitvoeringsbesluiten zullen moeten komen. Ik weet dus niet hoe het zit met het moment van de inwerkingtreding federaal. Het spreekt echter voor zich dat, wanneer men federaal ter zake regelgeving uitvaardigt, dat een impact zal hebben op de concurrentiepositie van de Vlaamse administratie en bij uitbreiding ook van het Vlaamse onderwijs.
Ik zal daarover in eerste instantie dus met collega Somers overleggen. Ik weet ook niet wat hij heeft geantwoord op uw vraag over de impact voor de Vlaamse ambtenaren. Dat zal ik dus zeker met hem bespreken, en met de collega’s van de Vlaamse Regering. Ik zal in dezen dus niet voor mijn beurt spreken. Wat ik u wel kan zeggen, is dat wij dan niet alleen een ingreep moeten doen in dat besluit met die heel lange titel, maar bovendien ook nog eens het besluit van de Vlaamse Regering van 31 maart 2006 tot regeling van sommige verloven voor de personeelsleden van de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap en van de Hogere Zeevaartschool zullen moeten aanpassen. Dat staat dan nog los van de discussie ten gronde. Men kan erover denken wat men wil, en of er absoluut nood is aan die ingreep, dat laat ik over aan de wijsheid van de collega’s in het federale parlement, maar dat zal ons natuurlijk wel voor een keuze plaatsen. Zullen we die regeling copy-pasten? Dat zal dus echter voorwerp zijn van de discussie met de collega’s van de Vlaamse Regering.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. U hebt het over de concurrentiepositie. Ik moet zeggen dat ik dat echt niet zo bekijk. Integendeel, mijn benadering is die vanuit het welzijn van ouders en kind. Daarvoor is die uitbreiding van het aantal dagen geboorteverlof alleszins een heel welkome ondersteuning, denk ik. Dan lijkt het logisch dat iedereen daar op dezelfde manier een beroep op kan doen, waar men ook werkt.
Ik zal u zeggen wat uw collega van Binnenlands Bestuur heeft geantwoord. Hij heeft geantwoord dat hij het dossier volgende week, op 18 december, aan de Vlaamse Regering zou voorleggen. Hij zei niet over welke beslissing het ging. Ik kon dat tussen de regels door wel een beetje begrijpen, maar goed, ik loop daar ook niet op vooruit. Ik hoop dat hij dat samen met u zal doen, zodat die beslissing tijdig kan worden genomen.
U hebt natuurlijk gelijk als u zegt dat federaal nog niet alle stadia zijn doorlopen, maar dat mag ons er op Vlaams niveau natuurlijk niet van weerhouden om dit toch ook voor te bereiden, zodat mensen van dezelfde rechten kunnen genieten.
Ik heb nog een bijkomende vraag. Ik heb daarstraks gezegd dat tot op heden blijkt dat nog niet alle vaders en meemoeders na de geboorte van een kind die volle tien dagen opnemen. Ik weet niet of u daarover cijfers hebt van het Vlaamse onderwijs. Op welke manier kunnen mensen anders toch nog meer worden aangezet om van dat recht gebruik te maken?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik begrijp dat collega Somers gelukkig toch enigszins in dezelfde lijn heeft geantwoord als ikzelf. We zullen dit in de schoot van de regering bespreken. Als we die beslissing nemen, zijn we voorbereid om ter zake te schakelen.
Ik kan u niet voor de vuist weg de cijfers geven over het opnemen van de huidige dagen die gelden. Anderzijds denk ik dat we daar ook niemand toe moeten gaan aanzetten. Ik denk dat eenieder wel degelijk op de hoogte is van de rechten die daaromtrent bestaan. Ik denk dat eenieder ook het recht heeft om al dan niet van dat recht gebruik te maken. Als we vaststellen dat die betrokken dagen niet altijd worden opgenomen, dan zal eenieder daar wel een goede reden voor hebben. Ik zou daar ook niet echt toe willen aanzetten. Ik denk dat die mensen dat mogelijkerwijze dan toch ook doen vanuit een zekere verantwoordelijkheidszin ten overstaan van hun werkgever. Gelet op de krapte die men soms nog heeft in de leraarskamer, is dat misschien dan ook niet zo slecht voor ons onderwijs.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, dank u wel. Dat u niet dadelijk die cijfers kunt geven, daar heb ik natuurlijk alle begrip voor. Ik kan die natuurlijk ook via een andere weg opvragen, via een schriftelijke vraag.
Wat de mogelijke reden betreft waarom niet alle mensen dat opnemen: dat is natuurlijk niet alleen een kwestie van keuze. Vanzelfsprekend onderschrijf ik dat dat opnemen een recht is, geen plicht, maar ik weet ook wel dat heel wat mensen dat niet altijd durven te vragen aan hun werkgever. Daarop doelde ik, vanzelfsprekend, en dat is iets wat we toch wel zouden moeten doorbreken, als dat kan.
U hebt de datum niet genoemd, maar ik begrijp dat u zich aligneert met uw collega van Binnenlands Bestuur en dat daarover op 18 december zal worden gepraat binnen de Vlaamse Regering. Ik heb met mijn vraag de aandacht willen vestigen op het feit dat er anders een ongelijkheid zou ontstaan, niet echt een lacune, maar een andere situatie voor personeelsleden die tewerkgesteld zijn in het onderwijs, voor de Vlaamse statutaire ambtenaren en de statutairen bij lokale besturen dan voor alle andere werknemers en zelfstandigen, en de federale ambtenaren. Dat zou toch niet wenselijk zijn, dus ik zou u echt willen vragen om met de regering op 18 december die beslissing te nemen om ook voor de onderwijspersoneelsleden dat geboorteverlof voor vaders en meemoeders te verlengen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.