Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Ongena heeft het woord.
Voorzitter, ik kan vrij kort gaan, want deze vraag is een klein beetje ingehaald door de actualiteit. Collega’s, dit gaat over verdrag 190 van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), dat de ratificerende partijen ertoe oproept een globale aanpak te maken tegen geweld en pesterijen op het werk. Aanleiding voor mijn vraag was de internationale dag tegen geweld tegen vrouwen. Naar aanleiding daarvan vroeg de IAO nog eens om dat verdrag snel te ratificeren. Dat leek me een terechte oproep.
We weten dat pesterij op het werk ook in ons land jammer genoeg voorkomt. Daarover worden regelmatig cijfers bekendgemaakt. In 2019 was het aantal meldingen zelfs gestegen, tot 12 procent. Dat is dus wel degelijk een probleem, en daarom wou ik eens informatie inwinnen. Ik heb begrepen dat de Vlaamse Regering zich daar ondertussen over heeft gebogen, terwijl mijn eerste vraag net was hoe het juist zit met die ratificatie, maar goed, minister, ik geef u de kans om dat te bevestigen.
Het lijkt me ook belangrijk om de andere vragen toch nog even te bekijken. Als dat verdrag wordt geratificeerd, en ik heb begrepen dat dat zal gebeuren, zullen er dan nog aanpassingen of verbeteringen in de regelgeving nodig zijn? Waar zou dat dan nog moeten gebeuren volgens u? Tegen wanneer hoopt u die ratificatie rond te hebben? Goed, dat zullen we dan wel zien. Welke andere maatregelen dringen zich sowieso op om te komen tot die geïntegreerde en inclusieve aanpak tegen geweld en intimidatie op de werkvloer?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Ongena, wat u zei, is terecht: op 27 november hebben we het verdrag goedgekeurd. Daar hoort een instemmingsdecreet bij, dat begin volgend jaar aan het Vlaams Parlement zal worden voorgelegd. Federaal gebeurt dat ook, en dan kan de ratificatie volgen.
Wat moeten we aanpassen? Met onder andere het Gelijkekansendecreet en het decreet Evenredige Arbeidsdeelname komen we voldoende tegemoet aan de bepalingen in het verdrag. Ik ben van oordeel dat er geen wijzigingen nodig zijn aan de Vlaamse regelgeving als we instemmen met het verdrag.
Ik kom tot de maatregelen. De preventie inzake geweld, intimidatie en grensoverschrijdend gedrag is een onderdeel van de wetgeving inzake welzijn op het werk. Dat is federale materie, maar ik geef natuurlijk wel impulsen inzake werkbaar werk. We hebben een actieplan voor werkbaar werk, waarmee we alle ondernemingen in Vlaanderen in de richting van dat werkbaar werk willen laten evolueren. Daar zitten op dit ogenblik geen specifieke acties inzake de preventie van grensoverschrijdend gedrag in, maar de aandacht voor wat werkbaar is, kan onrechtstreeks wel een positieve rol spelen bij het vermijden van negatief gedrag op de werkvloer. Als je bijvoorbeeld stress vermindert of werkt aan een positieve werksfeer, kan dat ook al geweld en intimidatie vermijden. Dat preventieve aspect mag je ook niet onderschatten.
We hebben ook werk gemaakt van het digitaal platform ‘Werkbaar werk’ van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV), waar we tools en praktijken die inzicht en inspiratie kunnen bieden, hebben gebundeld. Ook over respect op het werk en grensoverschrijdend gedrag kun je daar informatie vinden. Dat wordt dus wel meegenomen in de ‘good practices’. We zijn dus flankerend.
De heer Ongena heeft het woord.
Bedankt, minister, dat u dit naar aanleiding van mijn vraag op de agenda van de ministerraad hebt gezet. Laat mij even de illusie dat daar een oorzakelijk verband zou zijn.
Het is goed dat het ratificatiedecreet nu snel naar het parlement komt en dat we dat snel goedkeuren. Het is ook goed dat er een goed flankerend beleid wordt uitgewerkt. Hebt u zicht op de ratificatie bij de andere deelstaten? Want in ons land, complex als het is, moeten al die andere deelstaten het natuurlijk ook ratificeren. Kunt u daar nog iets over zeggen?
De heer Ronse heeft het woord.
Collega Ongena, bedankt om dat belangrijke thema hier ook op de agenda te zetten. Het is een belangrijk aspect van al onze acties in het kader van werkbaar werk. Ik onderschrijf de doelstelling volledig.
Er is één vorm van intimidatie en pesten op het werk die vaak onderbelicht wordt in alle werkzaamheden. Dat is ook iets wat wij als parlementslid vaak doorkrijgen, bij de N-VA althans. Het gaat over mensen die zich bewust niet willen laten syndiceren. Zeker in overheidsorganisaties of aan de overheid gelieerde organisaties worden die mensen doorgaans heel fel geïntimideerd. Ze hebben ook weinig kanalen om zich daartegen te verzetten of wat dan ook. Dat is een problematiek die absoluut niet te onderschatten is. Ik wil de minister vragen om ook daar aandacht voor te hebben, zodat wie zich bewust niet wil syndiceren, ook vrij is van intimidatie. Helaas is dat vandaag nog niet overal het geval, wel integendeel.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Ongena, ik denk dat het bij de andere deelstaten een beetje in hetzelfde tempo gaat. Ik voorzie dus een spoedige ratificatie. Maar ik ben natuurlijk een positief ingestelde mens.
Collega Ronse, intimidatie van wie zich niet syndiceert, kan natuurlijk niet. Ik intimideer mijn medewerkers op mijn kabinet alvast niet in de ene of de andere richting. Syndicale overtuiging is trouwens een discriminatiegrond. Dus als dat zo zou zijn, zijn er instrumenten om daartegen actie te ondernemen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.