Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Voorzitter, we blijven in zuidelijk Afrika. In 2021 gaat het laatste jaar van de landenstrategienota 2017-2021 in. Vanaf 2021 zal de samenwerking met het land worden geheroriënteerd van een ontwikkelingssamenwerking naar een politiek-economische diplomatieke samenwerking in de brede zin. We hebben het er naar aanleiding van de begrotingsbesprekingen en andere vragen om uitleg al verschillende malen over gehad. De samenwerking zal dan geen beroep meer doen op de middelen voor ontwikkelingssamenwerking.
Er bereikt ons echter al enkele jaren een constante stroom van verontrustende berichten uit Zuid-Afrika. Zo blijven de ‘plaasmoorde’, de roofovervallen op meestal blanke boeren, reeds jaren onderbelicht. Met die moorden gaan verkrachtingen en martelingen gepaard. Dit blijft een reusachtig probleem. De sadistische wijze waarop de ‘plaasmoorde’ worden uitgevoerd, wijst op een onderliggende haat en politieke motivering van de daders. De Zuid-Afrikaanse overheid weigert overigens de cijfers met betrekking tot de ‘plaasmoorde’ afzonderlijk bij te houden.
Er zijn steeds meer politieke organisaties en partijen in Zuid-Afrika die zich schuldig maken aan opruiende taal en zelfs aan het rechtstreeks oproepen tot geweld tegen de blanke bevolking van het land. Zo is de oprichter van de Economic Freedom Fighters in 2011 nog veroordeeld voor het zingen van het fascistische ‘Shoot the boer’. Ook het probleem van 'hate speech' op sociale media jegens de blanken in Zuid-Afrika wordt bij ons grotendeels genegeerd.
Minister-president, de coronacrisis lijkt de discriminatie in Zuid-Afrika nog te hebben aangescherpt. De pandemie leidde tot een afkondiging van de noodtoestand en zorgde voor enorm veel economische schade. U hebt er naar aanleiding van de vorige vraag om uitleg naar verwezen dat het er in Zuid-Afrika erg aan toegaat. Heel wat gezinnen lijden onder de economische malaise en 47 procent van de bevolking heeft gesteld financieel niet rond te komen om elke maand voldoende eten in huis te halen. Ik vind het bijzonder dat heel wat individuen en organisaties beweren dat de overheid systematisch hulp ontzegt aan organisaties die maaltijden en voedselpakketten verstrekken aan een te blank publiek.
Bent u op de hoogte van de discriminatie jegens de blanken in Zuid-Afrika? Is deze discriminatie en het anti-blank racisme volgens u structureel en tijdens de coronacrisis toegenomen?
Zal de problematiek van de ‘plaasmoorde’ en de discriminatie van de blanke boeren een rol spelen in de heroriëntatie naar politiek-economische samenwerking in 2021? Dat is een belangrijke vraag.
Hebt u tijdens deze legislatuur al een onderhoud met de afgevaardigde van de Zuid-Afrikaanse Regering gehad? Hebt u toen geïnformeerd naar de discriminatie van de blanke Zuid-Afrikaanse bevolking? Zo neen, bent u bereid dat bij de volgende gelegenheid te doen?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Voorzitter, de ‘plaasmoorde’ of ‘farm attacks’ zijn in Zuid-Afrika opnieuw sterk op de voorgrond gekomen na de moord op de jonge witte boer Brendin Horner op 1 oktober 2020. Die moord heeft de raciale spanningen in Zuid-Afrika opnieuw hoog doen oplopen en er zijn opnieuw hevige protesten uitgebroken aan het gerechtsgebouw en tegen de politie.
De witte Afrikanerboeren spreken van een genocide die bedoeld zou zijn om de witte landbouwers te verdrijven, maar de officiële misdaadcijfers spreken dit tegen. In een van zijn wekelijkse open brieven heeft president Ramaphosa erop gewezen dat de meeste slachtoffers van geweld in rurale gebieden arme zwarte mensen zijn. Statistisch gezien loopt een blanke boer minder kans om te worden vermoord dan de gemiddelde Zuid-Afrikaan. Ik weet niet of we van een witte genocide kunnen spreken. Elke moord is natuurlijk een moord te veel. Daar zeg ik niets over. Zuid-Afrika is een functionerende rechtsstaat en de ‘plaasmoorde’ zijn een van de vele uitdagingen die het politioneel en gerechtelijk apparaat moeten aanpakken. Het Zuid-Afrikaans gerecht heeft verklaard de misdaden verder te onderzoeken.
De problematiek van de ‘plaasmoorde’ zal de heroriëntatie naar een politiek-economische samenwerking niet tegenhouden. Zoals de term zegt, gaat het dan om een politiek-economische samenwerking en moeten dergelijke thema’s aan bod komen. Onze relatie met Zuid-Afrika zal niet langer een ontwikkelingshulprelatie zijn, maar zal een volwassen politiek-economische samenwerking zijn. De thema’s waarover in deze commissie en overal vragen worden gesteld, zullen deel uitmaken van de politieke samenwerking die we met Zuid-Afrika willen. Dat er ‘plaasmoorde’ plaatsvinden, betekent echter niet dat we die politieke samenwerking niet aangaan. Integendeel, een politieke samenwerking biedt ons de mogelijkheid om zaken waarbij we ons vragen stellen bespreekbaar te maken.
Op 22 oktober 2020 heb ik langs digitale weg een onderhoud met de zaakgelastigde van Zuid-Afrika gehad. We hebben onder meer de lopende landenstrategienota 2017-2021 en de overgang naar een sterke politiek-economische diplomatieke samenwerking besproken. Ook de COVID-19-crisis is aangehaald. Hoe kan het ook anders? De kwestie van de ‘plaasmoorde’ is niet aan bod gekomen. We volgen de toestand op en we zullen hierover bij de volgende gelegenheid zeker van gedachten wisselen.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor uw antwoord. Ik was even in de war omdat u over wit in plaats van over blank hebt gesproken. Misschien is dat politiek correcter. Ik weet het niet. Ik heb het liever over de blanke bevolking, want wit vind ik zeer neutraal.
U hebt gesteld dat de meeste slachtoffers van geweld zwarten zijn. Het zou er nog aan mankeren. Zij zijn de grootste bevolkingsgroep in Zuid-Afrika. Ze zijn ruimschoots in de meerderheid en indien er dan meer blanken het slachtoffer van gewelddelicten zouden zijn, zou dat niet uit te leggen vallen. Ik vind het geen argument dat de meeste slachtoffers van geweld zwarten zijn. Die ‘plaasmoorde’ zijn geen gewelddelicten, maar specifiek racistisch gemotiveerde moorden. Dat is de aard van mijn vraag om uitleg. Ik vind dat dit hier duidelijk mag worden gesteld.
Dat mag trouwens ook gebeuren tijdens uw besprekingen met de mensen van de Zuid-Afrikaanse ambassade of met de Zuid-Afrikaanse zaakgelastigde. Ik heb vernomen dat u dat vorige keer niet hebt gedaan. Ik vind dat een gemiste kans. U bent het engagement aangegaan om dat in het vervolg wel te doen. Ik hoop dat dit zal zijn gebeurd de volgende keer dat ik u hierover een vraag om uitleg stel.
Ik vind dat u die zaak bespreekbaar moet maken. U hebt met de samenwerkingsakkoorden de nodige hefbomen in handen om effectief meer dan een steen in de rivier te verplaatsen. Het is een belangrijke zaak, want u weet dat sinds de jaren 1990 omwille van effectief racistisch gemotiveerde zaken elke week minstens een boer op zijn erf door zwarte gangsters wordt vermoord. Het wordt door het regime gewoon gedoogd. Ik wil niet verder ingaan op alle andere mogelijke zaken, zoals de onteigeningswet, want dat zou ons te ver leiden, maar het is duidelijk dat in Zuid-Afrika een politiek wordt gevoerd die tegen de blanke bevolking is gericht. Het gaat vooral om de Afrikanerbevolking en ik vind dat we als Vlamingen, die enige verwantschap met deze mensen hebben, ook hier hun belangen moeten verdedigen.
De heer De Veuster heeft het woord.
Voorzitter, ik hoop dat Zuid-Afrika wel degelijk werk zal maken van het onderzoek naar de gruwelijke ‘plaasmoorde’ en de vervolgingen. Dit is zeker iets om op te volgen en ik ben blij te horen dat dit ook zal gebeuren.
Minister-president, ik heb u recent een schriftelijke vraag over de nieuwe samenwerking met Zuid-Afrika gesteld en ik hoop daar eerstdaags een antwoord op te krijgen. Aansluitend bij deze vraag om uitleg doe ik nog eens de oproep om de daarnet aangehaalde mogelijke dreiging van onteigeningen zonder compensatie op te volgen. Wat de academische samenwerking betreft, verdient zeker de plaats van het Afrikaans in het hoger onderwijs de nodige aandacht. Dit blijkt steeds meer in de verdrukking te komen. We hebben vandaag de nieuwsbrief van het Departement Cultuur, Jeugd en Media ontvangen, waarin aandacht wordt besteed aan twintig jaar samenwerking tussen Zuid-Afrika en Vlaanderen met betrekking tot het jeugdbeleid. Ik heb dit rapport nog niet volledig kunnen doornemen, maar op het eerste gezicht wordt deze samenwerking positief geëvalueerd. Ik hoop dat hiervoor in de toekomst de nodige aandacht zal blijven bestaan, maar ik lees dat dan wel in het antwoord op mijn schriftelijke vraag.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Ik denk niet dat nog bijkomende vragen zijn gesteld en dus zal ik het hierbij laten.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister-president, ik heb genoteerd dat u deze problematiek verder zult opvolgen. Ik hoop dat u dit in de sfeer van de net gevoerde discussie zult doen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.