Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer De Meester heeft het woord.
Om armoede te bestrijden, moet er op verschillende domeinen tegelijk en geïntegreerd ingegrepen worden: niet alleen in de domeinen Onderwijs, Economie en Welzijn maar uiteraard ook in het beleidsdomein Wonen. Lise Vandecasteele heeft een tijdje geleden minister Beke, bevoegd voor de armoedebestrijding, ondervraagd. Ze wou namelijk weten of hij er bij zijn collega-ministers op zou aandringen om specifieke maatregelen te nemen gericht op armoedebestrijding. Het antwoord van Beke was dat hij als minister wel coördineert maar niet superviseert en dat parlementsleden die vragen hebben over de rol van de minister van Wonen in de strijd tegen armoede, die aan de bevoegde minister moesten stellen. Bij dezen.
Onlangs is er door een van de grootste armoedebewegingen in Vlaanderen, Welzijnszorg vzw, een campagne gelanceerd over maatregelen die binnen het beleidsdomein Wonen genomen kunnen worden ter bestrijding van armoede. Die campagne heet ‘Wonen: onbetaalbaar? Onaanvaardbaar!’. In het campagnedossier worden enkele beleidsaanbevelingen opgelijst voor het Vlaamse niveau.
Welzijnszorg refereert aan een berekening van het platform Decenniumdoelen voor de financiering van bijkomende sociale woningen in de komende tien jaar. Wat vindt u van het voorstel om de middelen die vrijkomen door het afschaffen van de fiscale woonbonus in te zetten voor de bouw van sociale woningen?
De invoering op gewestelijk niveau van het systeem van een rollend renovatiefonds voor noodkoopwoningen kan erg nuttig zijn voor armoedebestrijding. Ik ken dat systeem uit Gent, en het werkt. Dit systeem kan echter toegankelijker gemaakt worden voor mensen in armoede door een regeling van voorfinanciering uit te werken. Kunt u zich vinden in dat idee en is daarover overleg mogelijk of al gepleegd met minister Demir?
Het debat over het al dan niet invoeren van een begrenzing van private huurprijzen kwam al enkele keren aan bod in de commissie. In Brussel werkt men aan de invoering van een paritaire huurcommissie met vertegenwoordigers van huurders en verhuurders, die de juridische bevoegdheid krijgt om geschillen over huurprijzen te beslechten. Dit systeem bestaat al in Frankrijk, Nederland en Luxemburg en een haalbaarheidsstudie toonde vorig jaar aan dat dit ook in België juridisch mogelijk is. Die paritaire huurcommissie beslecht de geschillen over huurprijzen op basis van een richthuurprijssysteem. Bent u bereid om te onderzoeken of het opportuun zou zijn om een dergelijk systeem ook bij ons in te voeren?
Minister Diependaele heeft het woord.
Mijnheer De Meester, als antwoord op uw eerste vraag staat hier op mijn papier een hele uitleg over hoe belastingen werken, maar dat is begrotingstechnisch. Ik zal u dan ook duidelijk mijn gedacht zeggen.
Ik ben zeer verwonderd over deze vraag en zeer teleurgesteld. Ik ben verwonderd omdat u er blijkbaar toch aandacht aan besteedt dat als u uitgaven wilt doen, u ook kijkt naar waar die inkomsten vandaan moeten komen. Dat vind ik zeer positief en ik kan dat alleen maar aanmoedigen. Ik zou hopen dat u of uw partij dat op alle mogelijke punten doet. Quod non, hebben we gisteren nog maar eens gezien in de plenaire vergadering. Ik vrees echter dat ik eerder teleurgesteld moet zijn omdat u aan zaken een draai geeft zoals het u uitkomt – dat moeten we waarschijnlijk aanvaarden in een politiek debat –, maar ook door uw gebrek aan kennis.
Ik heb al verschillende keren in deze commissie uitgelegd dat de besparing op de woonbonus niet zomaar geld is dat we in onze zak steken. Dat is juist het punt van die woonbonus. De woonbonus is begonnen in 2014. Telkens wanneer iemand een lening aanging, kreeg die het jaar nadien een soort van belastingaftrek. Dat betekent dat het bedrag jaar na jaar oploopt, omdat een lening tussen twintig en dertig jaar loopt. Dat betekent dat de totaliteit van de fiscale uitgaven voor de woonbonus jaar na jaar oploopt. Het is pas na twintig jaar dat de eerste leningen wegvallen en dat het bedrag naar beneden gaat.
Dat betekent dat wij al sinds 2015 met een stijgende fiscale uitgave zitten voor de woonbonus. Die is opgelopen tot ongeveer 1,5 miljard in 2019. Op dat moment hebben we het stopgezet. Dat betekent dat er in 2020 geen aanvragen voor hypothecaire leningen meer bij komen, maar het bedrag blijft wel nog gelijk, want de lening van die mensen loopt nog. Pas als alle leningen afbetaald zijn en het gedaan is met het fiscale voordeel, zullen onze fiscale uitgaven dalen.
Ofwel stelt u mij de vraag om nog een beetje te wachten met sociale woningen te bouwen en dan moeten we er nu gewoon mee stoppen en wachten. Ofwel snapt u het systeem niet goed. We zullen pas over tien of vijftien jaar het volledige bedrag ter beschikking hebben en dit jaarlijks uitsparen op de begroting.
Ik blijf ervan overtuigd dat het een goede beslissing was om de woonbonus stop te zetten. We hebben daarmee vooral een heel grote dienst bewezen aan de regeringen die na ons komen. Er nu voor pleiten om dat geld te gebruiken voor sociale woningbouw is echt niet verstandig, niet slim. Dat zou betekenen dat we veel minder sociale woningen zouden bouwen. Ik denk trouwens dat het deze legislatuur gecumuleerd 350 miljoen euro opbrengt, wat zeer beperkt is in het licht van die 1,5 miljard euro. Daar zullen we echt niet veel sociale woningen mee bouwen.
Het Noodkoopfonds valt onder de bevoegdheid van mijn collega-minister van Energie. Ik kan wel meegeven dat de renteloze lening niet wordt uitbetaald aan de noodkoper zelf, maar rechtstreeks aan de aannemers van de uitgevoerde werken. Hierdoor moet de noodkoper zelf niet instaan voor voorfinanciering. Daarnaast wordt in het kader van deze ondersteuning ook ingezet op de begeleiding van de noodkoper gedurende het volledige bouwproces en wordt hij zo maximaal ontzorgd. Voor meer informatie verwijs ik naar de bevoegde minister.
Dan kom ik tot uw laatste vraag over de begrenzing van de huurprijzen. Een van de basisprincipes van het private woninghuurrecht is de vrije bepaling van de huurprijs bij aanvang van de huurovereenkomst en de gereguleerde huurprijs in de loop van de huurovereenkomst. Om kandidaat-verhuurders over de streep te trekken om überhaupt in de private huurmarkt te stappen en te verzekeren dat verhuurders hun woning blijven verhuren, moet de verhuurder een redelijk nettorendement gegarandeerd kunnen worden. Dat is een basisprincipe. Als we dit niet kunnen garanderen, dreigen we potentieel heel wat verhuurders te verliezen. Dat kunnen we ons niet veroorloven, want we hebben ze meer dan broodnodig. Het zal u dan ook niet verbazen dat ik absoluut geen voorstander ben van een stelsel van dwingende huurprijzen of een regeling waarbij de contractueel overeengekomen huurprijs aangevochten kan worden. Om meer transparantie te brengen in de huurprijzen, stelt het Vlaamse Gewest wel de Huurschatter ter beschikking.
Ik meen nochtans in de vorige vraag gehoord te hebben dat u begrip opbrengt voor het feit dat mensen rendement willen. Dat was dan bij SVK Pro, maar dat geldt evengoed voor verhuurders. Op het moment dat we het rendement zullen beperken door wat dan ook, dan heeft dat twee zeer slechte gevolgen. Ten eerste worden mensen ontmoedigd om te investeren in onroerend goed, wat voor het klimaat een zeer slechte zaak zou zijn en ook voor de woningkwaliteit. We hebben absoluut nood aan die investeringen. Ten tweede bestaat de mogelijkheid dat die mensen foert zeggen omdat ze het sop de kolen niet meer waard vinden en een andere belegging zoeken. Daardoor zouden we minder aanbod krijgen. Dat kunnen we missen als kiespijn, want er is een tekort op de woningmarkt. We hebben het aanbod dus broodnodig.
De heer De Meester heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is altijd leuk om te zien hoe gepassioneerd u opgaat in begrotingskwesties. Ik deel die passie, wat u misschien zal verwonderen.
Ik besef uiteraard dat de afschaffing van de woonbonus niet meteen tot een stortvloed aan miljarden euro's leidt. Ik besef dat er een soort vertragingseffect is en dat dit pas na vele jaren zijn volle voordeel zal hebben. Dat was natuurlijk ook mijn vraag niet. Mijn vraag was of de budgettaire ruimte die gecreëerd wordt door de afschaffing – die inderdaad stapsgewijs zal verlopen – van de maatregelen bijkomend bestemd kan worden voor de bouw van sociale woningen. Het zou een cool systeem zijn om de middelen op een of andere manier impliciet te oormerken, zodat we volume kunnen creëren voor de sociale woningbouw.
Minister, dan kom ik tot de begrotingsdiscussie. Het zal u misschien verbazen, maar elke keer als wij een uitgave voorstellen, dan denken wij ook na over de inkomsten. Het is evident dat je geen geld kunt uitgeven dat je niet hebt. Ik kan u geruststellen dat we daar wel degelijk altijd over nadenken.
Dan ten tweede, ik verschil met u van mening over de gereguleerde huurprijzen. Onze meningsverschillen zijn zelfs fundamenteel en grondig. Ik heb er drie opmerkingen over. Vooreerst, u moet eens naar het buitenland kijken. Er zijn veel grote steden, zoals Berlijn en Parijs, om er maar een paar te noemen, waar men met exact hetzelfde probleem geconfronteerd wordt, namelijk een ontsporende private huurmarkt. Daar beseft men wel dat men uiteindelijk geen andere oplossing heeft dan de huurprijzen een stuk te gaan reguleren.
Voorts is het evident dat op de private huurmarkt de verhuurder een bepaald rendement wil. Ik geloof niet dat private verhuurders een woning verhuren om erop te verliezen. Maar daarover gaat het niet. Het gaat over huurprijzen die ontsporen, over een conflict tussen private belangen en het recht op betaalbaar wonen. Als overtuigd liberaal moet u, minister, er toch eens wat liberale klassiekers op gaan nalezen. Ook zij verzetten zich tegen bijvoorbeeld woekerprijzen, die marktverstorend werken. Er is een structurele ontoegankelijkheid van de huurmarkt voor een steeds grotere groep. Ik probeer na te denken over systemen om te garanderen dat wantoestanden aangepakt worden. Het systeem van een paritaire commissie lijkt mij nog niet zo slecht. Zelf pleit u altijd voor een evenwicht tussen de belangen van huurders en verhuurders. In een paritaire commissie installeer je dat. Je hebt daar ook de stem van de verhuurders. U zegt dat er ook naar de verhuurders geluisterd moet worden; welnu dat is opgelost met het systeem van een paritaire commissie. Ik begrijp niet zo goed waarom u zich daartegen verzet.
De heer Veys heeft het woord.
Ik heb nog een bijkomende vraag over een specifiek deeltje van de vraag van collega De Meester, namelijk over het oprichten van een rollend noodkopersfonds. Dat betreft een groep die een specifieke aanpak vergt. Ongeveer 2 procent van de eigenaars zijn noodkopers, die een woning kopen en dan geen middelen hebben om die te renoveren. Minister, u verwees al naar de oproep van het noodkoopfonds samen met minister Demir. Ik heb dat eens onderzocht. Er was 15,5 miljoen vrijgemaakt voor een doelstelling van 620 woningen. Op die eerste oproep zijn slechts voor 7,7 miljoen euro voorstellen ingediend en toegekend, en dat betreft 380 woningen. Ik kan mij inbeelden dat u zich daar wat zorgen over maakt en zich afvraagt of u daarvoor wel genoeg doet. Het budget wordt wel overgezet naar volgend jaar, wat een goede zaak is. Zou het kunnen dat dit noodkopersfonds niet genoeg bekendgemaakt is? Denkt u dat er meer inspanningen moeten gebeuren om de noodkopers te bereiken, via de lokale besturen bijvoorbeeld? Ik weet dat het een gedeeld dossier is waarin minister Demir de trekker is, maar voor het woonbeleid is het toch een essentiële maatregel.
Minister Diependaele heeft het woord.
Mijnheer De Meester, wij delen een passie voor de begroting. Passie is zowat het enige waarvoor iemand wakker mag liggen, en ik beken dat ik ook over begroting wakker lig. Maar goed, dat is minder leuk. Je moet wel weten dat de begrotingsregel is dat inkomsten in één grote pot gaan en uitgaven uit die grote pot komen. Je kunt daar politieke afspraken over maken, maar begrotingstechnisch oormerken wordt niet gedaan. In die zin moet ik neen zeggen op uw vraag. Dat u nadenkt over alle uitgaven die uw partij voorstelt, vind ik een goed grapje.
Wat die paritaire comités betreft, is mijn opmerking dat het heel dikwijls gaat om individuele verhuurders. Als ik mij niet vergis, is 60 procent van de verhuurmarkt in handen van individuen, van particuliere verhuurders. Dat gaat meestal om mensen die één of twee woningen hebben geërfd of wat dan ook, of een kleine investering gedaan hebben. Om dat allemaal te gaan voorleggen aan een paritair comité, zie ik niet bepaald zitten.
Wat het noodkoopfonds betreft, mijnheer Veys: dat is de bevoegdheid van minister Demir. Ik kan daar niet direct een sluitend antwoord op geven. Het niet uitgegeven budget wordt inderdaad geruiterd. Meer weet ik eigenlijk niet. Wij hebben een soortgelijke discussie gehad over het Fonds ter bestrijding van de uithuiszettingen. Mevrouw Moerenhout zegt nu dat huurders dat fonds niet kennen. Maar het zijn de OCMW’s die er gebruik moeten van maken. Zij kennen het wel degelijk. Wat is dan de reden dat men van het noodkoopfonds geen gebruik maakt? Wij proberen dat nu te achterhalen. Maar een begrotingscijfer is altijd een raming die men probeert te maken. In elk geval blijft het budget ter beschikking en het wordt ‘geruiterd’, zoals dat heet: het wordt overgedragen naar volgend jaar.
De heer De Meester heeft het woord.
Ik wil toch nog kort iets zeggen over het oormerken van de middelen. U kunt dat inderdaad begrotingstechnisch niet. Daarom heb ik ook gesproken van ‘impliciet’ oormerken. Daarmee bedoel ik exact waarnaar u hebt verwezen. U zegt zelf dat er daarover politieke afspraken kunnen worden gemaakt. Wel, dat is nu precies mijn voorstel: laat ons daarover een politieke afspraak maken.
Minister Diependaele heeft het woord.
Natuurlijk zouden wij daarover een politieke afspraak kunnen maken, mijnheer De Meester. Het gaat over 350 miljoen euro die wij nu al besteed hebben aan de verlaging van de registratierechten. Maar in een democratie kun je geen politieke afspraken maken voor de volgende legislatuur. Dat is misschien ook een nieuwe les voor u, mijnheer De Meester. Ik kan nu de volgende regeringen niet binden. In een democratie heb je op geëigende tijdstippen een verkiezing, zoals wij er een gaan hebben in 2024. Alles wat daarna komt, kan ik nu niet gaan vastleggen. Ik zou dat wel decretaal kunnen, maar dat kan begrotingstechnisch niet.
De heer De Meester heeft het woord.
Ik pleit toch voor enige politieke creativiteit. Wij leggen bijvoorbeeld ook klimaatdoelstellingen vast, tegen 2050. Waarom kunnen wij dan geen doelstellingen op het vlak van sociale woningbouw vastleggen tegen 2030 of 2050? Ik weet dat u dat begrotingstechnisch allemaal niet decretaal kunt verankeren en al wat je wilt, maar een beetje politieke creativiteit zou toch wel mogen, in het belang van de betaalbaarheid op de huurmarkt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.