Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Maertens heeft het woord.
Voorzitter, minister, deze vraag is ook weer van belang voor de haven van Oostende en andere havens in Vlaanderen, en ook voor de scheepvaart en visserij in Vlaanderen. De Franse overheid heeft concrete plannen om voor de kust van de Noord-Franse havenstad Duinkerke, niet ver van onze kustlijn, een groot windmolenpark te bouwen. Het zou een oppervlakte van maximaal 50 vierkante kilometer bestrijken en 10 kilometer van de kust liggen. De ingebruikname is gepland voor 2026. Op zich is dat een zeer goede zaak. Ook de Fransen investeren in windmolenparken op zee. Dat is de toekomst, ook voor Vlaanderen.
Het windmolenpark overlapt echter de historische vaarroute tussen Oostende en het Verenigd Koninkrijk, waar decennialang een ferryverbinding was. Die is weggevallen, maar door de brexit zouden er plannen zijn om deze nieuw leven in te blazen. Nog belangrijker is dat die vaargeulen gebruikt worden door andere zeeschepen, vissersboten en pleziervaartuigen.
De Franse overheid heeft de begrenzing van de projectzone aangepast om ze niet te laten interfereren met de vaarroutes van en naar de haven van Duinkerke. Voor het chauvinistische Frankrijk zoals we het kennen, zou het vreemd zijn mocht het anders zijn. Tegelijk houdt diezelfde overheid jammer genoeg geen rekening met de interferentie met de vaarroutes van en naar de Vlaamse havens. Dat is een potentieel probleem. Men had gemakkelijk het windmolenpark kunnen inplannen op een andere locatie die geen nadelen zou berokkenen aan Vlaamse havens en schepen.
In deze context kaartte de haven van Oostende deze problematiek in maart 2018 aan bij toenmalig federaal minister De Backer, bevoegd voor de Noordzee. Tot op vandaag wijzigt Frankrijk zijn plannen echter niet, tot grote frustratie en ergernis van de haven van Oostende.
Minister, bent u op de hoogte van de concrete plannen van Frankrijk? Wat is uw standpunt hierover?
Hebt u hierover reeds overlegd met de vorige of huidige federale minister van de Noordzee? Zo ja, wat was het resultaat van dit overleg? Zo neen, is er overleg gepland of bent u bereid om dat te doen?
Hebt u reeds een overleg gehad met haven van Oostende en eventueel andere havens, want die kunnen ook betrokken zijn bij deze problematiek? Wat was het resultaat daarvan?
Mijn slotvraag gaat over artikel 24 van het VN-Zeerechtverdrag van Montego Bay. Dit impliceert een verbod voor staten om vaarroutes naar havens in buurlanden te belemmeren, bijvoorbeeld door infrastructuurwerken. Net dat is wat hier dreigt te gebeuren.
Stel nu dat de federale overheid niet van plan is de zaak aanhangig te maken bij het Internationale Zeerechttribunaal als het overleg tussen België en Frankrijk niet het gewenste resultaat oplevert, bent u dan bereid om hierin namens de Vlaamse overheid de nodige stappen te zetten? Ik heb daarover juristen geraadpleegd, die veel meer deskundig zijn dan ikzelf, en zij beweren dat het wel degelijk zou kunnen dat Vlaanderen in de plaats treedt van België en het Zeerechtverdrag probeert te handhaven.
Minister Peeters heeft het woord.
Ik ben op de hoogte van de plannen van de Franse overheid. Op dit ogenblik loopt er rond deze plannen een inspraakprocedure. Er kunnen bezwaren of opmerkingen geformuleerd worden tot en met 20 december 2020. De federale en Vlaamse kabinetten hebben hierover eind augustus overlegd. Er werd de afspraak gemaakt dat we gezamenlijk een gecoördineerde opmerking zullen formuleren in het kader van die inspraakprocedure. Ook de havens zullen hieraan meewerken. Zowel de haven van Oostende als de andere Vlaamse havens zijn betrokken bij de verschillende overlegmomenten. Zij zullen ook mee participeren in de gecoördineerde reactie die we zullen formuleren in het kader van de inspraakprocedure.
Wat uw vierde vraag betreft, moet ik u vragen om vertrouwen te hebben in de federale overheid. De Federale Regering volgt dit dossier van heel nabij op. Huidig federaal minister van Noordzee Van Quickenborne zal mij te allen tijde briefen over welke volgende stappen er eventueel gezet zullen worden. We volgen het dus van zeer nabij op. Ik moet nu nog niet onderzoeken welke mogelijke stappen ik zou moeten ondernemen mocht mijn collega aan federale zijde in gebreke blijven. Ik denk niet dat dit zich zal voordoen.
De heer Maertens heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het heel duidelijke antwoord. Het zijn stappen in de goede richting. Ik hoop op een gunstig resultaat. We zullen moeten zien wat het gecoördineerde bezwaarschrift of het gecoördineerde advies van Vlaanderen met de federale overheid en de havens teweegbrengt aan Franse zijde. Op het moment dat men toch wil doorzetten, moeten we alle middelen inzetten om dat te vermijden.
Ik ben niet per se en a priori wantrouwig tegenover de federale overheid, maak u niet ongerust. Ik kreeg toch signalen – maar die zijn dan sinds augustus misschien gewijzigd – dat er met de voorganger van minister Van Quickenborne weinig schot in de zaak kwam. Ik weet niet of de afkomst en de woonplaats van de minister daar iets mee te maken had. In elk geval is het een goede zaak dat dit behartigd wordt en hopen wij op een gunstig resultaat. We zullen het in elk geval blijven opvolgen.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Ik heb ongeveer een jaar geleden in december dezelfde vraag om uitleg gesteld aan minister-president Jambon. Ik heb hem die vraag gesteld als minister van Buitenlands Beleid. Hij zei me toen dat het een bevoegdheid is van de federale minister van Noordzee. We hebben het geluk een West-Vlaamse federale minister bevoegd voor de Noordzee te hebben.
De minister-president zei toen dat de Vlaamse diensten goed in overleg zijn met de federale collega's, zoals u ook hebt gezegd. De Vlaamse belangen in dit dossier zijn niet min, want het windmolenpark voor de kust van Duinkerke zal op verschillende vlakken een impact hebben, namelijk op de vaarroute tussen Engeland en de haven van Oostende, op het leefmilieu en op de communicatie-instrumenten, meer bepaald de radar die vaartuigen gebruiken.
De minister-president zei toen ook dat de samenwerking met het bevoegde kabinet zeer goed verloopt. Ik heb dus totaal andere informatie gekregen van minister-president Jambon. Als zou blijken dat het dossier negatief evolueert, zou hij eventueel verdere stappen ondernemen om de Vlaamse belangen te verdedigen.
Minister-president Jambon zei dat het toen niet aan de orde was omdat de toenmalige premier Wilmès de bezorgdheden heeft aangekaart bij de toenmalige Franse premier Philippe, en dat Frankrijk al het mogelijke zou moeten doen om tot een compromis te komen met zijn buurlanden, dus ook met ons. Zij gaf, volgens onze minister-president, indirect de boodschap aan Frankrijk dat juridische stappen bij gebrek aan een dergelijk compromis wellicht onvermijdelijk zijn.
Het is dus een grote bezorgdheid. Maar als zowel minister-president Jambon als u, minister, deze bezorgdheid deelt en dit nauwgezet opvolgt samen met de federale collega’s, dan kunnen we ten overstaan van de Fransen ons punt maken, dat ze hun plannen eventueel kunnen aanpassen zodat die vaarroutes die echt wel belangrijk zijn voor onze havens, niet in gevaar komen. Ik zal dit zeker mee helpen opvolgen. Dank u wel, minister, voor de nodige aandacht voor dit dossier.
De vraag om uitleg is afgehandeld.