Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over de garantie dat mensen met een handicap bij de behandeling van COVID-19-patiënten niet gediscriminineerd worden
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
In de eerste piek van de coronacrisis formuleerde de Belgische Vereniging voor Gerontologie en Geriatrie (BVGG) een richtlijn met betrekking tot het overbrengen van ernstig verzwakte ouderen van wie duidelijk is dat ze COVID-19 niet zullen overleven. Die communicatie heeft toen voor heel wat onrust gezorgd. Er waren verhalen, ook in de coronacommissie bijvoorbeeld, dat sommige ambulanciers zouden hebben geweigerd ouderen over te brengen naar ziekenhuizen. Nu is er de tweede golf, met ziekenhuizen die opnieuw vollopen en zwaar onder druk staan, en is er dus opnieuw de vrees bij ouderen en personen met een handicap dat dergelijke zaken zich opnieuw zouden kunnen afspelen.
Minister, vandaar mijn vragen. Kunt u de ouderen en personen met een handicap geruststellen met betrekking tot hun recht op opname in de dienst intensieve zorgen en in het ziekenhuis in het algemeen? Zult u een beroep doen op de organisaties die de rechten van die groepen verdedigen om die geruststellende boodschap te brengen en zo die onrust weg te nemen?
Minister, mijn vraag gaat specifiek over mensen met een beperking, maar natuurlijk onderschrijf ik ook de vraag van collega Saeys wat de ouderen betreft. We hebben allemaal de verhalen gehoord van ouderen die niet meer naar een hospitaal werden gebracht, hetzij omdat de ambulanciers dat niet wilden, hetzij omdat de ziekenhuizen patiënten vanuit woonzorgcentra weigerden. Ik weet niet of dat cowboyverhalen zijn, maar we hebben die allemaal gehoord, hetzij in de coronacommissie, hetzij via de media.
Nu is er echter ook de vrees bij de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap (NHRPH) dat ook die personen enigszins zullen worden gediscrimineerd. Men is bezig met het opstellen van een lijst met een reeks ethische criteria waaraan de dokters hun beslissing moeten toetsen. Blijkbaar staan de mensen met een beperking niet op die lijst, of wordt daar eigenlijk niet over gesproken bij die criteria. De ondervoorzitter van de NHRPH vreest dat die mensen in de kou zullen komen te staan, dat ze, omdat de druk in de ziekenhuizen nog steeds groot is, zoals collega Saeys zei, niet zullen worden opgenomen in sommige ziekenhuizen of door sommige dokters. Ze vraagt dus garanties.
Men verwijst ook naar Wallonië, waar reeds getuigenissen zijn over besmette personen met een handicap die vanuit de instelling niet naar het ziekenhuis werden overgebracht in een noodtoestand. Ik denk dat we dat niet kunnen aanvaarden, dat iedereen recht heeft op dezelfde zorg, hetzij ouderen, hetzij mensen met een beperking. Vandaar ook mijn vragen.
U bent daar ongetwijfeld van op de hoogte: zijn daar duidelijke afspraken rond gemaakt om dit te voorkomen? Welke afspraken zijn er gemaakt? En wat gaat u doen als er nog geen afspraken gemaakt zijn, gelet op het feit dat dit een acuut probleem is? Tegen wanneer zullen die maatregelen genomen zijn, zodat iedereen recht heeft op dezelfde zorg?
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, bedankt voor deze vraag. Het is een belangrijke vraag.
Ik ben niet op de hoogte van de Waalse situatie waarbij personen met een handicap niet overgebracht zouden worden naar een ziekenhuis. Wat mij betreft zal ieder persoon die nood heeft aan zorg, opgenomen worden in het ziekenhuis. Dat is voor mij absoluut een belangrijk principe. Het is de behandelende arts die een uitspraak doet over de gezondheidstoestand van een patiënt als persoon, als individu, en beslist of een ziekenhuisopname nodig is, die dan ook uitgevoerd moet worden.
Nergens worden in de richtlijnen en draaiboeken criteria vermeld over wie wel en wie niet naar een ziekenhuis mag of kan. De beslissing tot verwijzing naar een ziekenhuis ligt bij de coördinerend en raadgevend arts (CRA) of de medisch verantwoordelijke en de behandelende arts. Die principes werden bevestigd in het overleg dat ik had met de vertegenwoordigers van de Belgische geriaters en gerontologen in oktober. Ik heb dat overleg opgestart net omdat ik wilde vermijden dat een situatie zoals in maart, en een communicatie en interpretatie zoals in maart, zich opnieuw zou voordoen. Het doel is dat elke patiënt de juiste medische zorgen krijgt op de juiste plaats. Als er nood is aan hospitalisatie, dan moet dat gebeuren. De verwijzing naar een ziekenhuis gebeurt steeds met dezelfde zorgvuldigheid en in overleg met de patiënt en de familie en omgeving. Het kan niet dat er groepen worden uitgesloten, niet op leeftijd, niet op een handicap.
Alle maatregelen en richtlijnen inzake COVID-19 worden besproken in de projectgroep Richtlijnen van de taskforce, waarin ook de koepelorganisaties vertegenwoordigd zijn. Voorstellen tot wijzigingen worden met hen besproken. Daarnaast kunnen er, op basis van signalen uit het werkveld, aangepaste maatregelen worden uitgewerkt of een advies worden bezorgd aan de Vlaamse taskforce. In die taskforce is ook de Vlaamse Ouderenraad vertegenwoordigd. Zij kunnen adviezen geven, moeilijkheden signaleren enzovoort. Zo werkte de Vlaamse Ouderenraad een advies uit inzake de garanties voor ouderen in coronatijden. De elementen uit dit advies werden dan ook opgenomen in het beleid inzake de richtlijnen en draaiboeken.
Ik zal via de Vlaamse taskforce en de betrokken agentschappen vragen om in hun communicatie aan de professionele organisaties, in het bijzonder de vergunde en erkende zorgaanbieders, de gebruikersverenigingen, de bijstandsorganisaties, de diensten ondersteuningsplan, te blijven beklemtonen dat personen met een handicap en ouderen in geen geval als minder prioritair dan andere burgers kunnen worden beschouwd voor de opname in een ziekenhuis, en hun vragen deze geruststellende boodschap ook over te brengen aan de gebruikers.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Het is inderdaad heel belangrijk dat er zeker en vast een duidelijke boodschap is naar ouderen en naar personen met een beperking dat zij de mogelijkheid hebben, wanneer dat in overleg gebeurd is met eenzelfde familie en de arts, om opgenomen te worden in een ziekenhuis of op intensieve zorgen. Het is belangrijk dat we naar de zorginstellingen toe die boodschap blijven herhalen en dat er geen richtlijnen meer worden uitgevaardigd waar enige ongerustheid of dubbelzinnigheid uit kan voortkomen, zoals we gezien hebben tijdens de eerste golf.
Ik heb gewoon verwezen naar getuigenissen uit Wallonië. U verwijst zelf graag in uw antwoorden op bepaalde vragen naar Wallonië en Brussel, vandaar dacht ik: ik ga het ook maar eens doen.
Ten tweede, en eigenlijk belangrijker, wil ik zeggen dat ik tevreden ben met uw antwoord. U zegt namelijk dat iedereen – ook een oudere, ook een persoon met een handicap – recht heeft op dezelfde zorg in een ziekenhuis als het nodig is. We mogen niet discrimineren op leeftijd en ook niet op handicap. Evenals u en als collega Saeys denk ik dat we dit zeker moeten communiceren. Ik heb mijn vraag om uitleg ingediend op basis van de angst die er leeft bij sommige mensen dat er wel gediscrimineerd wordt. Als u die communicatie doet, zal ook die angst verdwijnen.
Ik heb nog een vraag. U zegt dat het, wat betreft ouderen en personen met een handicap, de coördinerend en raadgevend arts en de behandelende artsen zijn die zullen beslissen. Ik zou daar in vele gevallen toch ook de familie bij betrekken. We hebben deze week, dankzij het initiatief van collega Vaneeckhout en collega Parys, hoewel we er allemaal van op de hoogte waren, nogmaals gehoord dat sommige ouderen in een woonzorgcentrum helemaal geen bezoek meer kregen van familie of vrienden, dat ze echt helemaal alleen op deze wereld waren. Mijn vraag is hier: hoe kunt u garanderen dat ook voor deze mensen dezelfde zorg gegarandeerd zal worden, omdat zij absoluut niet mondig zijn? Ik wil niemand zomaar beschuldigen, maar het is dan misschien wel gemakkelijker om te zeggen: het lijkt ons niet meer nodig om die persoon naar een ziekenhuis te brengen. Dat is mijn bezorgdheid. Maar ik herhaal dat ik wel tevreden ben met uw antwoord.
De heer Anaf heeft het woord.
Ik zou me graag kort willen aansluiten bij deze belangrijke vragen, met twee zaken. Ik wil eerst de hoorzitting met Geert Meyfroidt en de intensivisten in de coronacommissie nog eens in herinnering brengen. De voorzitter heeft dat ook al gedaan. Ik heb daaruit geconcludeerd dat ook in de eerste golf de richtlijnen al wel waren dat er geen discriminatie mocht zijn van bijvoorbeeld ouderen en personen met een handicap, maar dat die richtlijnen soms te streng geïnterpreteerd werden op het terrein. Ik denk dus dat dat iets is wat we nu absoluut moeten vermijden. Minister, welke inspanningen hebt u gedaan om ervoor te zorgen dat die richtlijnen overal op een goede manier zullen worden geïnterpreteerd?
Ten tweede volg ik u helemaal dat we ook vooral een geruststellende boodschap moeten brengen. Die wilt u onder andere ook geven aan de voorzieningen. Maar ik denk dat u zelf ook wel een geruststellende boodschap kunt brengen. Want als ik goed geïnformeerd ben, zou u moeten beschikken over de cijfers over ziekenhuisopnames van rusthuisbewoners en van personen uit voorzieningen. Ik denk dus dat het geen slechte zaak zou zijn om die cijfers te geven, al weet ik niet of u dat nu kunt. Maar als u die communicatie doet, zou u die zeker het best meegeven. De richtlijnen zijn één zaak, en zeggen dat het niet meer mag gebeuren een tweede, maar ik denk dat het meegeven van cijfers die aantonen dat er effectief mensen worden opgenomen, ook kan helpen om die geruststellende boodschap te ondersteunen.
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Dit zijn inderdaad wel belangrijke vragen. Iedereen heeft recht op zorg heeft en niemand mag uitgesloten worden. Minister, u zegt dat de arts beslist. Ik denk dat dat ook terecht is, dat we vertrouwen moeten hebben in de artsen en het medisch personeel en dat zij de juiste beslissing nemen om al dan niet over te gaan tot opname.
Ik denk nog even terug aan de eerste golf en de opname van personen met een beperking. Collega Anaf vraagt of het mogelijk is om daarover cijfers te krijgen. Ik denk dat we dan toch ook wel de hele context, het hele verhaal moeten bekijken. Ik hoorde van voorzieningen dat, als een persoon met een beperking naar het ziekenhuis moest, daarvoor in het ziekenhuis ook extra begeleiding moest worden voorzien, een een-op-eenbegeleiding. Vaak kunnen die mensen zichzelf namelijk niet uitdrukken, is het voor hen moeilijk om te zeggen wat er aan de hand is. De opvoeders zien vaak al aan het gezicht van een persoon wat er scheelt. Ik denk dat we dat dus allemaal in de context moeten bekijken. Want het moet ook mogelijk zijn om te voorzien in een een-op-eenbegeleiding. Ik denk dat in bepaalde omstandigheden de persoon in kwestie goed verzorgd kan worden in de voorziening zelf. Ik denk inderdaad ook dat we de angst er wel heel hard uit moeten halen en moeten aangeven dat iedereen recht heeft op zorg en dat de arts beslist, want hij of zij heeft daarvoor de meeste medische kennis.
Ik ben blij dat u ook in interactie treedt met de Ouderenraad en met de gebruikersraden, want het is belangrijk dat ook de stem van de betrokkenen wordt gehoord om die beslissingen mee te nemen.
Minister Beke heeft het woord.
Bedankt voor deze belangrijke vragen, collega’s. Er is verwezen naar de richtlijnen van maart. We hebben vooral naar aanleiding van een – wat mij betreft – foute communicatie en interpretatie, een foute setting van de richtlijnen van de geriaters, zelf contact opgenomen met de Belgische geriaters om daar in oktober opnieuw over te spreken. We hebben daar samen een communicatie rond gevoerd, net om te vermijden dat de indruk gewekt zou worden dat er een onderscheid gemaakt zou worden. Iedereen heeft dezelfde bezorgdheid.
Op 24 maart heb ik gezegd dat ik het niet eens ben met de wijze waarop dat toen in de media gebracht werd, alsof dat de boodschap zou zijn. We hebben daarnaar gehandeld.
Twee, ik heb inderdaad aan Sciensano gevraagd dat men een uitfiltering zou doen wat de ziekenhuisopnames betreft, om te kijken of er opnames zijn vanuit de woonzorgcentra, en zo ja welke. We hebben die cijfers gekregen.
Er is een verschil tussen de regio’s wat de woonzorgcentra betreft. In Vlaanderen moet er bij een opname in een woonzorgcentrum een levenseindeplan worden opgemaakt, met de bewoner en de familie. Bij de opname wordt dat gesprek aangegaan, dat is natuurlijk geen gemakkelijk gesprek, dat kunnen we ons wel voorstellen. Er wordt doelbewust daarover gesproken. Er wordt in rekening gebracht hoe een eventuele ziekenhuisopname moet verlopen.
In mijn gesprekken met de woonzorgcentra verwijzen zij daar regelmatig naar. Ik heb getuigenissen gezien en gehoord inzake de ziekenhuizen die de patiënt niet wilden overnemen. Toch komt men vaak terug op de gemaakte afspraken en de beoordeling op welke manier het palliatieve proces – want daarover gaat het dan dikwijls – het beste kan gebeuren, samen met de familie en de omstaanders. Dat verklaart misschien wel een en ander.
De cijfers van de woonzorgcentra zijn terug te vinden op diverse websites, de website van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) bijvoorbeeld. Op 15 november waren er een elftal opnames vanuit een VAPH-voorziening.
De rol van de coördinerend en raadgevend arts (CRA) in de woonzorgcentra is daarbij belangrijk. We hebben die uitgebreid, die wordt niet meer louter op basis van het aantal rvt-bewoners (rust- en verzorgingstehuis) maar veralgemeend gefinancierd. Dat is ingegaan op 1 juli. Dat was een element van de coronacommissie en we hebben daar onmiddellijk uitvoering aan gegeven.
Als er mensen uit een voorziening naar het ziekenhuis gaan, gaat er iemand van de voorziening mee ter ondersteuning van het personeel in het ziekenhuis, dat is ook buiten coronatijden zo. Bij doven en slechthorenden moet het ziekenhuis normaal gezien ondersteuning voorzien. Ik heb al gehoord dat dat niet altijd het geval is.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik heb daar niet veel aan toe te voegen. Het zal inderdaad zeer belangrijk zijn om die boodschap zeer goed en duidelijk te brengen en om zo die ongerustheid weg te nemen.
Minister, ook ik hoop dat met dit antwoord op onze vragen de angst bij heel wat mensen wordt weggenomen. Ik zou u, maar ook mijn collega’s, die als parlementsleden veel boodschappen uitsturen over het welzijn, de sector, ouderen en personen met een beperking, willen oproepen om allemaal samen diezelfde boodschap te versturen, om zo inderdaad de angst bij die mensen weg te nemen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.