Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Mijn vraag gaat over de participatie van senioren op gemeentelijk vlak. Onlangs verscheen op de website van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) een ‘plezante’ tabel met de beleidsdomeinen waarvoor de gemeenten al dan niet verplicht zijn inspraak te organiseren. Bij de senioren werd geen enkel inspraakorgaan vermeld. Het was zelfs geen verplichting om inspraak te garanderen. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld Jeugd, waarbij dat wel verplicht is – wat ik een goede zaak vind – maar voor senioren dus niet. Sommige gemeenten stimuleren dat, andere niet. Dat moet ik u waarschijnlijk niet uitleggen met uw gemeentelijke ervaring. Bovendien zijn sedert begin 2017 de provincies niet langer bevoegd voor senioren, waardoor heel wat provinciale raden afgeschaft werden.
Conclusie: in heel wat gemeenten zijn er geen specifieke inspraakmogelijkheden meer voor deze bevolkingsgroep, die nochtans elke dag aangroeit. Ik heb dan ook de volgende vragen, minister.
Vindt u het logisch en wenselijk dat vanuit het gelijkekansenbeleid, waarvoor u bevoegd bent, de steeds grotere groep senioren geen inspraak meer heeft qua gemeentelijke participatie?
Plant u bepaalde initiatieven om dit eventueel te verankeren in het lokale beleidsniveau, naar analogie met Jeugd? Zo ja, aan welke initiatieven en eventueel andere maatregelen denkt u concreet?
De Vlaamse Ouderenraad is een officieel Vlaams adviesorgaan. Tijdens de hoorzitting in de commissie Welzijn over corona heeft een vertegenwoordiger van die Vlaamse Ouderenraad gezegd dat ze eigenlijk over te weinig mensen en middelen beschikken om een aantal dingen te doen. Is het geen optie om hun eventueel meer mogelijkheden te geven om de inspraakmogelijkheden op gemeentelijk vlak te stimuleren? Ik weet dat u misschien zult antwoorden dat dit de bevoegdheid is van minister Wouter Beke.
Hoe staat u tegenover het idee om parallel aan het Kinderrechtencommissariaat een Ouderenrechtencommissariaat op te richten op Vlaams niveau?
Ik dank u voor uw eventuele antwoord.
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Vandenhove, uw bescheidenheid siert u. Maar u weet dat het mijn ministeriële plicht is om op vragen van parlementsleden in de commissie te antwoorden. Dat zal ik dan ook met veel plezier doen.
Ik denk, evenals u, dat het belangrijk is om de stem van ouderen te laten horen in de gemeentelijke beleidsvoering. We moeten ervoor zorgen dat zoveel mogelijk mensen gehoord worden, vanuit verschillende invalshoeken: jongeren, ouderen, mensen met een beperking, rijken, armen. Een lokaal bestuur moet altijd proberen om zoveel mogelijk signalen en belangen aan bod te laten komen.
Een andere belangrijke vaststelling is dat onze democratie evolueert. Er wordt steeds gezocht naar nieuwe vormen van participatie. De maatschappij verandert. We zijn beiden oud genoeg om het doorbreken van de verzuiling nog te kennen. Daarbij was er een ander participatiemodel denkbaar. Vandaag is het verenigingsleven anders georganiseerd. Engagementen van mensen veranderen gemakkelijker. Men moet dus op zoek gaan naar nieuwe participatievormen om die betrokkenheid te organiseren.
Een participatiemodel dat al lang meegaat en dat heel vaak gebruikt wordt, waar soms wel wat kritiek op is vanwege de beperkingen ervan, is dat van de adviesraden. In dit geval gaat het dan om ouderenadviesraden.
Het decreet Lokaal Bestuur legt geen verplichtingen op inzake een ouderenadviesraad. Vele lokale besturen blijven er wel voor kiezen om een ouderenadviesraad in te richten. Er kan ook geopteerd worden voor andere participatie-initiatieven, bijvoorbeeld het organiseren van gesprekstafels of het betrekken van ouderenverenigingen.
Het is dus niet omdat er geen ouderenadviesraad is in de gemeente, dat dat ook betekent dat ouderen niet bij het beleid betrokken worden. Ze worden vaak al betrokken als burger, daar heb ik ervaring mee als burgemeester. Op informatieavonden of adviesmomenten zijn de senioren niet ondervertegenwoordigd; de 50- en 55-plussers zijn daar vaak heel sterk vertegenwoordigd en aanwezig, niet georganiseerd als groep, maar als burger die participeert aan een discussie of debat of infomoment. Er is overigens in 85 procent van de lokale besturen wel sprake van een bestaande ouderen- of seniorenraad, al is het niet verplicht. Dat is toch een hoog cijfer, zeker als we de andere participatiemomenten erbij tellen. Voor de betrokkenheid en participatie van ouderen gebeurt in tal van gemeenten al veel.
Een bevinding is ook dat niet alle burgerparticipatie vanuit de overheid moet gebeuren. Ik zie steeds meer dat heel veel initiatieven van onderuit worden opgebouwd. Een van de grootste infrastructuurwerken van de voorbije decennia is mee vorm gegeven van onderuit, dat was in Antwerpen. Er zijn groepen ontstaan rond het project en ze hebben op een constructieve manier gewogen op het project. Ook in andere gemeenten en steden groeien initiatieven vanuit de samenleving, die burgerinitiatieven zijn vaak de sterkste en meest duurzame initiatieven.
Nog een laatste beschouwing bij uw eerste vraag: de gemeenteraad bepaalt bij reglement zelf op welke wijze concreet vorm gegeven wordt aan inspraak, dat valt onder de autonomie van het bestuur.
Voor beleidsinitiatieven inzake ouderenparticipatie verwijs ik naar de Vlaamse minister van Welzijn. Hij is daarvoor bevoegd. Op het lokale vlak komt dit toe aan de lokale besturen zelf. Ik wil wel goede praktijken aanreiken.
In het Labo lokale burgerparticipatie, een partnerschap met de VVSG tot eind 2022, werden het voorbije jaar innovatieve praktijken van lokale burgerbetrokkenheid en cocreatie geïnventariseerd en geanalyseerd. Vaak richten deze praktijken zich naar de brede bevolking, en dan zijn ouderen onderdeel van die aanpak. Bij de ontwikkeling van de dorpsweide in Gottem, in Deinze, staken zowel jongeren als ouderen de koppen bij elkaar. Bij de ontwikkeling van de site ‘oevers aan de vaartkom’ in Leuven zorgt een gelote burgerjury voor een representativiteit naar onder andere leeftijd.
Daarnaast zijn er inspirerende cases die zich specifiek richten op ouderen. Het project ‘Thuis in Gavere’ stimuleert oudere mensen om actief te blijven, om zo lang mogelijk in de eigen woning te blijven wonen en zo laat mogelijk – al is dat misschien wat oneerbiedig geformuleerd – naar een woonzorgcentrum te moeten verhuizen. Dat zijn voorbeelden uit de praktijk die ik heel graag deel, vanuit dat labo. Deze goede praktijken worden opgeschaald ter inspiratie van de andere lokale besturen. Ze worden via diverse kanalen verspreid, via nieuwsbrieven en webinars, en zijn terug te vinden op de website van de VVSG.
De Vlaamse Ouderenraad is een officieel Vlaams adviesorgaan, en ontvangt al middelen als partnerorganisatie in de ondersteuning van lokale besturen voor lokale ouderenparticipatie via de bevoegdheid Welzijn voor ongeveer 150.000 euro per jaar. De sleutels voor inspraak en betrokkenheid van oudere burgers liggen op lokaal vlak. Het lokaal bestuur is de regisseur van het lokaal sociaal beleid.
De reden voor het bestaan van het Kinderrechtencommissariaat hangt vooral samen met de ratificatie door Vlaanderen van het Internationaal kinderrechtenverdrag en de verplichtingen en aanbevelingen die daaruit voortvloeien. Het kinderrechtenverdrag onderstreept namelijk het belang van een onafhankelijke instantie voor kinderrechten. Het Kinderrechtencommissariaat is in Vlaanderen de officieel erkende vertolker van de rechten, noden en belangen van minderjarigen bij het Vlaams Parlement en ziet toe op naleving van het verdrag. Dergelijk verdrag en bindende consequenties zijn er niet voor ouderen. Vlaanderen geeft zowel op Vlaams als lokaal niveau veel aandacht en ondersteuning aan ouderenparticipatie aan het beleid en realiseert dat onder meer via beleid gevoerd door minister Beke bevoegd voor Welzijn, Volksgezond en Gezin.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw uitgebreide antwoord. Het is goed dat u ingaat op de suggestie om meer te doen met de praktijkvoorbeelden en om ze regelmatig via de beschikbare kanalen over te maken. We moeten niet altijd het warm water uitvinden. We moeten de good practices delen. Die zijn vaak gebaseerd op de initiatieven van een paar mensen met goede ideeën. We moeten dat breder verspreiden. Maar we moeten dat enigszins relativeren want dat gaat over niet veel mensen, die dat trekken.
Senioren zijn nog meer dan om het even welke andere groep een zeer gedifferentieerde groep. Er is een groot verschil tussen onze leeftijdscategorie en de mensen die in de bejaardentehuizen zitten. Dat is ook gebleken tijdens de coronacrisis. Bij vormen van inspraak moeten we daar rekening mee houden.
Het is niet omdat er voor senioren, zoals voor kinderen, geen verdrag bestaat dat we niet iets gelijkaardigs zouden kunnen opstellen. Ik heb dat ook al aan minister Beke voorgelegd. In de coronacommissie is dat gebleken toen de Vlaamse Ouderenraad daar aan bod kwam. Het zou goed zijn om ook over de rechten van senioren of ouderen te spreken. Ook al wordt dat niet officieel internationaal bekrachtigd.
De heer Warnez heeft het woord.
Als jonge schepen kreeg ik de bevoegdheid Senioren, en ik was dan ook nauw betrokken bij onze lokale seniorenraad. Die nam heel wat goede initiatieven. Dat werkte zeer goed. Het is goed dat er in Vlaanderen zeer veel ouderenraden zijn. We moeten dat aanmoedigen. Maar ik wil er toch voor pleiten om de beleidsparticipatie van ouderen niet te verengen tot het al dan niet bestaan van een ouderenraad. Ouderen zijn ook in andere raden – milieuraden, cultuurraden, enzovoort – zeer actief. We kunnen ons beter afvragen of de ouderen vertegenwoordigd zijn in die andere adviesraden. Dat zou kunnen leiden tot meer adviezen waarin de meningen van de verschillende bevolkingsgroepen, zoals ouderen, zijn opgenomen.
Aanvullend zouden we de vraag kunnen stellen of al de verschillende bevolkingsgroepen – ouderen, jongeren, mannen, vrouwen, ondernemers, landbouwers, enzovoort – vertegenwoordigd zijn in alle verschillende adviesraden. Moeten we dat niet aanmoedigen? Minister, ik durf er daarom voor te pleiten dat u in het traject dat u volgt de lokale besturen begeleidt en ondersteunt, en dat u samen met de lokale besturen zoekt op welke beleidsdomeinen specifiek bepaalde bevolkingsgroepen niet worden bereikt. Deze belangrijke oefening zou u samen met de lokale besturen kunnen maken.
Minister Somers heeft het woord.
Die ouderenrechtencommissaris, naar analogie met de kinderrechtencommissaris: dat is een bevoegdheid van minister Beke. Ik denk dat niemand zich daar principieel tegen wil verzetten. Alleen denk ik dat we wat zuinig moeten zijn en ervoor opletten dat we niet te veel structuren creëren, die allemaal een eigen dynamiek hebben en een eigen leven leiden. We moeten zo’n ouderencommissariaat wijs afwegen. Gezien de vergrijzing van onze samenleving kan ik me daar wel iets bij inbeelden. Alleen is er op dit moment geen internationaalrechtelijke context om dat op eenzelfde manier te doen als het kinderrechtencommissariaat.
Collega Warnez, we moeten inderdaad de lokale besturen aanmoedigen om na te denken over hun participatiemodellen. Toch geef ik enkele beschouwingen. Het is logisch dat de lokale besturen proberen wat zuinig te zijn. Ze moeten niet zomaar adviesraden om de adviesraden creëren. Het probleem is niet opgelost, de participatie is niet gerealiseerd, er is geen echte inspraak met de loutere oprichting van een adviesraad. Op lokaal niveau zie je dat heel vaak. De inspraak draait vaak op een aantal mensen die zeer betrokken en geëngageerd zijn. Soms kunnen zij heel goed een draagvlak creëren. Soms willen ze hun eigen agenda doorvoeren. Je moet altijd op maat en in elke gemeente apart bekijken wat haalbaar en wat zinvol is.
Ik stel ook vast, en dat is een positieve evolutie, dat men ook in de adviesraden met nieuwe methodes begint te werken. Het is niet meer de klassieke vergadering met een agenda, men begint ook na te denken over debattafels en over het anders organiseren van de participatie. De adviesraden van pakweg vijftien jaar geleden zijn niet meer de adviesraden van vandaag. Zelf geloof ik niet dat we voor elke subgroep een adviesraad moeten creëren want dan zijn we meer bezig met het produceren van papieren dan met het organiseren van een echte democratische betrokkenheid.
Volgens mijn ervaring zijn het niet zozeer de senioren die afwezig zijn bij de participatie die wordt georganiseerd door de lokale besturen, zij zijn eerder oververtegenwoordigd in zowat alle organen. Het gaat immers over mensen die veel tijd hebben, een stuk levenservaring met zich meedragen, zich willen engageren en de mogelijkheid hebben om dat te doen. De groep die veel moeilijker te bereiken is door de lokale besturen, en daar ligt de echte uitdaging, zijn de 25- tot 50-jarigen. Dat zijn de mensen die actief in het leven staan, kinderen hebben, werken, en die door de lokale besturen op een donderdagavond worden uitgenodigd voor een informatievergadering, of om hun mening te zeggen, of om te komen luisteren. Dat is dan ook de groep die voor informatievergaderingen of participatiemomenten minder gemakkelijk wordt bereikt. Jonge mensen en senioren kunnen relatief gemakkelijk worden bereikt, het is voor de middengroep die actief aan het werk is en kinderen heeft, dat men goede participatiemodellen moet bedenken. Dat is een uitdaging voor elk lokaal bestuur. Een ding helpt daarbij, namelijk de digitale realiteit. Wanneer men daar op een goede manier mee omspringt, kan men mensen op een andere manier laten participeren, op hun eigen ritme en op momenten dat zij dat zelf belangrijk vinden, en van thuis uit. Ik denk dat in de toekomst wel nog wat mogelijkheden liggen voor de lokale besturen om daar verder mee te gaan.
Dus, mijnheer Vandenhove, we zullen verspreiden wat er vandaag aan best practices is, maar ik wil de lokale besturen niet te directief opleggen wat ze vandaag nog extra moeten doen. Ik denk dat we daar ruimte moeten laten voor het maatwerk van de lokale besturen.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
De vraag om uitleg is afgehandeld.