Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over het opschalen van de contacttracing
Vraag om uitleg over de impact van het grote aantal positieve coronatests op de contactopsporing
Vraag om uitleg over de Vlaamse coronasneltesten en de app Coronalert
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
De cijfers slaan momenteel door het dak. De contacttracing staat natuurlijk enorm onder druk. Ik heb het al eens even aangehaald in de plenaire vergadering twee weken geleden: blijkbaar krijgen veel hoogrisicopatiënten nu een sms, ze worden niet meer telefonisch gecontacteerd, en zelfs laagrisicopatiënten zou men totaal niet meer contacteren.
Minister, kunt u bevestigen dat contactopspoorders in Vlaanderen, in navolging van Brussel en Wallonië, hoogrisicopatiënten sms’en in plaats van telefonisch te contacteren en dat we laagrisicopatiënten helemaal niet meer contacteren? Geldt dit nieuwe beleid zowel voor het centrale contactcenter als voor de lokale contactcentra?
Hoeveel contactopspoorders zijn er vandaag actief? Kan en zal hun aantal nog opgeschaald worden?
We horen toch vaak dat mensen heel veel informatie nodig hebben, informatie die kan worden gegeven via een telefonisch gesprek, maar uiteraard niet via sms. Bestaat dan niet het risico dat mensen niet precies weten wat ze moeten doen? Ze bellen dan sowieso weer naar de huisarts, en die is op dit moment al overbelast. Dat moeten we absoluut vermijden.
Contacttracing is de eerste verdedigingslinie in de strijd tegen de verspreiding van het virus. Moeten we nu concluderen dat het hele systeem van contacttracing in elkaar is gevallen?
De heer Parys heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik heb twee vragen.
Kan het consortium van de contactopsporing vandaag nog steeds alle besmette personen en hun hoogrisicocontacten contacteren? De collega heeft er net naar verwezen. Ik geloof dat we volgens de laatste gegevens op 900 medewerkers zaten in de Vlaamse contacttracing. De opschaalbaarheid was naar 1200. Zullen we opschalen naar 1200? Wat komt er daarna? Is er mogelijkheid om nog hoger te gaan? Zult u dat dan doen?
Graag wat toelichting bij de beslissing om alleen met sms’en te werken. Daar is in de pers heel wat kritiek op gekomen. Biostatisticus Geert Molenberghs is daar helemaal niet blij mee.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, ik zal niet de hele context herhalen, de collega’s hebben dat al goed gedaan. Het is ook onze bezorgdheid dat de impact van sms’jes veel minder ingrijpend is dan een gericht telefoongesprek. Je zou bijna denken dat momenteel niemand meer de wake-upcall nodig heeft, maar in de praktijk blijkt uit heel wat getuigenissen die bij ons binnenkomen dat het toch nog altijd nodig is. De keuze voor de sms om capaciteitsredenen zal de efficiëntie van de contactopsporing omgekeerd evenredig maken met het huidige aantal besmettingen.
Minister, erkent u dat het sturen van sms'en de efficiëntie van de contactopsporing danig verlaagt?
Is er een opschaling van de contactopsporing mogelijk? Op welke manier? Is dat nog een hoofdopdracht in deze piekperiode?
Kon er op het verzuipen van de contacttracers geanticipeerd worden? Waarom is dit niet gebeurd?
Hebt u zicht op de responsratio voor het activeren van de testcode?
Kunnen mensen die met vragen zitten, naast op een website, ook bij mensen van vlees en bloed terecht – ik heb het niet over de huisarts – voor meer informatie? Is die bijkomende uitleg, zowel digitaal als telefonisch, voldoende vlot toegankelijk?
Hoe zult u zorgen dat na deze piek de contact- en bronopsporing wel naar behoren haar rol kan spelen?
De heer De Reuse heeft het woord.
Aansluitend op de vragen van de collega’s heb ik ook een drietal vragen, minister. Denkt u dat de nieuwe teststrategie, namelijk dat wie geen covidsymptomen heeft, niet langer een test moet ondergaan, ook nadat hij een hoogrisicocontact heeft gehad, gevolgen heeft voor de performantie van de corona-app? Alvast Geert Molenberghs van de UHasselt en de KU Leuven stelt daar heel wat vragen hij. Hij zegt zelfs dat de app zo waardeloos wordt. Hoe staat u daartegenover?
Met de nieuwe teststrategie zal er vanuit Vlaanderen ook een aankoop komen van zo’n 4 miljoen sneltesten. De Vlaamse Regering zou dan een strategie ontwikkelen over het gebruik en de afwikkeling daarvan. Zullen de resultaten van die Vlaamse sneltesten ook zichtbaar zijn op de Coronalert-app? Zullen ze gebruikt worden binnen die appomgeving? Welke initiatieven hebt u daartoe al genomen en welke contacten hebt u reeds gelegd met de andere overheden om dat te implementeren?
Minister Beke heeft het woord.
Minister, ik wil wijzen op het feit dat er op onze agenda ook gekoppelde vragen staan over de teststrategie, dus u zou nu het best antwoorden op de vragen over de contactopsporing, de app en de sms-problematiek.
Collega’s, in de huidige situatie is het nog steeds mogelijk om zowel alle besmette personen als hoogrisicocontacten te bereiken. De besmette personen worden nog steeds telefonisch gecontacteerd, terwijl de hoogrisicocontacten ofwel telefonisch ofwel per sms worden gecontacteerd sinds 16 oktober. Het is en blijft de ambitie om ook hoogrisicocontacten telefonisch te bereiken.
Er wordt nog steeds opgeschaald om de nodige capaciteit te voorzien om aan verdere contactopsporing te doen. Die opschaling is nodig om alle besmette personen telefonisch te kunnen contacteren, om enerzijds hun contacten te inventariseren en anderzijds ook een zorggesprek te verlenen. De stijging van het aantal te contacteren personen is echter sneller gegaan dan de mogelijkheden tot invulling van de lopende opschaling. Daarom wordt tijdelijk, enkel wanneer de werklast te hoog is, teruggegrepen op het versturen van een sms naar de hoogrisicocontacten om hen op de hoogte te brengen van hun situatie. Dagelijks wordt dat geëvalueerd en wordt bepaald hoeveel contacten telefonisch of per sms worden bereikt.
De absolute prioriteit gaat in de eerste plaats naar het opbellen van de indexpatiënten, dus met zekerheid besmette personen, om hun contacten in kaart te brengen en een zorggesprek te verlenen. De verdere prioriteit is het informeren van collectiviteiten zoals woonzorgcentra, scholen, bedrijven en andere, wanneer er interactie was tussen een collectiviteit en een indexpatiënt.
In de periode tussen 16 en 21 oktober werd 48 procent van de hoogrisicocontacten nog telefonisch benaderd. We hebben gisterenochtend nog bijkomende informatie gekregen op de interministeriële conferentie. Ik neem die informatie er even bij. Ik kan daarmee ook een vergelijking geven tussen de verschillende regio's, want er is een overzicht gegeven van de verschillende regio's. Wat de indexpatiënten betreft, slagen wij er op dit ogenblik in om 91 procent van de mensen te bereiken. Er zijn 8942 indexpatiënten aangemeld – dat was dus het cijfer van gisteren – en daar zijn 8095 werkorders van afgehandeld. Dat is een bereik van 91 procent.
Wallonië heeft een bereik van 33 procent, Brussel eveneens van 91 procent.
In Vlaanderen worden volgens de rapportering van het het Interfederaal Comité voor Testing & Tracing (IFC) op de interministeriële conferentie 1025,6 actieve call agents ingeschakeld en 163,8 actieve field agents. Dat zijn in totaal 1189,4 medewerkers. Als we dat tegenover het aantal index cases zetten, dan betekent dit dat we 1 medewerker inzetten op 7,5 index cases per dag. Dat zijn de cijfers van gisteren.
Voor Wallonië gaat het over 253 actieve call agents en 40 field agents of in totaal 293 medewerkers. In verhouding tot het aantal besmettingen in Wallonië betekent dit 1 op 63. In Vlaanderen is dat 1 op 7,5. In Brussel zijn er 236 call agents en 30 field agents, in totaal dus 266 medewerkers. Dat is een verhouding van 1 op 11.
Het massaal inzetten van die 1189,4 mensen heeft zijn effect op de contactopsporing in Vlaanderen. Het is dan ook wat kort door de bocht om te zeggen dat de contactopsporing verzuipt, integendeel, ze houdt nog altijd stand en is de voorbije weken sterk opgeschaald. We hebben alles uit de kast gehaald om zoveel mogelijk mensen bij het contactopsporingsonderzoek te betrekken. Een correctere conclusie is wel dat de contactopsporing door de enorme aantallen gecontacteerde personen intussen wel erg onder druk staat. In die zin moeten daar inderdaad prioriteiten worden gesteld.
Op de impact van de stijgende cijfers is wel degelijk geanticipeerd. In eerste instantie heeft Zorg en Gezondheid in samenspraak met het consortium besloten het werkvolume van zowel de callcentermedewerkers als de veldmedewerkers actief te monitoren aan de hand van een capaciteitenmodel. Wanneer de werkbelasting een bepaalde drempel overschrijdt, wordt in onderling overleg tussen het consortium en het agentschap bepaald om al dan niet over te gaan tot opschaling. De opschaling gebeurt in blokken van op voorhand vastgelegde aantallen binnen een bepaalde periode. Ik heb daarover in de commissie maar ook al in de plenaire vergadering verschillende keren een stand van zaken gegeven, maar ik wil dat nog wel eens doen.
Er is een eerste opschaling gebeurd op 28 juli met 125 netto vte extra callcenteragents en 25 field agents tot een totaal van 311 callcenteragents en 75 vte veldwerkers.
Er was een tweede opschaling op 17 september tot een totaal van 436 vte callcentermedewerkers en 100 vte veldmedewerkers.
Een derde opschaling gebeurde op 6 oktober, met een totale capaciteit van 561 vte callcentermedewerkers en 125 vte fieldmedewerkers. Ook op 15 oktober gebeurde nog een opschaling, tot een totaal van 858 vte callcentermedewerkers en 289 vte veldmedewerkers.
De stijging van het aantal besmettingen en te contacteren personen ging de laatste weken zo snel dat daar waar mogelijk sneller zou moeten worden geschakeld, rekening houdend met de vanzelfsprekend noodzakelijke opleidingen van de aangeworven personen met adequate profielen. Dit wordt tijdelijk opgevangen door het versturen van een sms naar hoogrisicocontacten, enkel en alleen wanneer de werklast daarvoor te hoog ligt. In Vlaanderen is dus wel degelijk geanticipeerd op een mogelijke snelle stijging van de werklast bij toenemende besmettingscijfers.
In de Vlaamse contactopsporing blijven we wel degelijk grote inspanningen leveren om de hoogrisicocontacten nog steeds te bellen. Wanneer het aantal te bellen personen echter groter wordt dan de op dat ogenblik beschikbare capaciteit, wordt voorrang gegeven aan het bellen van de indexpatiënten, dat is de absolute prioriteit, namelijk degenen die besmet zijn. De hoogrisicocontacten krijgen dan een sms met informatie, dat om te vermijden dat het bellen van de indexpatiënten en de collectiviteiten achterstand zou oplopen.
Dit sms-systeem is een aan- en uitsysteem. Wanneer er genoeg capaciteit is en alleen meer dringende telefoons afgehandeld zijn, kunnen de hoogrisicocontacten gebeld worden. In de periode van 16 tot 21 oktober werd zo toch nog 48 procent van de hoogrisicocontacten telefonisch benaderd. Laagrisicocontacten worden op dit ogenblik inderdaad niet meer gecontacteerd. Het is wel de bedoeling om op korte termijn naar deze groep een sms te sturen.
De lokale contactopspoorders kunnen, als ze daar de mogelijkheid en de capaciteit toe hebben, uiteraard mondeling contact blijven leggen met de hoogrisicocontacten. Deze personen testen kan evenwel niet, behoudens uitzonderingen zoals zorgverstrekkers.
Het effect van het versturen van een sms op de efficiëntie kan niet exact worden bepaald. Het spreekt voor zich dat een zorggesprek meer kan inspelen op individuele vragen en noden dan een sms. De sms-oplossing is communicatief niet ideaal, maar bij zeer sterke stijging van het aantal besmette gevallen blijft het contact op die manier met elk hoogrisicocontact wel overeind. Daarom worden, zoals in het antwoord op de vorige vraag gesteld, hoogrisicocontacten zoveel als mogelijk ook nog gebeld wanneer alle besmette personen eerst gebeld zijn. Het sms-systeem is een aan- en uitgegeven dat zoveel als mogelijk op uit staat. Als bellen niet kan, is de sms-oplossing beter dan dat er veel achterstand opgelopen wordt bij de meest belangrijke gesprekken, namelijk die met de indexpatiënten en die met de collectiviteiten, of dat er helemaal geen contact meer wordt opgenomen.
Met de nieuwe teststrategie worden vanaf 21 oktober hoogrisicocontacten, met uitzondering van zorgpersoneel, niet meer getest. Ze ontvangen geen testcode meer. Hiermee vervalt tevens de opvolging van de testing. Deze prioritering in de testing werd op interfederaal niveau nodig geacht om voldoende capaciteit te voorzien voor de meest prioritaire groepen zoals symptomatische patiënten. De positiviteitsratio is bij deze groep landelijk immers 25 procent terwijl dat bij hoogrisicocontacten 15 procent is. Wel wordt de quarantaineduur van de hoogrisicocontacten veiligheidshalve verlengd van zeven naar tien dagen. Voorheen, wanneer ook hoogrisicocontacten zich wel nog moesten laten testen, werd voor 34 procent van deze mensen opnieuw contact genomen om hen aan de test te herinneren. Bij contactname verklaart 74 procent evenwel dat zij reeds een test hadden ondergaan. In veel gevallen wordt bij gebrek aan registratie immers geen correcte link gelegd tussen de testcode en het hoogrisicocontact. Als we op deze verklaring mogen vertrouwen, dan stijgt de responsratio van 66 naar 91 procent.
We doen er met de Vlaamse contactopsporing alles aan om zoveel als mogelijk hoogrisicocontacten telefonisch te bereiken in plaats van per sms. Een hoogrisicocontact dat toch per sms gecontacteerd wordt, heeft nog altijd de mogelijkheid om zelf te bellen naar het contactonderzoek. Het nummer is 02/214.19.19 en heeft sinds de zomer immers ook een inboundwerking. Daarover hebben we hier in de commissie al vaak gesproken.
De primaire telefonische infolijn voor de burger blijft echter het federale 0800-nummer, georganiseerd door de FOD Volksgezondheid. Dit infonummer is elke weekdag bereikbaar van 9 tot 17 uur en is sinds kort ook opnieuw in het weekend bereikbaar, ook tussen 9 en 17 uur. Ook al is dit nummer in eerste instantie bedoeld voor vragen over de algemene maatregelen, toch ontvangen zij ook oproepen over testen en quarantaine. Zorg en Gezondheid heeft aan de federale diensten gevraagd om het algemeen informatienummer te versterken om vragen rond testen en quarantaine zoveel mogelijk te kunnen opvangen.
De eerste online informatiebron voor burgers is de federaal beheerde website www.info-coronavirus.be. De uitleg over testen en quarantaine is er eenvoudig terug te vinden op de homepage. Op aangeven en met de inhoudelijke inbreng van het agentschap heeft het nationale crisiscentrum ook brochures in eenvoudige beeldtaal gemaakt die uitleggen wat quarantaine en isolatie inhouden. Deze zijn ook vertaald in een twintigtal talen.
De brochures moeten nu wel nog aangepast worden aan de recente verlenging van de quarantaineduur naar tien dagen. Het agentschap heeft daarvoor al contact opgenomen met het nationale crisiscentrum.
Stellen dat het contactonderzoek gevallen is in Vlaanderen, is echt wel kort door de bocht. Het houdt wel degelijk stand, maar staat uiteraard onder verhoogde druk door de zeer sterk toegenomen besmettingscijfers. Ik wil u eraan herinneren dat, toen experten als professor Emmanuel André in april vroegen om het contactonderzoek in België op poten te zetten, men uitging van de hypothese van duizend besmettingen per dag of zeshonderd in Vlaanderen. We zitten nu op vijftien keer dit cijfer. Dagelijks moeten er, enkel in Vlaanderen al, een kleine negenduizend indexpatiënten gecontacteerd worden. Dat is dus vijftien keer meer dan de basishypothese die men in april, toen men ons advies gaf over de contactopsporing, naar voren schoof.
De eerste verdedigingslinie tegen de verspreiding van het virus is uiteraard aangepast en risicomijdend menselijk gedrag.
Stellen dat het contactonderzoek zijn rol dus niet naar behoren kan spelen, is niet correct. Nog steeds worden de indexpatiënten opgebeld om risicocontacten te verzamelen en nog steeds worden collectiviteiten gebeld die een interactie hadden met een indexpatiënt. Ook de geïnventariseerde hoogrisicocontacten worden zoveel mogelijk gebeld of, wanneer dat onmogelijk is, geïnformeerd via sms.
Contactonderzoek blijft hoe dan ook een van de belangrijke pijlers in de beteugeling van deze pandemie. Elk geïdentificeerd risicocontact biedt de mogelijkheid om het risico op transmissie in de gemeenschap te verkleinen en te vermijden dat andere mensen besmet worden. Jammer genoeg is het vermijden van besmettingen niet zichtbaar en wordt dit belangrijke preventieve aspect vaak onderschat.
De performantie van de app staat los van de gewijzigde teststrategie. De app zal immers blijvend risicohoudende contacten signaleren aan de gebruiker. De gebruiker die een melding krijgt dat er een hoogrisicocontact geweest is met een indexpatiënt, zal aangemaand worden om tien dagen in quarantaine te gaan. Dat is niet anders dan voor de hoogrisicocontacten die via zorggesprekken met indexpatiënten ontdekt zijn.
Doordat er minder asymptomatische mensen worden getest, zullen er wel minder als positief worden geregistreerd. Ik ga daar ook even op in bij de vraag rond de impact van de prioritering op de performantie van de contactopsporing.
Het is de bedoeling om voor het gebruik van sneltesten een kader te creëren waarbij men minimaal de positieve testen zal moeten ingeven in de databank, alsook het totaal aantal uitgevoerde testen. Op die manier kunnen die positieve testen ook met de app worden gelinkt. Hiervoor is wel een bijkomende tool nodig, die door de federale overheid moet worden ontwikkeld.
Mevrouw Karine Moykens zal er als voorzitter van het IFC voor zorgen dat dit wordt opgenomen in de IFC-werkgroep testing and tracing. Frank Robben van Smals is hiervan op de hoogte, en het werd ook reeds aangekaart bij professor Herman Goossens, met de vraag om dit mee te nemen in de interfederale taskforce testing, die hij voorzit.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
U hebt het hier vooral gehad over de ratio 1 op 7,5, als ik het goed begrepen heb. Maar dat gaat over de indexpatiënten. Wat mij vooral interesseert, is wat de ratio is met de hoogrisicocontacten, en dat hebt u niet aangehaald. Mijn vraag is dan ook: wat zijn daar de cijfers, hoeveel is de ratio daar?
U zegt dat u medewerkers tekort hebt. De vraag is dan natuurlijk hoeveel extra medewerkers u nodig hebt om ervoor te zorgen dat er geen sms’en meer gestuurd moeten worden. Dat is ook heel belangrijk om te weten.
U zei ook dat ze, als ze een sms ontvangen, nog altijd de mogelijkheid hebben om te bellen naar het callcenter. De vraag is dan ook of gemonitord wordt hoeveel mensen die een sms krijgen, effectief ook terugbellen naar het callcenter voor meer informatie. Ik heb u al verschillende keren gezegd dat een sms sturen mensen absoluut niet gaat motiveren. Opbellen gaat altijd veel meer effect hebben dan gewoon een sms waarin men u vertelt dat u in quarantaine moet gaan. We weten nu al dat heel veel mensen zich daar niet aan houden. Heel veel mensen verstaan nog altijd niet wat quarantaine inhoudt. Als er één groot probleem is, is het vooral rond die quarantaine. Dit baart mij juist enorm veel zorgen: als er sms’en gestuurd worden, gaan we zo heel veel mensen missen, waardoor er natuurlijk veel meer verspreiding zal komen, en dat is toch cruciaal in het stoppen van dit virus.
De heer Parys heeft het woord.
We zitten nu in een steeds strengere spiraal. Waar het eigenlijk om gaat, is om de bestaande maatregelen eerst en vooral goed te handhaven; dat is echt een probleem vandaag.
Minister, u hebt cijfers gegeven over het aantal medewerkers in de contactopsporingscurve indexcase. Dat waren zeer interessante cijfers, en ik maakte mij zorgen, maar niet vanwege de cijfers in Brussel die u vernoemde: die zijn opmerkelijk beter dan een aantal weken geleden, dat is een positieve evolutie als die kloppen. Wat de Waalse cijfers betreft, maak ik mij wel zorgen. Als we weten dat Luik het echt heel hard te verduren heeft, denk ik niet dat je met 1 contactopspoorder per 63 besmette patiënten per dag rond kunt komen. Daar wordt duidelijk een heel groot gat geslagen. Kaart u dit aan op de interministeriële conferentie (IMC)? Iedereen moet natuurlijk zijn deel doen om ervoor te zorgen dat de besmettingen in heel België dalen. Ik maak mij dan zorgen als daar een gat wordt geslagen in die bres. En wordt daar ook wat aan gedaan? Want 1 op 63, minister, dat is echt dweilen met de kraan open.
Ik had ook een vraag over de quarantaineattesten. Worden die vandaag door de contactopspoorders al uitgeschreven? Klopt dat? Ik hoor dat die vaak te laat komen en bij bedrijven na de feiten binnenkomen.
We hebben vorige week in de plenaire vergadering ook geopperd – ik geloof dat alle collega’s het daarmee eens waren – dat het echt unfair is om in quarantaine geplaatst te worden, zeker als je zelf niet aan de oorzaak van die quarantaine ligt omdat je je fair aan alle maatregelen gehouden hebt, en dat je dan op die technische werkloosheid komt te vallen. Hebt u dat al kunnen aankaarten op de IMC?
Collega Parys, ik weet niet of u de agenda goed bekeken hebt, maar agendapunt 6 is een gekoppelde vraag over de quarantaineattesten.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Dank u voorzitter, daar zal ik dan, naar alle duidelijkheid, niet over spreken.
Minister, dank u wel voor het antwoord, maar ik wil wel even terugkeren naar de initiële doelstelling van contactopsporing. Enerzijds willen we wie besmet is, contacteren en de juiste informatie bezorgen over wat er moet gebeuren, anderzijds willen we vooral het spoor naar de toekomst toe en het spoor naar de bron achterhalen. Wat die bron betreft, wisten we dat we helemaal niet mee waren, maar wat het spoor naar de toekomst toe betreft: die hoogrisicocontacten, dat is wel net de essentiële functie van contactopsporing. Als we die mensen niet meer contacteren of slechts via sms, dan valt een groot deel van de doelstelling van contactopsporing in het water. Ik vind dus dat die 48 procent, wat dan nog een gemiddelde is van de voorbije tijd en met de huidige besmettingscijfers waarschijnlijk lager ligt, echt om van te huilen is. Het doet de doelstelling van de contactopsporing in het water vallen. Ik denk echt dat we de ernst daarvan moeten inzien. Een sms zal absoluut niet voldoende zijn. Ik ben het ook eens met wat collega Saeys zegt, namelijk dat we wel kunnen onderzoeken wat het effect dan is van die sms’en. We kunnen nagaan wie ons nog contacteert en wie zich nog laat testen of in quarantaine gaat. Er moet toch een bepaalde opvolging zijn, al is het steekproefsgewijs, om na te gaan of die sms nog een bepaald effect heeft?
U schermt natuurlijk met die startfase, met die zeshonderd en die duizend contacten. Dat is iets wat u regelmatig inbrengt, en terecht, want de oorspronkelijke bedoeling van contactopsporing was om na de eerste golf bij kleine opflakkeringen meteen in de gaten te hebben wat er aan het gebeuren was en daarop in te grijpen. In die zin zitten we nu in een totaal andere fase, een fase waarop we, voor alle duidelijkheid, totaal niet voorbereid waren, in de zin van het aantal nodige mensen om dit te doen. Ik zou toch wel willen vragen om daar een versneld antwoord op te gaan geven.
En inderdaad, onze cijfers zijn niet zo slecht in vergelijking met andere regio’s in dit land, maar ik zit hier nog altijd in het Vlaams Parlement en houd me vooral bezig met wat wíj kunnen doen. Ik zie de besmettingscijfers ook in Vlaanderen een bepaalde richting uitgaan, dus ik heb zeer weinig boodschap aan die vergelijking. Ik vind ze enkel valabel, voor zover ze intellectueel correct bedoeld is.
Ik heb ten slotte nog een vraag over de app, want ik krijg meer en meer signalen van mensen die zeggen dat het besturingssysteem van hun smartphone niet toelaat om de app te downloaden. Hebt u zicht op het percentage Vlamingen van 16 jaar of ouder dat uitgesloten is van het gebruik van de app, ofwel doordat ze geen smartphone hebben ofwel doordat hun smartphone niet het juiste besturingssysteem heeft om de app te downloaden?
De heer De Reuse heeft het woord.
Minister, als er iets positief is aan uw uitleg over het sms-gebeuren, dan is het dat het om een tussenoplossing gaat en dat u inderdaad zult bekijken hoe de contactopsporing weer op te schalen, zodat we zoveel mogelijk telefoontjes kunnen plegen, want die telefoontjes zijn toch wel heel belangrijk. Er leven heel wat vragen bij de mensen en een telefoontje is inderdaad veel duidelijker dan een sms. Er zijn heel wat vragen, onder andere over de quarantaineregels: is het zeven dagen, tien dagen of veertien dagen? Heel wat mensen zien door het bos de bomen niet meer en in dat opzicht is een telefoontje wel aangewezen. U verwijst wel naar nummers die men kan opbellen, maar ik denk dat het nog altijd het beste is om bij een eerste contact de vragen die leven, te kunnen stellen.
U maakt de vergelijking tussen de contactopsporing in Vlaanderen, Wallonië en Brussel. Het is inderdaad misschien interessant om dat eens te horen. We horen vandaag heel veel over solidariteit en de grenzen die niet meer tellen, maar ik stel samen met alle collega’s vast dat ze in Wallonië duidelijk nog een tandje bij zullen moeten steken wat de contactopsporing betreft, zodat we deze pandemie onder de knie krijgen. Ik hoop dat u ook daarrond het nodige doet op de interministeriële conferenties.
De hoogrisicopatiënten worden losgelaten. Mijn dochter was een hoogrisicopatiënt en heeft twaalf dagen in quarantaine gezeten. Het enige wat ze heeft gekregen, is dat ze na zes of zeven dagen met 37,3 graden koorts naar de teststraat mocht gaan. Op dergelijke momenten hebben mensen heel wat vragen. Die vragen worden niet met een sms beantwoord. Ze worden enkel beantwoord met een test, zodat mensen zekerheid hebben over wat met hen aan de hand is. Daar moet in de toekomst zeker iets aan worden gedaan, eventueel in combinatie met de sneltesten.
Minister, u hebt zelf verklaard dat mensen worden opgebeld en dat soms wordt vastgesteld dat ze al dan niet zijn getest. Daar moet gewoon een performant systeem voor komen, eventueel gekoppeld aan het Rijksregister. We hebben dat in het verleden al gezegd. We zijn zeven maanden verder en we moeten zien hoe we dat kunnen oplossen.
Wat de corona-app betreft, ben ik heel blij dat ik op 23 oktober 2020 een persbericht van het agentschap Zorg en Gezondheid heb kunnen lezen. Dat persbericht staat ook op de website. Er staat in dat mevrouw Moykens is gevraagd met de federale overheid over de implementatie te overleggen. Ik hoop dat dit tijdig zal gebeuren. Op het ogenblik waarop de sneltest wordt gelanceerd, kan dat hieraan ook worden gekoppeld. Ik stel vast dat het gebruik van de app een beetje afneemt. (Opmerkingen van de voorzitter)
Voorzitter, ik zal afsluiten. Ik stel vast dat heel wat mensen het gebruik van de app om allerhande redenen in vraag stellen. Zo wordt het doel voorbijgeschoten.
De heer Anaf heeft het woord.
Mijnheer De Reuse, ik vond uw laatste opmerking vreemd. Uw eigen partijvoorzitter heeft geprobeerd de app in diskrediet te brengen. Ik neem aan dat u dergelijke opmerkingen het best voor uzelf houdt, net zoals trouwens andere opmerkingen eerder deze week.
Minister, wat de sms’en betreft, zijn we het er allemaal over eens dat dit geen ideale situatie is. Ik denk dat u daar ook van overtuigd bent. De vraag is of het consortium hiervan overtuigd is. Als we naar de laatste update van het consortium kijken, is het heel vreemd dat het consortium die duizenden verstuurde sms’en als succesvolle gesprekken omschrijft. Dat zijn ze natuurlijk niet. Het is geen gesprek, maar een sms. Dat is een onderdeel van het probleem. Ik vraag me af of die sms’en ook als gesprekken worden gefactureerd.
In elk geval moeten we de sms’en tot een minimum beperken, want het is belangrijk dat mensen de juiste informatie krijgen. Wat u hebt gezegd, klopt gedeeltelijk. We worden nu overspoeld. Onze contactopsporing is er niet op voorzien zo veel besmettingen op te vangen en die mensen te contacteren. De vraag is hoe we zover zijn gekomen.
Mevrouw Saeys, u hebt hierover al een aantal goede vragen gesteld. De vraag is hoeveel contactopspoorders we meer nodig hebben om al die mensen te contacteren. Ik vind dat minister Somers gisteren, tijdens het actualiteitsdebat, iets interessants heeft gezegd. Hij heeft verwezen naar een oproep naar de Vlaamse ambtenaren om de contactopsporing te versterken. Ik vind dit interessant omdat ik dit voor de zomer zelf een paar keer heb gevraagd. In het begrotingsakkoord heeft minister Diependaele aangegeven dat zo maximaal mogelijk een beroep op de Vlaamse ambtenaren moest worden gedaan om de kostprijs van het contract te kunnen drukken.
Minister, is er een nieuwe oproep geweest? Is er effectief een eerste oproep geweest? U hebt dat indertijd wel gezegd, maar u hebt ook aangegeven dat die oproep weinig succes had. Hebt u de indruk dat er nu wel respons op die oproep zal komen? Wanneer is die oproep gebeurd? Hoeveel mensen denkt u op die manier te kunnen vrijmaken om de contactopsporing te versterken? Ik denk dat dit erg nodig is.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
De risicocontacten die per sms worden verwittigd, hebben vaak nood aan meer informatie. Dat is natuurlijk wel een punt. De vraag is of we in de huidige omstandigheden ook geen moeite moeten doen om het werk van de contacttracers te vereenvoudigen en om ervoor te zorgen dat de mensen al sowieso heel wat informatie hebben en dus minder vragen hebben voor de contacttracers.
Een tijd geleden is er een campagne opgestart om mensen aan te zetten om contacten bij te houden en door te geven. We hebben het daar al over gehad. Kunnen er met betrekking tot die informatie ook geen bijkomende campagnes worden opgezet? Of zijn die er al? Dat weet ik niet. Dat zou kunnen via de sociale media, om algemene informatie te geven: over wat de gevolgen zijn van het feit een hoogrisicocontact te zijn. Dat kan misschien de vragen voor de contacttracers vergemakkelijken. Zeker ook voor de mensen die per sms worden verwittigd. Die kunnen dan gemakkelijker vinden wat ze moeten doen.
Minister, u hebt verwezen naar de website info-coronavirus.be. Die geeft inderdaad veel informatie. Maar we weten dat heel wat mensen laaggeletterd zijn. In Nederland hebben ze een website waarop alle maatregelen heel begrijpelijk worden uitgelegd, echt voor mensen die laaggeletterd zijn: in heel korte zinnen en heel eenvoudige bewoordingen. Minister, worden er specifiek inspanningen geleverd voor die doelgroep?
Minister Beke heeft het woord.
Er zijn veel vragen. Ik zal proberen erop te antwoorden. De vragen over de quarantaineattesten beantwoord ik bij de volgende vraag, uit respect voor de vraagstellers.
Contactopsporing is belangrijk, maar het tegengaan van besmettingen, ervoor zorgen dat het aantal besmettingen daalt, is nog veel, veel, veel belangrijker. We zitten op dit ogenblik nog altijd met een exponentiële stijging van het aantal besmettingen. Dat moeten we tegengaan. Daarover hebben we in de plenaire vergadering gesproken naar aanleiding van bijkomende maatregelen, maar dat hangt in eerste instantie wel af van elk van ons.
Collega Parys had het over handhaving. Dat is ook ontzettend belangrijk. Als de regels niet worden gerespecteerd, moet er gehandhaafd worden.
Wij hebben op dit ogenblik gemiddeld 9000 besmettingen in Vlaanderen, en meer dan 18.000 in Wallonië en 3000 in Brussel. De positief geteste mensen worden gebeld en worden bereikt. We gingen uit van 600. We zitten nu aan 9000 per dag. Die worden gebeld.
Ik herinner mij dat de collega’s in deze commissie deze zomer zegden: ‘Minister, u hebt daar zoveel volk zitten. Die zitten te netflixen. Hoe is dat in godsnaam mogelijk?’ We hebben daar toen een debat over gehad. We hebben het aantal zeer sterk verlaagd. De aanvankelijke kosten – ook daar zijn veel vragen over gesteld, ik kom daar straks op terug – waren berekend op 17 miljoen euro per maand. De eerste drie of vier maanden heeft het systeem 16 miljoen euro gekost. Maar we hebben het opgeschaald wanneer het noodzakelijk was.
We laten ons daarin bijstaan, collega Anaf, door een stuurgroep waarin experten zitten. Die geven, op basis van simulaties en een aantal parameters, aan wanneer er moet worden opgeschaald. Ik heb twee weken geleden de instructie gegeven om zo veel als mogelijk en zo snel als mogelijk op te schalen, wat mij betreft voorbij het maximum van datgene wat er oorspronkelijk was afgesproken.
Daarnaast en complementair – dus en-en – hebben we afgesproken dat collega Bart Somers als minister van Ambtenarenzaken een oproep zou doen aan de ambtenaren om daarin mee te gaan. Ik ken die cijfers niet en ik heb ze ook niet bij. Maar minister Somers heeft zich geëngageerd om Vlaamse ambtenaren daarvoor samen te brengen. Dat is een nieuwe oproep. In april/mei hebben we ook al zo’n oproep gelanceerd. Toen hebben een 100-tal ambtenaren in die eerste week – u zult het zich vast nog herinneren –, van 4 tot 11 mei, mee proefgedraaid om te kijken of de scripts klopten, of het technische systeem, het platform, werkte enzovoort. Zij zijn nadien terug naar hun administraties gegaan.
Ik kom tot een derde element. Naast de opschaling van onze eigen mensen en de oproep die minister Somers heeft gedaan aan de ambtenaren, heb ik samen met minister Somers een overleg gehad met de burgemeesters van de centrumsteden, om het lokale contactonderzoek in de brede zin, het individueel en collectief bronnenonderzoek, nog verder te versterken. We zijn daarvoor een kader aan het uitwerken.
We doen er in en vanuit Vlaanderen alles aan om het contactonderzoek gaande te houden. Maar dat het onder druk staat, door cijfers die per week verdubbelen, verdrievoudigen, die op een maand tijd exponentieel stijgen, ja, dat is zo. Stel u voor dat we, a rato van die zeshonderd besmettingen die men ons in maart had aangegeven, hadden gezegd: hierop moeten we ons systeem bouwen. Dan hadden we dus geen 1200 maar 12.000 callcenteragents in de reserve moeten hebben. En dan hadden u en waarschijnlijk ook anderen de vraag gesteld: ‘Moet dat zo veel kosten? Die zitten te netflixen. Wat zitten die daar te doen?’ Enzovoort. Wij hebben dat toen gebouwd op de prognoses die er toen waren. Intussen doen die mensen vijftien keer zoveel als aanvankelijk was ingeschat. Ik vind dus dat ze op dit ogenblik, in de complementariteit, absoluut hun best doen.
De cijfers die ik hier heb gegeven over het contacteren van de hoogrisicocontacten, gaan over hetgeen er vanuit het Vlaamse contactopsporingsonderzoek gebeurt. Dat is niet wat er lokaal aan individuele contactopsporing en bronnenonderzoek gebeurt. Daarvan hebben we geen systematische registraties. Hetzelfde geldt voor het bronnenonderzoek. Want er wordt hier gezegd – of tenminste geïnsinueerd – dat er geen bronnenonderzoek gebeurt. Wel, we hebben hier al verschillende keren een terugkoppeling gegeven: Vlaanderen doet bronnenonderzoek, we doen honderden en honderden bronnenonderzoeken. Ik heb de resultaten daarvan ook al gegeven bij een vorige vraag.
Daarnaast – en daartoe hebben we in de zomer het initiatief genomen – hebben we de financiële ondersteuning van 93.000 euro gegeven aan de eerstelijnszone en hebben we een field agent ter beschikking gesteld. Herinner u de vragen die daarover begin september werden gesteld. Toen hebben we gezegd dat we dat zouden doen en we hebben dat ook gedaan, om dat lokaal bronnen- en clusteronderzoek ook effectief mogelijk te maken.
Ik denk dus dat iedereen maximaal alles uit de kast haalt om dat contactonderzoek op een goede manier georganiseerd te krijgen en daar resultaten uit te halen. Maar als het aantal besmettingen op korte tijd zo exponentieel snel stijgt, tja, dan komt het onder druk te staan.
Collega Vaneeckhout, ik zal daar geen communautair verhaal van maken. Maar ik vind wel dat men recht heeft op de juiste cijfers, zoals ze gisteren op de IMC naar voren zijn gebracht.
In Nederland zijn er precies dezelfde discussies. Ook in de andere landen waar er contactopsporingsonderzoek gebeurt, ziet men precies dezelfde discussies. Hoe stressvol is het contactopsporingsonderzoek wanneer je met zo’n exponentiële stijging te maken krijgt?
Wat de app betreft: ik ga niet terugkomen op de vraag van collega De Reuse over de geloofwaardigheid van de app, maar het zou er inderdaad wel tot de geloofwaardigheid bijdragen als iedereen het belang van die app naar voren brengt.
Collega’s Van Eeckhout en De Reuse, en ook collega Anaf, jullie vroegen hoeveel downloads er waren, en hoeveel Vlamingen de app hebben gedownload. Dat weten wij niet. Ik heb dat hier een paar weken geleden ook al in de commissie gezegd. Dat komt omdat er heel strenge privacyregels zijn ingebouwd. We weten hoeveel Nederlandstalige apps er zijn gedownload en we weten hoe vaak de app in het Frans, het Engels, het Duits en in andere talen werd gedownload. Maar wij weten niet precies hoeveel dat er in Vlaanderen zijn. Ik heb die cijfers hier niet bij me. Wat ik wel bij me heb, zijn de cijfers die gisteren ook zijn gepresenteerd. We zaten op 25 oktober op 1,6 miljoen downloads. Ik denk dat op dit ogenblik ongeveer een op de vier smartphonegebruikers de app hebben gedownload.
Gisteren is er een rapportering gekomen waarbij er 21.700 resultaten werden gedownload in de week van 19 oktober – het gaat om resultaten die werden gedownload, niet om apps – waarvan 4400 positieven. Dat is dus ongeveer 20 procent van het aantal downloads. We moeten dat nog performanter krijgen rond een aantal zaken, dat is zo. Op de vragen die daarrond werden gesteld, heb ik al geantwoord dat Karine Moykens daar schitterend werk rond doet, en dat ze dat verder zal opnemen.
Collega Anaf, op de facturaties komen we straks nog terug. Maar men factureert op basis van het aantal mensen dat wordt ingezet. We komen daar nog wel op terug bij de vraag die u straks stelt.
Communicatie en doelgroepcommunicatie zijn zeer belangrijk. Dat hebben we ook in de zomer aan bod gebracht. Voorzitter, herinner u dat we daar eind juli of begin augustus een zomercommissie rond hebben gehad. Ik heb toen gezegd dat we de lokale besturen vragen dat iedereen aan het contactonderzoek meewerkt, en ten minste op twee manieren: ten eerste door te sensibiliseren, door het belang daarvan te onderstrepen, en ten tweede door te zorgen dat we de sociale handhaving aanspreken. Dat tweede punt heb ik nog eens herhaald bij het overleg dat we dinsdagmorgen met de Vlaamse Regering en de gouverneurs hebben gehouden. En in Vlaanderen gebeurt dat: het wil zeggen dat eerstelijnszones informatie krijgen over wie er besmet is. Heel veel lokale besturen zetten bijvoorbeeld hun sociale diensten daarvoor in, om te bellen en het belang van quarantaine te benadrukken. Ze geven ook mee dat, als er sociale issues zijn, de sociale diensten die problemen kunnen aanpakken. Dat is belangrijk.
Wat we ten tweede hebben gezegd, is dat lokale besturen moeten inzetten op en meehelpen aan dat bronnen- en contactonderzoek. Wij willen hen daarbij ondersteunen en dat gebeurt ook. Er is toen door verschillende collega’s gezegd dat je ook de huisartsen mee in het contactonderzoek moet betrekken, je moet hen dat laten doen. Maar ik heb toen gezegd, onder andere in overleg met Domus Medica, dat de huisartsen daar zelf geen vragende partij voor waren. Ze merkten op dat het in de zomer misschien rustiger is, maar dat ze in het najaar voor hetere vuren zouden komen te staan. En dat is waar we vandaag voor staan.
We hebben daar toen op geattendeerd. Dat is inderdaad waar we hier vandaag voor staan. Dus als we contactonderzoek doen en uitbouwen, moeten we ervoor zorgen dat dat toch wel op een duurzame manier gebeurt.
De vraag over het besturingssysteem is belangrijk. Dat ligt niet aan ons maar aan de fabrikanten. Dat is waarom we niet alleen met de app maar ook met de fysieke contactopsporing blijven werken. We willen het geheel samen doen. Sommigen hadden de illusie, de indruk, de verwachting, in maart en april, herinner u de artikelen en verklaringen, dat we het louter en alleen op een digitale manier, dus met een app zouden kunnen doen. ‘De app vervangt de ambtenaar’ was toen een krantentitel. Wel, we hebben er een en-enverhaal van gemaakt en dat is toch wel bijzonder belangrijk.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik vind het jammer dat ik geen antwoord krijg op mijn vragen. Ik vroeg bijvoorbeeld wat de ratio is met de hoogrisicocontacten. Dat is wat mij vooral interesseert en ik veronderstel dat u die cijfers hebt. Hebt u die niet, dan zal ik ze schriftelijk opvragen.
Hoeveel mensen hebben een sms gekregen? Hoeveel daarvan hebben teruggebeld? Hebt u daar cijfers van? Anders vraag ik ze ook schriftelijk op.
Die laatste cijfers zal ik opvragen en u bezorgen. De ratio verandert van dag tot dag. De instructie is: eerst de besmette personen bellen, de indexpatiënten, en in additionele orde ook de hoogrisicocontacten als we er niet in slagen om tijdig een sms-systeem op te zetten. Ik heb al veel reacties gehad van mensen die een sms hadden gekregen, dat heeft te maken met het feit dat het vandaag weer een ‘hot issue’ is, en daar wel de juiste consequenties aan verbinden.
Wat we momenteel niet weten, we hebben die vraag ook al gesteld, is wat de responsgraad op die sms’en is. Die informatie heb ik niet.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, het belangrijkste dat ik onthoud, is dat we bijna aan de limiet zitten van de mogelijkheden van de contactopspoorders. We moeten er echt voor zorgen dat we daar kunnen opschalen wanneer dat nodig is. Ik wil u ondersteunen bij uw vraag om meer contactopspoorders in te zetten wanneer dat nodig is.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, ik heb ook niet meteen een antwoord gekregen, maar ik begrijp dat de cijfers over de besturingssystemen er nog niet helemaal zijn. Ik zal ze ook schriftelijk opvragen. Hoeveel mensen zijn in de onmogelijkheid om de app te downloaden op hun mobiele telefoon?
Het belang van de contactopsporing staat voor mij nog altijd buiten kijf, maar vooral, minister, binnen enkele weken. We gaan een verschrikkelijke periode tegemoet, we zitten er zelfs al in. Collega’s, op het moment van de knik in de curve zal contactopsporing essentieel zijn. We hebben nog enkele weken om het helemaal te laten werken. We kregen het niet helemaal klaar voor de capaciteit van vandaag. Gedane zaken nemen geen keer, laat ons vooruitkijken. Binnen enkele dagen, weken, moeten we op de juiste capaciteit zitten. Op het moment dat de knik er komt, moeten we zo snel mogelijk alle bronnen van besmetting in de kiem smoren.
De heer De Reuse heeft het woord.
Ik wil nog inpikken op de opmerking die gemaakt werd over het feit dat ik een vraag stel over de corona-app en op wat onze voorzitter daarop heeft gezegd. We leven niet in de DDR. We zijn niet de socialistische eenheidspartij van Duitsland. De voorzitter heeft gezegd dat het geen verplichting is, hij heeft enkel uitleg gegeven op een vraag, hij heeft er zelf geen kond over gedaan. Er is hem iets gevraagd en hij heeft gezegd waarom hij hem nog niet heeft geïnstalleerd. Ik heb hem wel geïnstalleerd, in alle vrijheid. Wat dat betreft: goed.
Wel belangrijk is dat onze partij, ook gisteren nog in het debat, oproept om alle maatregelen die er zijn omtrent corona volledig op te volgen. Dat is onze oproep, en ook dat er een strengere bestraffing is. Dat zal in combinatie met de contactopsporing en een performante app, wat mij betreft, ervoor moeten zorgen dat we corona kunnen overwinnen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.