Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Minister, collega’s, ik denk dat het ook belangrijk is voor de visserij dat er voldoende toeleiding is van jonge vissers naar de sector. Ik heb ook een vraag ingediend over het aantal leerlingen in opleiding en over de opleidingsmogelijkheden. Het Fonds voor Scheepsjongeren helpt toch ook voor een stuk om mensen met of zonder werkervaring op de werkvloer de kans te geven het beroep van visser te leren. Dat fonds bestaat al sinds 1931 en de middelen uit dat fonds worden voor 50 procent gefinancierd door reders zelf en voor 50 procent door de Vlaamse overheid en de provincie West-Vlaanderen. De bijdrage van de reders komt overeen met een percentage van de bruto-opbrengst van de vangsten die verkocht worden in Belgische en buitenlandse havens.
Sinds 2003 is er ook een regeling voor aspirant-vissers: personen tussen 20 en 31 jaar die geen opleiding zeevisserij gevolgd hebben en geen werkervaring hebben, kunnen via dat fonds een vergoeding krijgen voor het geleverde werk.
De raad van het Fonds voor Scheepsjongeren heeft vorig jaar geadviseerd om vanaf 1 januari de bijdrage van de reders op 0,05 procent van de bruto-opbrengst te behouden en dus niet op te trekken noch te verlagen. Rekening houdend met de opmerking van de reders dat de reserves van het fonds integraal van hen afkomstig zijn, werd ervoor geopteerd om de reserve, net als eerder voor het kalenderjaar 2019, ook voor het kalenderjaar 2020 te verlagen. Tot op heden is er nog steeds een reserve van meer dan 100.000 euro.
Dat was de aanleiding voor mijn vraag, want in uw beleidsnota gaf u zelf aan dat de werking van het Fonds voor Scheepsjongeren geëvalueerd zou worden. Ik vroeg me daarbij af of er knelpunten zijn in dat fonds die misschien eens beter bekeken moeten worden dan wel of er bijkomende doelstellingen zijn waarop dat fonds zou kunnen inspelen en waarvoor het huidige kader ontoereikend is.
Is de evaluatie van het Fonds voor Scheepsjongeren reeds afgerond? Wie voert die evaluatie uit en volgens welke methodiek? Tegen wanneer zou die evaluatie afgerond zijn?
En als ze al afgerond zou zijn, wat zijn de conclusies? Wat zijn de aanbevelingen? Hoe gaan we daar beleidsmatig verder op inspelen?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Coudyser, het Fonds voor Scheepsjongeren werd in 1975 opgericht om het bemanningsprobleem bij de vissersvaartuigen te verlichten. Toen ik voor het eerst minister werd in de Vlaamse Regering, in 2007 was dat, heette dat nog het Fonds voor Scheepsjongens. Daar is dan een hele discussie over geweest om daar het Fonds voor Scheepsjongeren van te maken.
Het fonds betaalt een bezoldiging aan de scheepsjongeren en betaalt de sociale bijdragen voor de scheepsjongeren terug aan de reders. Het fonds wordt voor 50 procent door de reders gefinancierd en voor 50 procent door de overheid, de Vlaamse overheid en provincie West-Vlaanderen. De bijdrage die de reders moeten betalen, wordt jaarlijks geëvalueerd en wordt altijd vastgelegd in een besluit van de Vlaamse Regering (BVR). De rechtsgronden voor het Fonds voor Scheepsjongeren zijn de wet van 23 september 1931 – stel u voor – op de aanwerving van het personeel der zeevisserij en het koninklijk besluit (KB) van 31 december 1975 tot regeling van de samenstelling en werkwijze van het Fonds voor Scheepjongens, zoals dat toen dus nog heette.
De Inspectie van Financiën vroeg een grondige evaluatie, die ruimer ging dan de jaarlijkse bepaling van de redersbijdrage. De vraag wordt gesteld of de problemen die het fonds moest helpen oplossen rond het bemannen van de vissersvaartuigen, 45 jaar na de oprichting ervan nog steeds actueel zijn, en of een tussenkomst van de overheid verantwoord is en blijft.
De evaluatie van het Fonds voor Scheepsjongeren wordt uitgevoerd door het Departement Landbouw en Visserij. Het departement heeft hiervoor de voorbije maanden de insteek gevraagd en gekregen van de Rederscentrale. Die insteek moet een van de elementen vormen die het departement meeneemt in zijn evaluatie. De conclusies en aanbevelingen zullen binnen een redelijke termijn ter validatie worden overgemaakt aan de Inspectie van Financiën. Pas zodra ik de volledig gevalideerde evaluatie ontvangen heb, kan ik hierover inhoudelijke uitspraken doen. Collega Coudyser, ik verwacht de resultaten de komende maanden. Ik denk dat jullie daar dan ook graag uitspraken over zullen willen doen, anders zou u mij die vraag hier nu niet stellen, maar dat is dus het proces voor de komende maanden.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik begrijp inderdaad dat het verder gaat dan puur het financiële. Er wordt grondig gekeken of we met dat fonds na al die jaren de juiste doelstellingen en problemen aanpakken en hoe we dat eventueel moeten bijspijkeren. Ik begrijp dat daar hard aan gewerkt wordt en dat we daar de komende maanden meer uitsluitsel over zullen krijgen. Wij gaan dat dus verder opvolgen en ik ben benieuwd naar de conclusies en aanbevelingen over hoe we met dit of een ander instrument de problematiek van de toeleiding van jongeren naar het vissersberoep kunnen oplossen.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Ik denk dat de finaliteit van het fonds inderdaad heel belangrijk is. We kunnen daar nu nog niets over zeggen, want de resultaten zijn nog niet bekend. Maar wat mij ook interesseert is wat het aandeel jongens en meisjes is en of zij effectief doorstromen naar een job op Vlaamse bodem dan wel of ze vooral doorschuiven naar het buitenland en dus bij buitenlandse reders aan de slag gaan. Dat is iets om mee te nemen en op te volgen, zodra de resultaten bekend zijn.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Coudyser, u hebt gelijk: de evaluatie gaat ook over de rol en het doel van het fonds. Ik dacht dat ik dat ook duidelijk gezegd had. Dat wordt zeker meegenomen. Het gaat niet puur over het budget, maar ook over de ontstaansreden en de finaliteit.
Collega Talpe, we hebben de naam wel veranderd naar Fonds voor Scheepsjongeren, maar tot mijn spijt zijn er momenteel enkel jongens ingeschreven. Er is dus nog wel wat werk aan de winkel, zoals u goed hebt opgemerkt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.