Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand en Dierenwelzijn
Vraag om uitleg over de rol van dierenartsen met opdracht in slachthuizen
Vraag om uitleg over dierenartsen met opdracht in slachthuizen
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Minister, een belangrijk dossier dat we in deze commissie al meermaals en misschien tot vervelens toe hebben besproken, ligt mij na aan het hart. We hebben er in juli jongstleden meerdere vragen over gehad in deze commissie. U weet dat ik vragende partij ben voor onaangekondigde controles in slachthuizen, daar waar ze nu, zoals ik nog steeds verneem, aangekondigd zijn. Daarom stel ik opnieuw de vraag om daar in de toekomst werk van te maken.
Minister, op 8 juli 2020 zei u dat u tegen dit najaar werk zou maken van het inzetten van eigen Vlaamse inspecteurs die de naleving van de voorschriften inzake dierenwelzijn in slachthuizen moeten controleren. Deze inspecteurs zouden als een vliegende brigade aanvullende controles verrichten boven op die van de dierenartsen belast met opdracht (BMO) van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV), die volgens het protocol betreffende de controle van het dierenwelzijn deze taak in opdracht van de bevoegde deelgebieden verrichten. Om deze taak te verrichten ontvangt het FAVV van Vlaanderen jaarlijks 136.928,43 euro, het basisbedrag van 2015. Minister, u wilt echter de bestaande controles versterken. Wij staan daar vanuit de meerderheid met z’n allen achter. Daarvoor wordt 3 miljoen euro op jaarbasis uitgetrokken.
In dezelfde commissievergadering van 8 juli 2020 gaf u te kennen dat u een honderdtal dierenartsen zou willen aanwerven. Over de concrete uitvoeringsmodaliteiten zou u nog overleg plegen met de sectorfederatie van de slachthuizen. In de sector was men nogal verrast door de onverwachte introductie van een aantal inspecteurs vanuit Dierenwelzijn tijdens de coronalockdown, die blijkbaar niet beantwoordde aan het vooropgestelde concept van de ‘vliegende brigade’, maar die integendeel gedurende drie uur aangekondigde inspecties verrichtten in hetzelfde slachthuis. Hierover bevraagd, stelde u dat ‘iedereen wel ergens moet beginnen’, maar dat het de bedoeling is dat die inspecteurs in de toekomst toch als vliegende brigade zouden optreden. Zoals ik het natuurlijk graag zou willen.
Het opduiken van de Vlaamse inspecteurs was opvallend, omdat het niet duidelijk was in hoeverre deze mensen al een opleiding hadden genoten die hen voorbereidde op hun job, om die naar behoren te kunnen uitvoeren. Naar verluidt zou de opleiding worden toegekend aan de UGent en zou die ook een werkbezoek aan een slachthuis bevatten. Dat laatste blijkt praktisch niet zo evident, gelet op de geldende beperkte toegangsmaatregelen ten gevolge van de coronacrisis.
Minister, klopt het dat u het departement Dierenwelzijn de opdracht hebt gegeven om tegen eind oktober de inspecties sowieso op te starten?
Op welke manier zal deze inspectie starten, meer bepaald als vliegende brigade of met het systeem waarbij elke inspecteur een slachthuis toegewezen krijgt waar hij of zij gedurende drie uur aangekondigde controles zou verrichten? Zo neen, dan hoor ik dat heel graag en dan maakt u mij straks blij met uw antwoord en ben ik benieuwd welke timing er dan wordt voorzien.
Hoeveel inspecties wilt u in totaal op jaarbasis met deze extra inspecteurs in slachthuizen laten uitvoeren?
Wat betekent dit voor het aantal extra inspecties dat elk Vlaams slachthuis gemiddeld zal krijgen op jaarbasis? Het is belangrijk dat elk slachthuis een onaangekondigde controle krijgt.
Zijn de honderd inspecteurs inmiddels aangeworven? Werden deze mensen bij hun aanwerving gescreend op de geschiktheid voor de job?
Hebben deze mensen hun opleiding al gekregen alvorens met hun job van start te gaan? Zo neen, wat is daar de stand van zaken?
Heeft er reeds overleg plaatsgevonden met de sectorfederatie van de slachthuizen? Hoe reageerden zij op het voorstel van het departement Dierenwelzijn over het inzetten van bijkomende inspecteurs? Indien niet, wanneer zal dit gebeuren?
Zal er bij de opstart van de nieuwe Vlaamse inspecteurs zeer snel een evaluatie worden opgezet? Evalueren is toch heel belangrijk. Wanneer zal ik een evaluatie kunnen verwachten?
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Ik wil ook even stilstaan bij de controles in slachthuizen. Minister, wij hebben hierover in het parlement inderdaad al een aantal discussies gehad. Ik wil met u bekijken op welke manier we een performantere controle kunnen uitvoeren, vooral met de mensen die op het terrein aanwezig zijn.
Vanaf het moment dat er in onze slachthuizen een slachtproces start, is er permanent een DMO aanwezig. Deze DMO’s zijn aangesteld door het FAVV. Zij doen een sanitaire controle op voedselveiligheid, maar ook op dierenwelzijn. In het protocol is afgesproken dat de aanwezige DMO’s verslaggeving kunnen doen, dat zij zaken kunnen vaststellen, maar dat zij vervolgens een informatieformulier dienen op te maken, dat dan wordt doorgezonden naar de Vlaamse dienst voor Dierenwelzijn, die dan zal bekijken op welke manier er verder gevolg aan zal worden gegeven. Iedereen aan wie ik dit proces uitleg, ervaart dat daar een hele tijdsperiode overheen gaat, terwijl er elk moment van het slachtproces iemand aanwezig is op het terrein.
In september maakte u bekend dat u 3 miljoen euro zou vrijmaken voor een 25-tal Vlaamse dierenartsen. We hebben ondertussen begrepen dat het gaat om 25 voltijds equivalenten (vte’s), die zullen worden ingevuld door een 100-tal hoofden, als ik het zo mag uitdrukken, 100 personen dus. U had ook het idee van een vliegende brigade. Maar omgekeerd speelt u toch ook met het idee om hen toe te wijzen aan bepaalde slachthuizen, waar ze dan voor een 3-tal uur ter plaatse zijn en dan waarschijnlijk wel op afspraak. Daar zit ik met dezelfde vraag: hoe zit die organisatie precies in elkaar?
Er zijn dus twee soorten dierenartsen aanwezig die controle kunnen uitvoeren op het terrein. Hoe staat u tegenover het hiaat dat DMO’s enkel vaststellingen kunnen doen op het vlak van dierenwelzijn, maar er niet meteen tegen kunnen optreden? Hoe wilt u dit oplossen en is er daarover overleg geweest met de federale collega’s? Geeft de nieuwe samenstelling van de Federale Regering een nieuwe mogelijkheid om het protocol opnieuw te bekijken?
Zullen de 25 Vlaamse dierenartsen – 25 vte’s, zijnde 100 personen – die u wilt aanwerven om controles te doen op het vlak van dierenwelzijn naast vaststellingen doen, effectief op het terrein kunnen ingrijpen? Indien niet, hoe acht u het aanwerven van deze Vlaamse dierenartsen dan ‘performanter’ wat betreft het dierenwelzijn?
Wat is de stand van zaken rond de aanwerving en opleiding van deze 100 Vlaamse dierenartsen? Hoe verliep hun opleiding? Zijn zij ondertussen aangeworven en actief op het terrein? Zijn zij vertrouwd met de slachthuissector? Binnen welk kader zullen zij opereren en inbreuken kunnen rapporteren? Gaat de aangekondigde 3 miljoen euro volledig naar deze 25 vte’s of 100 personen?
Hoe zullen de DMO’s, aangesteld door het FAVV, en de Vlaamse dierenartsen samenwerken op het terrein? Hun opdracht, controle op dierenwelzijn, overlapt namelijk. Is hierover overleg geweest tussen het FAVV en de Vlaamse dienst Dierenwelzijn?
De heer Dochy heeft het woord.
Minister, ik beperk mij tot aanvullende vragen omdat ik deze bekommernissen deel. Ik veronderstel dat alle aanwezige leden in deze vergadering de bekommernissen delen.
Ik verneem dat ondertussen inderdaad die opleidingen georganiseerd zijn voor dierenartsen, veeartsen die interesse hebben in het kader van het opnemen van de taak van DMO voor Dierenwelzijn. Maar ik verneem ook dat vanuit de twee belangrijke organisaties die dierenartsen verenigen, het Instituut voor Verenigingen, Branches en Beroepen (IVBB) en de Vlaamse Dierenartsenvereniging (VDV), nogal wat bedenkingen worden gemaakt bij die organisatie en bij de voorwaarden die worden aangeboden aan de veeartsen om de opdracht van DMO voor Dierenwelzijn aan te nemen.
U beroept zich terecht op het besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 2019, dat de voorwaarden bepaalt om dergelijke dierenartsen aan het werk te stellen. Maar wat mij wel een beetje verraste, minister, is dat u op 9 oktober 2020 een persoonlijke brief stuurde naar alle mensen die de opleiding DMO gevolgd hebben, waarin u de voorwaarden beschrijft. Terecht. Maar daarbij deelt u nog een aantal extra voorwaarden mee die niet in het besluit staan. Dan gaat het over een gsm, een laptop en tablet en dergelijke meer, die eventueel ter beschikking kunnen worden gesteld. Dat lees ik niet in het besluit van de Vlaamse Regering. Verrassend is ook dat u een deadline stelt op 14 oktober. U stuurt dus op 9 oktober een brief naar de mensen die een opleiding hebben gevolgd, en zegt dat u een antwoord verwacht tegen 14 oktober. En als het antwoord er niet is, gaat u ervan uit dat die persoon niet meer geïnteresseerd is om voort te werken met uw diensten en neemt u aan dat die persoon helaas afstand neemt van verdere samenwerking.
Die organisaties van veeartsen zijn natuurlijk niet die organisaties die het dierenwelzijn niet genegen zijn. Zij willen dat in elk geval ook onder de aandacht brengen. Zij willen ook die opdrachten opnemen. Maar zij vragen wel een eerlijk overleg alvorens daar eventueel een afspraak kan worden gemaakt.
Minister, hoe komt het dat u vasthoudt aan de deadline van 14 oktober? Waar is die beschreven? Is dat aangegeven in een voorgaande oproep die ik mogelijk heb gemist?
We starten op 1 november 2020 met de opdrachten van die DMO’s. Klopt het dat u overweegt om eventueel naast dierenartsen ook bachelors die de opleiding Dierenwelzijn hebben genoten in te schakelen? Doen zij dat dan als zelfstandige dan wel als loontrekkende? Moet daarvoor het besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 2019 worden aangepast?
Bent u bereid om nu nog een overleg te organiseren met de verenigingen van dierenartsen, teneinde tot een goede regeling te komen? Ook die samenwerking wordt het best op een duurzame basis gebouwd.
Minister Weyts heeft het woord.
U weet dat we in de loop der tijd hebben moeten vaststellen dat het controlesysteem, zoals dat tot op heden bestaat, eigenlijk wel wat tekortkomingen en mazen in het net vertoont. Daarom heb ik mij geëngageerd om werk te maken van een sluitend controlesysteem, of alleszins een sluitender systeem. Ik weet niet of we erin gaan slagen om altijd alle mazen van het net te dichten. Ik wil een eigen, Vlaams controlesysteem op poten zetten. We zijn daarin geslaagd. Ik ben blij u te kunnen melden dat wij deze maand zullen starten met de eerste dierenartsen die zullen starten met gerichte controle-inspecties in de Vlaamse slachthuizen. Het gaat om zelfstandige dierenartsen die allemaal slachthuizen toegewezen hebben gekregen, rekening houdend met de afstand ten opzichte van hun woonplaats, en met de slachturen en consultatie-uren. Dat vergde wat puzzelwerk, om het voor iedereen zo efficiënt mogelijk te kunnen organiseren.
Al die dierenartsen hebben in de afgelopen vakantiemaanden een opleiding gevolgd, die, in mijn opdracht, werd georganiseerd door de faculteit Diergeneeskunde van de UGent. Die opleiding bestond uit een module pluimvee en een module hoefdieren, en was specifiek gericht op het welzijn van slachtdieren. De praktische opleiding die was gepland, is als gevolge van de coronatoestanden jammer genoeg niet kunnen doorgaan. Er konden geen slachthuizen worden gevonden die zich konden openstellen voor een grote groep mensen, dat begrijpt u wel.
Maar voor alle duidelijkheid: door hun opleiding als dierenarts hebben de DMO’s natuurlijk de basisopleiding inzake dierenwelzijn bij het slachten meegekregen. We trachten bovendien voor de dierenartsen met de minste ervaring in begeleiding te voorzien bij de eerste controles. Dat gebeurt door de eigen inspectiedienst. In een eerste fase worden de dierenartsen drie uur per slachtdag ingezet. Op grond van de resultaten van die controles kunnen wij een beter beeld te krijgen van de toestand in de verschillende slachthuizen en de mogelijke aandachtspunten. Door die analyse kunnen wij besluiten om hetzij het aantal uren in bepaalde slachthuizen te verhogen of slachthuizen op te nemen in een controleprogramma van vliegende brigades. De eventuele aanpassingen gaan wij invoeren zodra er genoeg gegevens zijn voor die risicoanalyse.
Wat betreft het overleg, kan ik melden dat dit regelmatig plaatsheeft. Daaraan wordt deelgenomen door FEBEV, NVP en VIP van de slachthuissector en de dienst Dierenwelzijn. Daarin is onder meer de werking van de DMO’s aan bod gekomen. De slachthuissector werd dus op de hoogte gehouden van de uitrol van deze nieuwe aanpak van het toezicht op de Vlaamse slachthuizen. Voor alle duidelijkheid wil ik erop wijzen dat de DMO’s van het FAVV geen maatregelen kunnen opleggen in het kader van dierenwelzijn, omdat ze geen ambtenaren zijn die verbaliserende bevoegdheden hebben, en dat heeft dus niets met het protocol te maken.
De dierenartsensyndicaten, IVDB en VDV, hebben de dierenartsen die de opleiding tot DMO gevolgd hebben na afloop van die opleiding opgeroepen om het contract met de Vlaamse overheid niet te tekenen, in hoofdzaak omdat ze hogere vergoedingen willen. Nochtans was de verloning voorafgaand duidelijk meegedeeld in de vacature waarop de dierenartsen ingetekend hebben. Het standaarduurloon ligt daarin vast en is trouwens 8 procent hoger dan de vergoedingen van de DMO’s die voor het FAVV werken. Zij krijgen ook een laptop en een gsm.
Ik heb 14 oktober als deadline gesteld omdat het organisatorisch belangrijk is om te weten wie wil werken en wie niet. Eerst gingen wij uit van 1 oktober. De sollicitaties vonden plaats tussen 1 september en 1 oktober van vorig jaar. We moeten eindelijk toch wel starten; ik kan niet eeuwig blijven wachten. Terecht worden daarover in de commissie vragen gesteld. Vandaar dat ik die deadline van 14 oktober heb vastgelegd. Ook heb ik de dierenartsen in kwestie opgeroepen per brief om in overeenstemming met de gemaakte afspraken te tekenen, gelet op de nood om te kunnen starten. De vergoedingen en verloningen in het contract zijn een overname van de bedragen en principes die goedgekeurd werden door de Vlaamse Regering in het besluit van 24 mei 2019. Dat werd ook zo duidelijk gecommuniceerd, zowel in de vacatures als in het besluit, en aan de syndicaten. Beloftes en afspraken nakomen, vind ik de aangewezen werkwijze.
Ondertussen ondertekenden vijftig dierenartsen het contract en zij worden, zodra ze hun ondertekende contract teruggekregen hebben samen met hun legitimatiebadge, ingezet in de slachthuizen. Eind deze maand zullen wij eindelijk kunnen starten met het systeem en gaan wij kunnen zorgen voor een beter dierenwelzijn in de slachthuizen, met gekwalificeerd personeel.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Minister, ik hoor heel veel ongerustheid, onduidelijkheid en onzekerheid.
U stelt hier dat er regelmatig overlegmomenten geweest zijn waar de werking werd besproken en dat er al vijftig dierenartsen hebben getekend. Maar uit wat ik hoor bij mijn contacten met heel wat mensen, moet ik concluderen dat toch heel wat dierenartsen ontevreden zijn. U zegt dat de reden onvoldoende verloning zou zijn. Dat is helemaal niet wat ik hoor. Ik hoor klachten over een amateuristische aanpak, over de opleiding, over de duurzaamheid van het project, en over het contract. Ik hoor toch wel andere dingen dan wat u hier verklaart. Wij weten allen dat het huidige controlesysteem heel wat tekortkomingen heeft. De Open Vld-fractie is vragende partij voor meer onaangekondigde controles. Wij vinden aangekondigde controles geen echte controles. Als je echt stappen vooruit wilt zetten voor het dierenwelzijn, dan moeten er onaangekondigde controles komen voor een goede handhaving. In het regeerakkoord staat daartoe de inzet van een vliegende brigade. Ik kijk uit naar de uitwerking van dát project. Pas dan kunnen wij spreken van een goede handhaving en stappen vooruit voor het dierenwelzijn.
Wat ik hoor, minister, is dat de slachthuizen momenteel niet goed weten waar zij aan toe zijn. Ze worden, naar ik verneem, ook niet gelijk behandeld. Het ene slachthuis krijgt heel veel controles, het andere niet. Ik pleit voor een gelijkheid in behandeling. Wat ik ook verneem, is dat er totaal geen overleg is met het FAVV. Als u tot een goede handhaving wilt komen, is dat toch noodzakelijk. Ik vraag om dat overleg te starten, om tot een goed en toekomstgericht controlesysteem te kunnen komen.
Ik herhaal mijn belangrijkste vraag: wanneer start de vliegende brigade? Dat is immers het sluitstuk van een goede handhaving.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Ik heb ook een minder positief gevoel bij uw antwoord, minister. U start met te wijzen op de mazen in het net van het controlesysteem. Zoals collega De Vroe pleit ik ook voor onaangekondigde controles en voor een versterking van het controlesysteem. Maar uit uw antwoord leid ik af dat de mazen in het net alleen maar groter geworden zijn. Ik zie u heel verbaasd kijken. U wijst er zelf op dat de DMO’s geen verbaliserende bevoegdheid hebben en dat dit niets met het protocol te maken heeft. In het verleden, minister, hadden de DMO’s wél een sanctionerende bevoegdheid.
Door de regionalisering is dat weggenomen. Met andere woorden: de DMO’s, die permanent op de werkvloer aanwezig zijn tijdens het slachtproces – zonder hen kan er niet geslacht worden – zijn een aantal bevoegdheden kwijtgeraakt. Daarvoor zet u nu Vlaamse dierenartsen in, maar die kunnen niet permanent aanwezig zijn op de werkvloer. Hun aanwezigheid zal eerst beperkt zijn tot enkele uren in een aantal vaste slachthuizen. Als het systeem draaiende is, zult u bekijken op welke manier u de dierenartsen ook vliegend zult kunnen inzetten. Ik stel u dus opnieuw de vraag om in overleg te gaan met het FAVV en met de slachthuissector om tot een meer performant controlesysteem te komen. Een goede samenwerking is onontbeerlijk om tot een beter controlesysteem te komen. Gaat u de samenwerking tussen de DMO’s, de Vlaamse dierenartsen en de slachthuissector opnieuw bekijken?
Een tweede vraag betreft de opleiding van de aangestelde dierenartsen. Ik hoor dat de praktische opleiding niet is doorgegaan of niet is kunnen doorgaan. U probeert dat op te vangen door de minder ervaren dierenartsen persoonlijke begeleiding te geven. Ik ben daar toch wat bezorgd over. Een praktische opleiding is echt wel cruciaal voor werk op het terrein. Ik hoop dat u daar voldoende aandacht aan besteedt. Dat is geen theoretische kwestie, maar het gaat om inschattingen en ingrepen op het terrein. Hebben de Vlaamse dierenartsen wel de mogelijkheid om op het terrein in te grijpen of moeten zij ook werken met invulformulieren en rapportering aan de Vlaamse dienst Dierenwelzijn, die dan moet ingrijpen?
Een derde aanvullende vraag gaat over de vijftig dierenartsen die volgens u hebben ondertekend. Uw doelstelling is een honderdtal. U geeft uitleg over verloning en voorwaarden. Ik heb de indruk dat u ze verhoogt en op die manier probeert meer gegadigden aan te trekken. Ik hoop dat daarover geen conflict ontstaat met de mensen van de DMO’s en het FAVV. Hebt u daarover ook overleg gepleegd? Dreigt er geen concurrentie te ontstaan? Als u nu aan vijftig geraakt bent: hoe denkt u de overige vijftig te vinden?
De heer Dochy heeft het woord.
In West-Vlaanderen is er een toepasselijk spreekwoord: ‘De hond zou er zijn jongen niet meer in terugvinden.’ We komen bijna tot een dergelijke situatie. Vandaar dat overleg heel belangrijk is, zoals de twee vorige collega’s ook gesteld hebben. Wij hebben nu een dierenarts die in opdracht van het FAVV ook een aantal taken voor het dierenwelzijn heeft, maar in het kader van het protocol niet kan verbaliseren. Wij hebben een animal welfare officer in ieder slachthuis, die aanwezig is op momenten dat er geslacht wordt. Wij hebben een dierenarts met een specifieke opdracht voor de bewaking van het dierenwelzijn, die ook drie uur aanwezig zal zijn in het slachthuis, onafhankelijk van de grootte van het slachthuis. Wij hebben ook een inspectiedienst Welzijn, met wellicht nog aanvullende opdrachten voor dierenwelzijn.
Minister, wij willen allen een zeer slagkrachtige inspectiedienst. Wij willen efficiënte controles. Maar wij willen geen Mexicaans leger, met allemaal officieren maar geen controleurs op het veld. Maar wij willen ook dat dit alles afgestemd wordt op de behoeftes en de noodwendigheden van de slachthuizen. Het heeft geen zin aan overacting te doen. In kleinere slachthuizen zal de controle ongetwijfeld anders moeten zijn dan in grote. Vandaar dat het systeem zoals het oorspronkelijk was voorgesteld met vliegende brigades waarschijnlijk veel efficiënter zou zijn dan mensen statisch voor drie uur aanwezig te laten zijn in een slachthuis. Als die dierenartsen daar aanwezig zijn, zullen ze niet veel kunnen uitrichten, want alles zal dan wel nauwlettend opgevolgd worden.
Overweegt u ook om andere niveaus of andere gekwalificeerden aan te nemen om als DMO op te treden? Het zullen dan geen dierenartsen zijn, maar je hebt ook dierenartsassistenten, bachelors die een opleiding hebben gehad in het kader van dierenwelzijn of dierenverzorging.
Mevrouw Sterckx heeft het woord.
We zullen het er allemaal wel over eens zijn dat de rol van de dierenartsen in de slachthuizen heel belangrijk is. De DMO’s voeren vooral controles uit op de gezondheid van de geslachte dieren. Ze kunnen wel inbreuken vaststellen inzake dierenwelzijn, maar geen actie ondernemen.
Ik wil dan ook oproepen om de controles die dierenartsen in de slachthuizen op het vlak van dierenwelzijn uitvoeren, onaangekondigd te doen. Als deze controles uitsluitend aangekondigd zullen gebeuren, dan zullen de slachthuizen er wel voor zorgen dat ze dan in orde zijn. Door onverwachte controles uit te voeren, zullen de slachthuizen steeds moeten inzetten op een degelijk dierenwelzijnsbeleid. Als ze tegen de lamp lopen, moeten de straffen ook navenant zijn. Een waarschuwing is in dat geval niet voldoende, er moeten dan strenge boetes worden uitgeschreven met eventueel een sluiting als gevolg indien het slachthuis hardleers blijft. Ik ben er dan ook van overtuigd dat onaangekondigde controles zullen leiden tot een zeer goed dierenwelzijnsbeleid.
Zult u inzetten op deze onaangekondigde controles, minister?
Mevrouw Joosen heeft het woord.
Ik denk dat we er uiteraard van mogen uitgaan dat de DMO’s het goed menen met het dierenwelzijn en dat er voldoende dierenartsen bereid zijn om zich effectief in te schakelen in dat performant Vlaams controlesysteem. Als er nog praktische struikelblokken zijn die hen ervan weerhouden om met werkbare aantallen in te tekenen, dan is het een zaak om die weg te werken, in de mate van het mogelijke. Momenteel zijn er vijftig dierenartsen, die de loonvoorwaarden kenden toen ze intekenden.
Ik hoor van de minister dat aan die praktische bezwaren al gewerkt werd. De administratieve ondersteuning voor de DMO’s versterken, was zeker een van hun vragen. Daar is de minister op ingegaan. Er werd ook naar digitale apparatuur gevraagd, en dat is zeker een belangrijke stap voorwaarts. Er spelen momenteel nog vragen rond het voorzien van een vervanger indien de aangestelde DMO verhinderd is. Ik denk dat er ook daar wellicht eenvoudig kan worden bijgestuurd wanneer er zich problemen stellen in de praktijk.
Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat een performant Vlaams controlesysteem in de slachthuizen een stap voorwaarts is. Ik kijk uiteraard uit naar de verdere perfectionering. Vanuit deze commissie werd op 8 juli ook de vraag gesteld om dit systeem snel verder uit te rollen. Dat gebeurt nu ook. Ik begrijp uiteraard ook de vraag naar een evaluatie. Die lijkt me niet onoverkomelijk.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik weet dat niet iedereen dat even leuk vindt, maar die extra controle komt er. We hebben daarover wel degelijk overlegd met het FAVV en de slachthuizensector.
Ik moet ook nog even rechtzetten dat de DMO’s nooit verbaliserende bevoegdheden hebben gehad. We hebben daarstraks een discussie gevoerd over de principes van de democratische rechtstaat. Een van die principes is dat alleen ambtenaren kunnen verbaliseren. Als een dierenarts geen ambtenaar is, kan hij niet verbaliseren. Wat dierenartsen wel kunnen doen, is rapporteren aan de ambtenaren die bevoegd zijn voor het dierenwelzijn. Zij kunnen dan wel verbaliseren.
‘The proof op the pudding is in the eating.’ Er zijn veel bezorgdheden, maar ik moet erkennen dat het in coronatijden absoluut geen makkie is om zo’n omvattend controlesysteem op poten te zetten. We zullen daarmee starten.
We zullen al doende leren. Daarom zeg ik ook dat we in een eerste fase de dierenartsen drie uur per slachtdag inzetten. Op grond van de resultaten van die controles kunnen we een analyse doorvoeren. Dan weten we waar we meer moeten ingrijpen. De heer Dochy zegt dat slachthuizen verschillen, en dat is ook zo. Je zult bij sommige grotere slachthuizen misschien meer moeten controleren dan bij andere kleinere. Het is net de bedoeling dat we ook heel specifiek ingrijpen op plaatsen waar de risico’s groter zijn. Dat lijkt mij evident. In het systeem zijn vliegende brigades opgenomen die onaangekondigd controleren. Dat lijkt mij een goed systeem. We zullen al doende leren, maar de basis is gelegd en we kunnen dus van start gaan.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Minister, u antwoordt niet op alle vragen.
Er is echt nog extra overleg nodig met het FAVV en de DMO’s. U zegt dat dat overleg is gebeurd, maar dan hamer ik er toch op om er opnieuw een in te plannen. Naar verluidt is er helemaal geen duidelijkheid over de verhouding tussen de Vlaamse DMO’s en de dierenartsen van het FAVV. Ik hoor echt dat men dringend nog eens moet samenzitten, dus ik roep u op om dat te doen.
In het controlesysteem zijn er momenteel nog altijd heel veel tekortkomingen. Ik ben blij dat u dat beaamt. U zegt zelf dat de basis is gelegd. Over de vliegende brigades zegt u dat die er zullen komen, maar die zijn voor mij net het allerbelangrijkste. Die onaangekondigde controles moeten zo snel mogelijk worden ingevoerd.
Ik vind dat elk slachthuis moet worden gecontroleerd, maar als een slachthuis effectief overtredingen begaat, moet dat zwaar worden aangepakt. Dat gebeurt nu niet. Ook niet elk slachthuis wordt op dezelfde manier aangepakt en gecontroleerd. Dat bedoelde ik dus met mijn vraag. Daarom wil ik ook opnieuw oproepen om zo snel als mogelijk werk te maken van de vliegende brigades en de onaangekondigde controles, iets wat we al lang met onze fractie vragen.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Minister, u haalt aan dat sommigen het niet fijn zullen vinden dat er extra controle zal zijn. Het gekke is dat ik net het omgekeerde signaal krijg. Men geeft vanuit de slachthuissector zelf aan dat het huidige systeem net voor minder controle zal zorgen en een minder sluitend controlesysteem is dan dat uit het verleden. Dat baart mij toch wat zorgen. Dat moet ons ook tot nadenken stemmen. Blijkbaar zitten er hiaten in, waardoor de controle niet optimaal is en dus beter kan. Ik hoop dat we daarom het gesprek willen aangaan om te kijken hoe het dan beter georganiseerd kan worden. De rol van de DMO’s in het controlesysteem was vroeger sterker en efficiënter op het terrein. Daarom wil ik nogmaals oproepen om in overleg te gaan met het FAVV en de slachthuissector. Ik zie dat u lacht, maar ik hoop dat u die opdracht ernstig neemt en in overleg gaat om zo tot een sluitend systeem te komen. In het regeerakkoord zijn de vliegende brigades opgenomen. Die moeten op een zo goed mogelijke manier worden uitgebouwd. U zit momenteel aan vijftig personen. Ik hoop dat we snel tot de vooropgestelde honderd kunnen komen. Er moeten daarnaast ook goede afspraken over de samenwerking tussen de DMO’s en de Vlaamse dierenartsen op terrein worden gemaakt. Zo kunnen die controles op de best mogelijke manier worden georganiseerd.
U geeft zelf aan dat de start is gegeven, maar ik denk dat er nog heel wat werk op de plank ligt. Ik hoop dat dat in goed overleg met de sector kan gebeuren, zodat we effectief tot een gedragen sluitend systeem kunnen komen.
De heer Dochy heeft het woord.
Minister, als u zegt dat sommigen niet graag hebben dat er gecontroleerd wordt, dan zal dat waarschijnlijk kloppen. Ik kan u verzekeren dat dat niet voor de sector geldt, want sinds 2015 zijn er toch wel goede gesprekken met de sector geweest. Zo hebben we nog een hoorzitting gehad met de heer Gore van de Federatie van het Belgisch Vlees (FEBEV) en daarin voelde je dat die mensen het serieus meenden en dat ze echt wel vooruitgang wilden maken op het vlak van dierenwelzijn.
Communicatie en overleg zijn inderdaad heel belangrijk. Als u stelt dat er werd overlegd, dan zal dat wel zo zijn. Ik denk echter dat er nood is aan een hogere kwaliteit in het overleg en dat men dat overleg nog even moet hernemen. Men moet ook zeker, zoals mevrouw Joosen al heeft gesuggereerd, nadien evalueren. In een rapport van FEBEV over deze problematiek lees ik dat het gebrek aan daadkracht voortvloeit uit een gebrekkige analyse van de gevolgen van de regionalisering voor de controles langs Vlaamse zijde. Daarmee haalt men eigenlijk de hele situatie aan zoals mevrouw Rombouts die heeft geschetst. Hoe staat het met relatie tussen het FAVV, de DMO’s en de Vlaamse inspectie? Laat ons hier geen kakofonie van maken, maar duidelijkheid scheppen. Laat ons vooral inzetten op die vliegende brigades. De sector is op dat vlak ook vragende partij. Ze vragen niet om een statische DMO die drie uur ter plaatse blijft in het slachthuis. Het zou veel efficiënter georganiseerd kunnen worden wanneer men die vliegende brigades inzet.
Wij hopen in elk geval dat de implementatie er zo snel mogelijk komt en dat er snel geëvalueerd en bijgestuurd zal worden, in overleg met de sector, die toch wel goede bedoelingen heeft.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.