Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
De Vlaamse Regering wil dat Vlamingen met een zorgbehoefte zo lang mogelijk in hun thuisomgeving kunnen blijven wonen. Deze coronacrisis heeft nog maar eens bewezen hoe belangrijk het is om te kijken hoe we zo goed mogelijk in alternatieve woonvormen kunnen voorzien.
In het Vlaams regeerakkoord lezen we de ambitie om verder in te zetten op mogelijkheden voor ouderen om zo lang mogelijk thuis of in de buurt te kunnen blijven wonen, met aangepaste zorg, infrastructuur en technologische innovaties. In het Pact 2020 werd de doelstelling geformuleerd om de levenskwaliteit van ouderen te versterken door thuiszorg substantieel uit te bouwen, zodat mensen zo lang mogelijk autonoom kunnen leven. Tijdens de vorige legislatuur lanceerde ook het Vlaams Parlement tal van initiatieven vanuit het standpunt dat mensen zo lang mogelijk thuis verzorgd moeten worden.
Die beleidsdoelstellingen hebben belangrijke implicaties voor het woonbeleid. In de conceptnota van de vorige Vlaamse Regering ‘Vlaams welzijns- en zorgbeleid voor ouderen. Dichtbij en integraal. Visie en veranderagenda’ worden drie perspectieven geformuleerd die een sterke weerslag hebben op het woonbeleid. Dat zijn: wonen in een aangepaste, veilige en herkenbare leef- en woonomgeving, blijven wonen in de eigen woonst, aangepast en veilig, en aangepast wonen met zorg.
Deze Vlaamse Regering is zich ervan bewust dat innovaties in gemeenschappelijke woonvormen vaak voorlopen op de geldende regelgeving. Hierdoor ondervinden experimentele projecten moeilijkheden om zich buiten het huidige wetgevende kader te begeven. Mevrouw De Vroe ijvert daarom al jaren, samen met de meerderheidspartijen, om experimentele woonvormen te stimuleren. Denk maar aan de resolutie die het startpunt vormde voor de oproep waarbinnen 28 projecten werden goedgekeurd. Voor deze projecten werd de regelgeving deels opzijgezet, met als doel de innovatie te bestendigen. Afgaand op artikel 40 van het nieuwe Woonzorgdecreet van 2019 staat de Vlaamse Regering wel degelijk open voor innovatieve vormen van woonzorg. Er is dus zeker ruimte om uitzonderingen toe te laten. De volgende ronde waarop proefprojecten kunnen intekenen, staat gepland in 2023.
Minister, met welke specifieke problemen op het vlak van woonbeleid kampen initiatiefnemers die vandaag een cohousingproject willen opstarten voor senioren? Zijn er mogelijkheden om, na een eerste tussentijdse evaluatie, wijzigingen aan te brengen aan de regelgeving die ook inzake het zorgaspect voor cohousing mogelijkheden zouden creëren? Overweegt u een nieuwe oproep nog voor de reeds geplande oproep in 2023? Hoe staan de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) en het agentschap Wonen-Vlaanderen tegenover experimenteren met gemeenschappelijke woonvormen in de sociale huisvesting?
Minister Diependaele heeft het woord.
Bedankt voor uw vragen, mevrouw Saeys. Tijdens de eerste evaluatieronde van de projecten in de proefomgeving experimentele woonvormen kunnen we vaststellen dat de knelpunten zich vooral situeren rond de volgende aspecten. Ten eerste: selectie en toewijzing. Dat is het voortraject, groepsvorming en objectieve selectie. Ten tweede: rechten en plichten. Dat is de afdwingbaarheid van engagementen en gemeenschappelijke lasten. Ten derde: samenwerking wonen- en welzijnactoren. Dat is afstemming van verwachtingen, wachttijden en budgetten. En ten vierde natuurlijk ook de financiering van gemeenschappelijke ruimtes en projectcoördinatie.
Die knelpunten zijn niet anders voor de projecten die zich concentreren op de doelgroep ouderen. Waar deze projecten wel specifiek mee te maken krijgen, zijn knelpunten die zich bevinden op het snijvlak van wonen en zorg. Die zijn terug te brengen tot de wisselende mate van zelfredzaamheid en de vaak toenemende zorgbehoefte van de doelgroep. In hoofdzaak gaat het om een doelgroep die zelfstandig wil wonen en waarbij de beperkte zorgbehoefte vaak via ambulante ondersteuning en onderlinge solidariteit binnen het gemeenschappelijk wonen kan worden opgevangen. De groep draagt ook zorg voor elkaar. Wanneer de zorgnoden echter toenemen, is een doorstroombeweging naar een meer residentiële setting vaak noodzakelijk. Dat is zo geregeld voor huurders van een sociale assistentiewoning, maar niet voor zorgbehoevende ouderen in een cohousingproject. Ten slotte worden ook knelpunten geformuleerd die betrekking hebben op onderverhuren bij cohousingprojecten door vzw’s. Het betreft onder andere de kortere opzegperiode bij het onderverhuren en de snelheid waarmee de cohousinggroep op zoek dient te gaan naar een nieuwe bewoner.
De verdere aanpak van de knelpunten zal gefaseerd gebeuren. We werken in de eerste plaats aan een inventarisatie van knelpunten binnen ons eigen bevoegdheidsdomein Wonen. Daarbij maak ik onder meer gebruik van de tussentijdse evaluatie van de proefomgeving experimentele woonvormen, waar u zelf ook naar verwees. In een volgende fase zullen we dan samen met andere beleidsvelden van de Vlaamse overheid, rekening houdend met de gekende knelpunten, trachten de hindernissen maximaal weg te werken.
U verwees naar een projectoproep in het kader van artikel 40 van het Woonzorgdecreet. Daar is inderdaad in bepaald dat de innovatievere vormen van woonzorg erkend kunnen worden, maar dat is een bevoegdheid van collega Beke, de minister van Welzijn.
De proefomgeving experimentele woonvormen loopt af in 2024. Dat is dus onze proefomgeving. Projecten kunnen eventueel verlengd worden met een duurtijd van vier jaar. Ik wil in deze fase de nadruk leggen op het opvolgen en evalueren van de projecten en andere innovatieve projecten op het terrein. De aandacht zal nu gaan naar het in kaart brengen en effectief wegwerken van knelpunten en niet naar het opstarten van een nieuwe proefomgeving experimentele woonvormen.
Het experimenteren met nieuwe woonvormen aan de hand van een projectoproep draagt bij tot het opbouwen van kennis en het uitwisselen van ervaringen, in de eerste plaats op het terrein zelf, waar regelluwte het mogelijk maakt om ‘out of the box’ te denken. We stellen vast dat de projecten niet alleen onderling in dialoog gaan, maar ook met de administratie. Op die manier krijgen we een unieke inzage in de volledige fasering van die projecten. Door de experimenten van nabij op te volgen, zullen we een goed inzicht krijgen in de knelpunten en mogelijke oplossingen. We hopen door het wegwerken van die knelpunten goede methodieken breder te kunnen uitrollen.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoorden, minister. Ik heb het al gezegd: deze coronacrisis heeft nog maar eens bewezen hoe belangrijk het is dat ouderen in Vlaanderen toch zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen, hetzij in de eigen huizen, hetzij in een assistentiewoning. Wij hebben een scala aan thuiszorgdiensten die dat ook mogelijk maken.
Recent is er een incident geweest in Villa De Proost, waar men dreigde met sluiting. Dat was eigenlijk een soort van cohousinginitiatief, maar Zorginspectie zag dat veeleer als een illegale woonzorgvoorziening. Ik vind dat het toch niet de bedoeling is dat wij als Vlaamse overheid dergelijke initiatieven van ouderen om te gaan samenwonen en de leef- en woonkosten te delen, en om een beroep te doen op thuiszorg, zouden gaan sanctioneren en beschouwen als een illegaal woonzorgcentrum. Het is heel belangrijk dat ouderen vrij kunnen kiezen voor een bepaalde woonvorm en kunnen kiezen met wie ze samenwonen en hoe ze de kosten verdelen.
Ik denk wij als overheid zulke alternatieven moeten toejuichen. En als er inderdaad zaken zijn die dat in de weg staan, is het aan ons om die ook weg te werken. We hebben het gisteren in de commissie Leefmilieu bijvoorbeeld nog gehad over de woonunits, waarbij ouderen in een tijdelijke unit in de tuin van hun zoon of dochter kunnen wonen. Hetzelfde met die cohousing: dat is iets waarvoor wij naar de regelgeving moeten kijken om te zien of we daar geen versoepeling of verbetering in kunnen aanbrengen, zodat wij toch niet op de rem staan en mensen tegenhouden om dergelijke projecten op te starten.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Minister, ik wil u bedanken voor het engagement dat u hier aangaat, toch wat betreft uw luik. Want het gaat, zoals u zelf zegt, verder dan alleen de bevoegdheid Wonen. Het is ook een bevoegdheid van minister Beke.
Minister, ik ben heel blij dat u stappen wilt ondernemen om die initiatieven mee mogelijk te maken vanuit Wonen. Onze fractie is voorstander van die kleinschalige wooninitiatieven. Wij vinden dat ontzettend belangrijk, wooninitiatieven voor senioren die in de eigen context en binnen het eigen sociale netwerk kunnen verblijven. Het zijn initiatieven die de overheid geen of amper geld zouden moeten kosten. Ik spreek ook namens mijn fractie als ik zeg dat het belangrijk is dat de bestaande regelgeving geen drempel vormt voor dergelijke initiatieven. Natuurlijk kijk ik dan ook naar minister Beke. Collega Saeys verwees al naar het incident met Villa De Proost. Ik twijfel er niet aan dat minister Beke ook voor dat idee te vinden is – dat hoop ik althans.
Ik wil u vragen om hier werk van te maken, minister, samen met minister Beke. Hebt u er een idee van wanneer u precies gaat samenzitten met de kabinetten? Is er al een datum in zicht waarop alles rond zou moeten zijn?
Minister Diependaele heeft het woord.
We zijn het met elkaar eens: het is in het belang van iedereen dat ouderen zo lang mogelijk thuis wonen, zeker als ze dat zelf willen. Ze moeten er inderdaad ook zelf de mogelijkheid toe hebben om daarvoor te zorgen. Ik ben het daar zeker mee eens, mevrouw Saeys.
Er is natuurlijk die bevoegdheidsverdeling. Wat valt er onder Wonen? Wij zijn daar bezig met proefomgevingen rond nieuwe woonvormen. Anderzijds is er wonen en zorg, waar dan meer ouderen bij betrokken zijn. Dat is een bevoegdheid van minister Beke. Daar zijn dus ook die initiatieven genomen.
We zitten sowieso regelmatig samen met het kabinet van collega Beke, want er zijn heel wat onderdelen van Wonen die overlappen met zijn bevoegdheden. Ik kan u echter geen concrete datum geven, mevrouw Verheyen. Dat is een traject. Die evaluatie loopt nu. Ik kan u geen concrete datum geven, in alle eerlijkheid.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Het is inderdaad heel belangrijk. Er zijn heel veel bevoegdheidsoverschrijdende zaken, en dit is er zo eentje, maar dat mag ons echt niet belemmeren om ervoor te zorgen dat we dit mogelijk maken. Wij moeten er inderdaad voor zorgen dat ouderen echt de vrijheid hebben om te kiezen hoe zij hun oude dag willen doorbrengen, ook in het kader van de strijd tegen eenzaamheid, die we toch ook allemaal heel belangrijk vinden. We moeten de mogelijkheid bieden dat mensen woon- en leefkosten kunnen delen. Ik hoop dus van harte dat u daar samen met collega Beke werk van zult maken op korte termijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.