Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Ik wil kort de historiek van mijn vraag geven. Ik stel deze vraag regelmatig. Ik heb ze eind vorig jaar ook al eens opnieuw aan minister Dalle gesteld omdat ik het zo’n belangrijke thematiek vind, die we onder de aandacht moeten houden. Ik had deze vraag oorspronkelijk ingediend bij de commissie Welzijn. De voorzitter heeft een heel onbetamelijke truc gedaan, waarop ik heb gereageerd. Mijn vraag werd afgewezen. Goed dat hij in deze commissie aan bod kan komen.
Cyberpesten is een problematiek die ons moet bezighouden omdat pesten op zich – en cyberpesten is nog indringender – een hoogst kwalijke problematiek is die, letterlijk, mensenlevens verwoest.
Hoe meer we in de media leven en digitaal leven, hoe belangrijker dat wordt. De problematiek is ook heel actueel, naar aanleiding van de zaak rond ‘Eveline’, waar een aantal BV’s gepest werden. Sexting is één zaak – de minister heeft gezegd dat we het allemaal wel eens doen –, maar de secundaire sexting is echt een kwalijke problematiek. Dat mogen we niet tolereren. Dat is een grove vorm van pesten.
De problematiek blijft dus zeker heel belangrijk. Een op de tien Vlaamse jongeren zijn recent slachtoffer geweest, of dader – daar moeten we ook aandacht voor hebben – van online pesten. U hebt in een artikel ook geschreven dat het aan ieder van ons is om mensen die cyberpesten in de hand werken, streng te veroordelen. Maar ik denk dat het nu wel echt tijd wordt. Ik zit nu het zesde jaar in dit parlement, en van in het begin ben ik met de problematiek bezig. Ik zie helaas veel te weinig vooruitgang, zeker en vast vanuit de coördinerende minister van Welzijn. Er is dringend nood aan een integraal en transversaal plan om cyberpesten aan te pakken. De experten vragen al jarenlang een Vlaams kenniscentrum voor cyberpesten om de problematiek in kaart te kunnen brengen en om tools aan te reiken om er komaf mee te maken.
Minister, u hebt het in de media al uitvoerig gedaan, dus u hoeft niet alles te herhalen, maar hoe evalueert u het nieuws dat Vlaamse BV’s slachtoffer werden van secundaire sexting en het debat dat zich vooral daarna heeft afgespeeld in Vlaanderen over sexting, over de nood aan mediawijsheid en over cyberpesten? Ik heb ook heel veel ‘victim blaming’ zien passeren.
Welke initiatieven en acties hebt u sinds het begin van de legislatuur ondernomen binnen uw bevoegdheden om cyberpesten aan te pakken? Wat zijn de plannen voor de toekomende tijd?
Bent u ook bereid om uw collega, de minister van Welzijn, die coördinerend minister is met betrekking tot pesten, te vragen om werk te maken van een integraal en transversaal plan om cyberpesten aan te pakken?
En de meest concrete vraag: bent u bereid om met de Vlaamse Regering een Vlaams onafhankelijk kenniscentrum voor cyberpesten en pesten op te richten?
Minister Dalle heeft het woord.
Misschien eerst even heel kort ingaan op het actueel dossier van enkele weken terug: de BV’s. Voor alle duidelijkheid, als ik heb gezegd dat het elk van ons kan overkomen, dan doelde ik daarmee op het feit dat privacygevoelige elementen – gegevens, foto’s, video’s – gedeeld worden, en dat dat in een aantal gevallen strafbaar is. Ik heb daar dus op gewezen. Of men dit soort beelden doorstuurt, daar zal ik mij niet over uitspreken. Het is wel een problematiek die heel erg vaak voorkomt. Sexting is ook veel breder dan gewoon naaktfoto’s, het kan ook gewoon een uitdagende pose zijn. Heel wat jonge mensen, ook zelfs kinderen, doen dat. Je kunt dan zeggen dat dat niet mag. Misschien is het inderdaad soms beter om dat niet te doen, maar het is een realiteit van vele jonge mensen dat het digitale, dat sociale media ook deel uitmaken van hun leefwereld en dat zij dat dus ook op bepaalde manieren doen. Dan is het natuurlijk zaak om hen daar ook in te ondersteunen zodat ze dat op een juiste manier doen, dat ze daar geen domme dingen doen, dat ze bijvoorbeeld niet herkenbaar zijn wanneer ze iets sturen, dat ze juiste afspraken maken met degene naar wie ze zo’n foto sturen. Dat zijn allemaal zaken die in het mediawijsheidsbeleid aan bod komen.
Alles wijst op het belang van een maatschappelijk debat over het delen van seksueel getinte beelden via sociale media. Dit keer ging het over bekende personen, maar in het verleden en in de toekomst zal het ook gaan over heel wat anderen. Er zijn heel veel onbekende personen die de media niet halen. De rode draad is steeds dezelfde wanneer zulke beelden gedeeld worden: verdriet, angst, schaamte, en levens kunnen zelfs worden verwoest. Ik heb verwezen naar een meisje uit Charleroi dat zich op die wijze zelfs van het leven benomen heeft na een problematiek van het delen van bepaalde foto’s.
Ik weet dat men daar soms lacherig over doet, maar het is niet zomaar onschuldig. Dat wijst erop dat we dat zeker bespreekbaar moeten maken, op school, thuis, op het werk, via de media en ook hier in de commissie.
Mediawijsheid is effectief een belangrijke sleutel om sexting binnen zijn juiste context te plaatsen. Iedere burger in onze samenleving moet natuurlijk over de nodige vaardigheden beschikken om op een actieve, bewuste en kritische manier met digitale en sociale media om te gaan. Online pestgedrag, stalking en sextortion moeten worden aangepakt door verder in te zetten op kennisopbouw en het ontwikkelen en verspreiden van tools, methodieken, vorming enzovoort, zowel naar scholen maar ook naar ouders, kinderen en jongeren, en trouwens ook breder, want heel de bevolking is daarbij gebaat. Dat hebben we in het recente geval ook gezien – dat waren geen jonge mensen natuurlijk.
Als minister zet ik mijn schouders ten volle onder het verder uitbouwen van proactieve en toekomstgerichte mediawijsheid. Dat is een van de kernelementen van mijn beleid in Media maar ook in Jeugd. U weet dat het voorkomen en aanpakken van pesten en cyberpesten al een tijd een belangrijke plaats inneemt in het jeugd- en mediabeleid. Heel wat organisaties die door ons ondersteund worden, bouwden de voorgaande jaren relevante expertise op. Ik denk hierbij expliciet aan organisaties zoals het Vlaams Kenniscentrum Mediawijsheid, Tumult, Pimento, Mediaraven, Awel en het jongereninformatieplatform WAT WAT. Die opgedane kennis wordt effectief omgezet in informatie, tools, opleidingen, vormingen, onderzoeksrapporten, publicaties, workshops en dergelijke meer. Dat wordt ter beschikking gesteld en aangepast aan het doelpubliek, waaronder jongeren en kinderen zelf, ouders, leerkrachten en jeugdwerkers.
Wij hebben recent twee belangrijke hervormingen doorgevoerd in het jeugdwerk. Ten eerste hebben we recent het kadervormingstraject gewijzigd dat jongeren volgen om een attest van animator in het jeugdwerk te halen. Een van die wijzigingen heeft betrekking op de competenties die een animator moet verwerven. Bij de competentie over het waarborgen van de emotionele en fysieke veiligheid en integriteit van kinderen en jongeren, hebben we een indicator toegevoegd die luidt als volgt: “Je laat jongeren bewust omgaan met het gebruik en het delen van fotomateriaal.” Herinner u de Panoreportage over foto's van de jeugdbewegingen die gedeeld werden en in pedoseksuele netwerken terechtkwamen. Dit wordt nu ook meegenomen in het kadervormingstraject van de begeleiders en de vrijwilligers die actief zijn in het jeugdwerk.
Een tweede belangrijke hervorming is dat we het voeren van een integriteitsbeleid als een bijkomende erkenningsvoorwaarde voor jeugdverenigingen hebben ingevoegd. Deze verenigingen hebben al sinds 2018 een integriteitsbeleid ontwikkeld en aanspreekpunten aangeduid op basis van de afgelopen subsidieovereenkomst, maar we hebben nu ook de regelgeving aangepast om dat integriteitsbeleid in de erkenningsvoorwaarden mee te nemen. We gaan daar trouwens binnenkort beslissingen nemen over de erkenningen van het landelijke jeugdhuizen, toch ook niet onbelangrijk.
Daarnaast is Tumult de jeugdwerkorganisatie die het Vlaams Netwerk Kies Kleur tegen Pesten ondersteunt. In het kader van de Week tegen Pesten, die in februari plaatsvond, heb ik initiatieven bezocht. Ik was onder de indruk van de impact van sommige heel concrete projecten.
U weet dat er in het Vlaams jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan (JKP) bijzondere aandacht is voor de aanpak van pesten en cyberpesten, zowel in het kader van de prioriteit ‘welbevinden en positieve identiteitsontwikkeling’, de eerste prioriteit in het JKP, als in de prioriteit ‘mediawijsheid’, de vijfde prioriteit. U weet dat dat plan al is goedgekeurd op de ministerraad van 25 september, en op 1 oktober werd het plan bezorgd aan jullie en uiteraard ook aan de kinderrechtencommissaris.
Een aantal acties richten zich op een transversale aanpak van grensoverschrijdend gedrag, een integraal integriteitsbeleid en een online bescherming en versterking van de integriteit. Het spreekt voor zich dat dat in nauw overleg verloopt met onder meer minister Beke.
Mevrouw Segers, u hebt ook een heel precieze vraag gesteld. U vraagt namelijk om een apart Vlaams kenniscentrum voor pesten op te richten. Ik ben geen voorstander van het oprichten van nieuwe structuren. Dit is zelden de juiste reactie op nieuwe maatschappelijke problemen.
Bovendien zijn er ook dikwijls goed werkende organisaties die we beter kunnen versterken dan er nieuwe op te richten vanuit de overheid. Dit is misschien ook wel een ideologisch verschil met uw fractie.
Na overleg met experten, waaronder het Netwerk Kies Kleur tegen Pesten, die ik persoonlijk heb ontmoet, werd ervoor gekozen om over te gaan tot de uitbouw van een platform rond pesten en cyberpesten. Dit platform combineert verschillende functies, waaronder informatie, sensibilisering, hulpverlening en onderzoek. Het werkt praktijkondersteunend en beleidsadviserend. Het platform is toegankelijk voor verscheidene doelgroepen, waaronder kinderen en jongeren, ouders en begeleiders.
Nu het JKP is aangenomen, wordt ook gestart met het personaliseren van dit platform. Dit zal zeker helpen om vooral ook de bestaande initiatieven te versterken en een acceleratie te doen in de initiatieven die we hebben om die serieuze aanpak van pesten, en in het bijzonder cyberpesten, mogelijk te maken in samenwerking met diverse collega’s, bijvoorbeeld rond onderwijs, welzijn, sport. Het kan op verschillende domeinen relevant zijn.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord. We kunnen de problematiek echt niet onderschatten, en dat doet u ook niet. Echt waar, het staat buiten twijfel dat u als verantwoordelijke minister voor media en jeugd binnen de Vlaamse Regering diegene bent die de problematiek naar zich toe trekt en ook daadkracht toont.
Alle lof voor wat u, vooral binnen het beleidsdomein Jeugd, hebt gedaan om pesten zo dicht en zo goed mogelijk aan te pakken. En ook alle lof omdat u als minister van Media zo hard inzet op het belang van mediawijsheid en de rol van Mediawijs daarbinnen. Ik ben eens gaan kijken op de site van Mediawijs. Alle acties die Mediawijs heeft gedaan rond cyberpesten, dateren al van een paar jaar geleden. Dat zou dus toch eens moeten worden geactualiseerd.
Maar alle lof daarvoor. En daarom was ik blij dat ik de vraag aan u kon stellen, omdat ik eigenlijk wel op u reken om de minister tegen pesten te worden in deze regering, en ook om aan de mouw te trekken van diegene dit het zou moeten coördineren, de minister van Welzijn.
U begon met een verwijzing naar de zaak van de BV’s en Eveline. Dat heeft enorm veel losgemaakt. Het is niet zo dat de lijnen van Tele-Onthaal roodgloeiend stonden, maar op het moment dat dat werd bekendgemaakt, kwamen er toch zeker dertig oproepen binnen van slachtoffers van sexting en wraakporno. Ook Child Focus wees op de problematiek. Zoals u aangaf, zijn er heel veel gevoelens van schuld – ‘het is mijn eigen schuld’ – en schaamte. In dat opzicht, als die bijzonder kwalijke zaak al één ding heeft opgeleverd, is het toch dat het een trigger is geweest voor mensen om naar buiten te komen met hun verhaal. Dit is volgens mij dus een momentum waarop we dat moeten vastpakken.
Maar wat mij wel triest stemt, is dat u, zoals uw voorganger, aangeeft geen voorstander te zijn van een expertisecentrum. De problematiek is volgens mij dermate groot, zowel onder jongeren als onder volwassenen – want onder volwassenen blijft die thematiek absoluut onderbelicht – dat het echt krachtig en gecentraliseerd moet worden aangepakt. We hebben dat nodig. Experten, onder andere Heidi Vandebosch, vragen dat al tien jaar. We hebben dat vooral nodig om alle federale aspecten waarop die problematiek betrekking heeft, voor te bereiden.
Minister, bent u bereid om ook met uw federale collega's te bekijken hoe daaraan kan worden gewerkt?
Mevrouw Segers, kunt u afronden?
Een, een kader creëren rond ethische hacking. Twee, het sensibiliseren van politie. Want al te vaak worden klachten over pesten door de politie naast zich neergelegd. Er zijn ongelooflijk veel ethische aspecten. Ik heb die allemaal in mijn voorstel van resolutie gegoten, die ik al twee keer heb ingediend en die al twee keer is weggestemd. Ik zou graag hebben dat we die nu eens behandelen.
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Mevrouw Segers, ik ben het ermee eens dat het hoognodig is dat het cyberpesten serieus wordt opgepikt. Deze vraag om uitleg zou eigenlijk erg goed passen in de commissie Welzijn, waar de coördinerend minister voor pesten, de minister van Welzijn, dan meer acties zou kunnen ondernemen.
Minister, die aanpak van het probleem is belangrijker dan het opzetten van een bijkomende organisatie. Ik steun uw stelling dat de versterking van de goedwerkende bestaande organisaties belangrijk is. Jongeren kunnen terecht bij 1712, bij Awel en bij het jongerenadviescentrum (JAC). Naar aanleiding van het reeds besproken sextingschandaal heeft WAT WAT een campagne ten aanzien van jongeren gelanceerd. U hebt gesteld dat we dergelijke organisaties en het bestaand platform beter zouden versterken. Plant u in dit verband nog initiatieven?
Daarnaast is het heel belangrijk dat mensen nu het gevoel hebben dat de daders enkel zijn gezocht omdat het om bekende Vlamingen ging. Ondertussen is uitgekomen dat die daders al eerder feiten hebben gepleegd die zijn aangegeven. Als we naar de klachten over seksuele intimidatie kijken, zien we daar een soortgelijk gegeven. In eerste instantie zijn de klachten weggelachen.
Meer dan een luisterend oor, hebben de slachtoffers zeker ruggensteun nodig. De beelden moeten offline worden gehaald. De daders moeten worden gevat en moeten kunnen worden gestraft. Dat is de taak van de federale minister van Justitie en niet van u. Het gaat om feiten die online gebeuren. Media, en dus ook sociale media, behoren wel tot uw bevoegdheid. Mag ik u dan ook vragen met de bevoegde federale minister te bespreken dat dergelijke zaken serieus moeten worden aangepakt, zodat we hier komaf mee kunnen maken?
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord. Ik wil mijn steun uitdrukken voor uw standpunt geen apart kenniscentrum hiervoor te zullen oprichten. Ik denk dat investeringen in de bestaande structuren veel nuttiger kunnen zijn. Er is daar al expertise, en een apart centrum zou dit weer te veel in een hokje steken. Dat zou het transversale dat deze problematiek nodig heeft, net in de weg staan. We werken beter met wie nu al op het terrein actief is.
Ook de samenwerking met de beleidsdomeinen Welzijn en Onderwijs is zeer nodig. Mijn bedenking is dat het bijna gemakkelijker is jongeren langs de scholen en sommige internetplatformen te bereiken. Mijns inziens blijft de blinde vlek de volwassenen. Hebt u er zicht op wat concreet kan gebeuren ten aanzien van die doelgroep die niet in de digitale wereld is opgegroeid en die op een of andere manier misschien nog kwetsbaarder of gevoeliger is, maar in verband met dit aspect moeilijker te bereiken is. Het interesseert me wel wat zou kunnen gebeuren om net hen specifiek aan te spreken.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Voorzitter, ik wil me kort aansluiten bij deze vraag om uitleg over de bestaande noodzaak om hier voldoende aandacht aan te geven en dit op alle mogelijke manieren te bestrijden. Ik denk dat er in deze commissie grote eensgezindheid daarover is.
Minister, ik weet dat u deze zaak ter harte wilt nemen. U hebt dat uitgesproken naar aanleiding van uw beleidsnota en van het Vlaams jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan (JKP). Wat jongeren betreft, wilt u hier duidelijk gericht werk van maken. Ook met betrekking tot de doelstellingen inzake mediawijsheid hebt u heel duidelijk gezegd dat dit een zaak van ons allemaal is en dat de samenwerking met alle actoren die op het terrein actief zijn en die de doelgroepen op een of andere manier kunnen bereiken, noodzakelijk is. We kunnen vaststellen dat er al heel wat acties zijn. Heel wat organisaties zijn hiermee bezig. Als ik zie hoe die organisaties met elkaar interfereren, denk ik dat we op de juiste weg zitten om een gezamenlijke aanpak uit te bouwen.
Maar anderzijds moeten we ook vaststellen dat de weg nog lang is, dat er nog een grote uitdaging voor ons ligt. We moeten dat op alle mogelijke manieren, waar het mogelijk is, kracht bijzetten.
Waar ik het, collega Segers, niet mee eens ben, net als de twee vorige sprekers, is dat wij naar een aparte nieuwe structuur moeten gaan. Overigens, minister, bedankt om deze mening ook te volgen of uit te rollen. Waarom niet? Er zijn twee tegenstrijdigheden. We vragen net een inclusief beleid en omgekeerd gaan we weer een aparte structuur opbouwen. Dat lijkt mij, in dezelfde vraagstelling, tegenstrijdig. We hebben vandaag een kenniscentrum Mediawijsheid. Daar zit in het cyberpestendossier ook al heel veel kennis samen. Het is nu net een noodzaak om bruggen te bouwen naar alle actoren die vandaag al actief zijn op het terrein. Als we nog eens aparte structuren opbouwen, zullen er ook extra kosten zijn. En je gaat iets apart opbouwen waarmee mensen die in een probleemsituatie zitten, geen vertrouwensrelatie hebben. Wie in een probleemsituatie zit, gaat eerst naar organisaties waarvan hij al enige kennis heeft en waarin hij vertrouwen heeft. We hebben er alle baat bij om de organisaties die vandaag actief zijn in het veld, te versterken en zo die kennisdeling te bevorderen. Dat is beter dan daar nog eens een aparte organisatie naast te zetten.
Ja, ik ben ook overtuigd. Dank u, minister, om in al uw actieplannen handvatten te plaatsen en ze zo ook effectief handen en voeten te geven om er meer aandacht voor te hebben in diverse doelgroepen – maar dan graag met structuren die we vandaag hebben, om zo hen ook te versterken.
Minister Dalle heeft het woord.
Voorzitter en collega’s, dank u wel voor de verdere vragen en bedenkingen.
Er is hier discussie over of dat een platform moet zijn, zoals wij hebben beslist in het kader van het jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan (JKP), of een nieuw op te richten kenniscentrum. Het is, zoals gezegd, onze overtuiging dat we het best de bestaande actoren versterken en samenbrengen, focussen op het transversale karakter van hun acties, en die in verbinding brengen. Dat platform lijkt ons daar het best voor geplaatst. We worden daar trouwens ook in gesteund door heel wat actoren. We zijn daarover ook in overleg met de kinderrechtencommissaris. Ik weet niet wie nog vragende partij is om zo’n nieuwe structuur op te richten. Het is in elk geval niet onze overtuiging dat we dat moeten doen.
Tegelijk: what’s in a name? We nemen een initiatief. Er zal een platform zijn. Ik ben ervan overtuigd dat het goed zal werken.
Mevrouw Segers, ik heb niet goed begrepen wat in uw vraag over ethisch hacken de link is met pesten. Dat kunt u misschien nog verduidelijken.
Meerdere collega’s hebben verwezen naar de federale verantwoordelijkheden. Dat is ook juist. Zowel justitie als politie kunnen een rol spelen in bepaalde gevallen van pesten en cyberpesten. Ik weet niet of de term pesten of cyberpesten van toepassing is op het geval van de BV’s. Dat gaat over het illegaal delen van bepaalde content, van bepaalde beelden. Daar hebben natuurlijk politie, parket en justitie een belangrijke rol, en ze hebben die tot hiertoe op het eerste gezicht zeer correct gespeeld, want men heeft al heel wat gevonden.
Pesten en cyberpesten zijn natuurlijk een veel breder fenomeen dan alleen maar een zaak voor politie en justitie. Soms, in extreme gevallen, kan het gaan over slagen en verwondingen, kan het gaan over allerhande zaken – denk aan het voorval in Puurs, recent. Maar in de meeste gevallen is het geen zaak van politie en justitie. Dan is het een zaak van scholen, van kinderen, van jongeren, van ouders. Dan moet dat op die manier aangepakt worden. In de meerderheid van de gevallen is dat het geval. Ik zou ook justitie en politie daar een rol in geven, namelijk als sluitstuk van een bepaald beleid, en ik denk dat men dat vandaag ook doet.
Maar in hoofdzaak zitten de zorgen elders. Pesten is een zeer wijdverspreid fenomeen dat in de meeste gevallen niet in de strafrechtelijke sfeer zit, maar daarom niet minder ernstig is.
Collega Coenegrachts heeft terecht ook gewezen op de problematiek van de volwassenen. Het recente geval heeft dat aangetoond. Veel van de initiatieven en de ondersteuning die we hebben, richt zich uiteraard niet uitsluitend tot kinderen en jongeren. Kenniscentrum Mediawijsheid heeft bijvoorbeeld een veel bredere aanpak en is gericht op alle Vlamingen. Ik denk dat er aan wat de afgelopen weken gebeurd is – dat is trouwens ook de reden waarom ik enkele weken terug daarover een kleine opinie geschreven heb – heel veel aandacht besteed is en dat is een goede zaak, niet omdat het BV’s zijn of omdat de personen interessant zijn, maar wel omdat het thema belangrijk is. Ik ben er eigenlijk van overtuigd dat de Vlamingen zich vandaag veel beter bewust zijn van de risico’s verbonden aan het versturen van bepaald beeldmateriaal dan enkele maanden terug. Ik kan dus de sensibilisering daarrond en dat publieke debat alleen maar aanmoedigen. We moeten daarbij niet alleen aandacht hebben voor kinderen en jongeren, maar zeker ook voor de volledige bevolking.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Ik heb nog veel te zeggen, ik ga het zo rap mogelijk proberen te doen.
Eerst en vooral dank aan de collega’s om samen met mij te beklemtonen en te bevestigen hoe belangrijk de problematiek is.
We moeten ook met z’n allen constateren dat we, ondanks alle bestaande initiatieven, heel weinig vooruitgang boeken. Ik ga niet zeggen dat het dweilen met de kraan open is, want in het laatste rapport is er wel een klein beetje vooruitgang. Maar het pesten is bijlange nog niet de wereld uit. Pesten is ook geen nieuw fenomeen, minister. Het is een fenomeen dat al heel lang bestaat, het is des mensen, de lelijkste kant van mensen. Het heeft alleen door cyberpesten nieuwe dimensies gekregen die ook nieuwe uitdagingen vergen. Daarom moeten we echt nadenken over hoe we dit allemaal samen kunnen aanpakken.
Het platform waarnaar u verwijst, is uiteraard een goede zaak. Maar toch blijf ik ervan overtuigd dat we een plek nodig hebben waar er gewerkt kan worden, waar er gezorgd kan worden dat de problematiek gemonitord wordt, want behalve enkele doctoraten, vooral aan de Universiteit Antwerpen – onder professor Heidi Vandebosch is er daar een grote traditie rond ontstaan –, is die systematiek er niet. We monitoren eigenlijk niet systematisch de problematiek.
Wat de tools ontwikkelen betreft, is er uiteraard Mediawijsheid. Maar er is ook de noodzaak om een breed beleid te ontwikkelen, want het gaat over kinderen én over volwassenen. Ook de link naar het werkveld is dus essentieel, en ook de link naar wat het federale kan doen.
Wat ik bedoelde met ethisch hacken: de meeste cyberpesters werken allemaal vanuit de anonimiteit, zoals ‘Eveline’, en de socialemediabedrijven nemen veel te weinig hun verantwoordelijkheid op om die te ontmaskeren. Als je een legaal kader zou kunnen creëren rond ethisch hacken, zou dat alvast kunnen helpen. Maar ook federaal moet er afgestemd worden met het Centrum voor Cybersecurity bijvoorbeeld. Bij de politiediensten – collega Perdaens gaf het ook aan – gebeurt er te weinig. Het is pas als er BV’s bij betrokken zijn dat er ineens vooruitgang geboekt wordt, zo lijkt het toch voor de mensen. Maar ook de dialoog met de socialemediabedrijven om er werk van te maken, om het melden van cyberpesten laagdrempelig te maken, om actief op te treden door ‘ghost accounts’ te schrappen: er ligt zoveel werk op de planken. Het zou echt geen luxe zijn om zo’n platform of centrum of wat dan ook te hebben.
Lieve collega’s, mijn nieuw voorstel van resolutie – ik heb het geactualiseerd – is klaar; wij gaan het nu indienen. Ik hoop dan dat we het dit keer niet onmiddellijk gaan wegstemmen in deze commissie, maar er echt mee aan de slag gaan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.