Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Minister, mijn vraag gaat over de inburgeringstrajecten. U hebt, naar aanleiding van de coronacrisis, op korte termijn 500.000 euro vrijgemaakt om chromebooks in bruikleen te geven aan inburgeraars.
De sessies liepen daar minstens tot 31 augustus via afstandsleren en zelfstudie. Zeker voor die groep is het belangrijk, denk ik, om ‘on track’ te blijven en het contact zeker niet te verliezen.
Naar aanleiding van de Septemberverklaring is ook geld vrijgemaakt om de inburgeringscursussen te digitaliseren.
De vraag is: die 500.000 euro die is uitgetrokken, welke lessen zijn daaruit getrokken en welke aspecten kunnen een blijvend karakter krijgen?
Levert deze aanpak de verwachte resultaten op? Is er een verschil met de digitale resultaten?
Wat zijn de ervaringen van de mensen op het terrein? Dat digitale, werkt dat of werkt dat niet? Kunnen we dat meenemen in de klassieke opleiding? Wat zeggen de inburgeraars zelf? Hoe hebben ze het zelf ervaren?
De 15 miljoen euro waarin u voorziet naar aanleiding van de Septemberverklaring, welke initiatieven ziet u daarvoor als prioriteit om te investeren op het vlak van inburgering?
Minister Somers heeft het woord.
Los van corona stond digitalisering van het aanbod binnen inburgering altijd al hoog op de agenda. Dat hebben we ook heel duidelijk opgenomen in het regeerakkoord en ook in mijn beleidsnota. Wij waren de overtuiging toegedaan dat een meer gedigitaliseerde benadering van die inburgeringstrajecten heel veel voordelen heeft. Mensen kunnen sneller aan de slag en dus sneller op eigen benen staan, kunnen werk en inburgeren beter met elkaar combineren. We kunnen ook een grotere objectiviteit nastreven. We kunnen ook examineren en op basis van een duidelijk digitaal aanbod kan dat een stuk gemakkelijker. Corona heeft dat allemaal wat versneld, maar er was wel al een basisfilosofie om ons inburgeringsbeleid in die richting te versterken.
Wat zijn de conclusies? Men kan meer op maat werken en ik heb cijfers die dat aantonen. Hoogopgeleiden kunnen sneller werken en anderen meer op eigen initiatief en zo komt er meer ruimte om mensen te begeleiden die wat zwakker staan. Dat is de logica van digitalisering.
Ook organisatorisch zijn er tal van voordelen. Ik geef een voorbeeld. Sommige mensen moeten het vak Maatschappelijke Oriëntatie volgen in een zeldzame taal, bijvoorbeeld Tibetaans. Om dat fysiek aan te bieden voor inburgeraars van West-Vlaanderen tot Limburg, mensen staan daarvoor heel lang op de wachtlijst. Nu kun je die mensen die cursus heel gemakkelijk via digitale weg laten volgen, waardoor we een versnelling kunnen realiseren.
Er zijn ook meer mogelijke instapmomenten. Vroeger begon de ene cursus bijvoorbeeld op 4 februari en een andere in september, maar door digitaal te werken kun je veel meer instapmogelijkheden creëren. En als het volledig digitaal zal verlopen, dus niet alleen met de leerkracht die via Zoom praat, maar een volledig digitale cursus, dan is elk moment een mogelijk instapmoment, want dan kan iedereen beginnen wanneer hij of zij dat wil. Ik geef een voorbeeld. Ik heb hier nieuwe cijfers van maart tot augustus 2020 ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar. Het aantal cursisten die de cursus Maatschappelijke Oriëntatie begon in die periode, steeg van 2605 in 2019 naar 4908 in 2020, bijna een verdubbeling. Versta me goed: begon, want straks gaat collega Van Rooy me vragen hoeveel van die inburgeringstrajecten beëindigd zijn. Dat is een andere discussie; hier gaat het over het daadwerkelijk opstarten van de inburgeringstrajecten. En dat is mede mogelijk gemaakt door twee dingen: een betere interne organisatie – nieuwe leiding, een nieuwe directeur die de zaken aanpakt en de zaken wat probeert te versnellen – en de digitalisering. Die twee gaan hand in hand om dat cijfer te verklaren.
Waarom is dat ook nog belangrijk? Niet iedereen is digitaal even vaardig, maar als je werkelijk een bijdrage wilt leveren aan de samenleving, dan zijn die digitale skills wel heel belangrijk. Door het feit dat je mensen in een digitaal proces steekt, ga je ook aandacht steken in hun digitale skills, tools en vaardigheden, waardoor ze productiever kunnen worden voor onze samenleving. Het klopt natuurlijk: niet iedereen heeft een laptop of heeft toegang tot die digitale wereld. Daarom is er dat systeem voor het uitlenen van chromebooks.
Wat gaan we zeker behouden? Het aanbod Maatschappelijke Oriëntatie op afstand gaan we behouden, omdat we zo meer maatwerk kunnen creëren. We gaan het screenen en ondersteunen van digitale vaardigheden ook behouden en we zijn van plan om een systeem uit te denken rond de chromebooks, waarbij de ontleners ook een bescheiden bijdrage betalen. U weet dat ik principieel niet geloof in een gratispolitiek. Tijdens de coronacrisis hebben we de chromebooks gratis ter beschikking moeten stellen, maar als we het digitale spoor verder willen bewandelen, dan moet er vergoeding staan tegenover het ontlenen van zo’n chromebook, net zoals bij het ontlenen van boeken in de bibliotheek.
Hoe evalueren de inburgeraars de online dienstverlening zelf? Uit signalen van leerkrachten Maatschappelijke Oriëntatie blijkt zowel bij cursisten als leerkrachten voldoening over het feit dat de stap naar digitalisering gezet is. Ze waarderen dat de cursus via digitale leermiddelen aangevat en afgerond kan worden. Tussen de maanden mei en september voerde het Agentschap Integratie en Inburgering (AgII) een tevredenheidsbevraging uit en zowel bij leerkrachten als bij cursisten was de tevredenheid vrij hoog: 95 procent of meer. Daar is dus algemene tevredenheid over.
Voor de verdere digitalisering van de inburgeringscursussen wordt een bedrag voorzien van 15 miljoen euro, dat klopt. Welke initiatieven zal ik in eerste instantie met dit budget financieren? Eerst en vooral wordt er 5 miljoen uitgetrokken voor een nieuw klantvolgsysteem. Zo’n dataopvolgingssysteem is heel belangrijk. Waarom? We vragen aan mensen dat ze examens afleggen en daarvoor slagen. Ik vind dat we dat op een degelijke manier moeten kunnen opvolgen. We vragen aan mensen dat ze binnen de twee maanden naar de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) gaan. Dat moeten we ook kunnen opvolgen. We vragen aan mensen die gedurende een bepaalde periode niet werken of niet voldoende gewerkt hebben, om hun taalniveau verder op te krikken. Je hebt daarvoor allemaal een dataopvolgingsysteem nodig met links naar VDAB, het onderwijs voor jongeren, de lokale besturen enzoverder.
1 miljoen euro zal gaan naar uitwisselingsplatformen en de overige 9 miljoen euro gaat naar de volledige digitalisering van het aanbod. Dat gaat dan niet alleen over de lessen Maatschappelijke Oriëntatie, maar ook over de testen en de screening- en oefeninstrumenten. Als we daarnaast kunnen voorzien in een performanter serversysteem en in studio’s voor vormingen en lesgevers, dan denk ik dat we een serieuze kwaliteitssprong maken, wat niet alleen goed is voor de inburgeraar zelf, maar ook voor onze samenleving. Mensen zullen sneller hun plaats kunnen veroveren in de samenleving, zullen sneller kunnen bijdragen aan die samenleving, zullen zich de normen en waarden van die samenleving sneller eigen kunnen maken en zullen sneller kunnen functioneren op een positieve manier binnen die samenleving.
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Ja, het is verrassend, maar eigenlijk toch wel heel goed nieuws, hé. Het toont nog maar eens de waarheid van het adagium ‘never waste a good crisis’ aan: wat op het eerste gezicht een bedreiging lijkt te zijn voor die inburgering, blijkt er uiteindelijk een versneller van te zijn.
– Kris Van Dijck treedt als voorzitter op.
Ik denk dat het heel goed is dat u het aangrijpt om nog meer bij te dragen tot de volwassenheid van het inburgeringsbeleid, om het om te vormen tot een volwaardig en hedendaags instrument dat mensen zo snel mogelijk helpt in te burgeren.
Het systeem van de dataopvolging lijkt inderdaad ook wel heel interessant om daartoe bij te dragen. De uitdagingen in het regeerakkoord zijn niet min. Om dat op poten te zetten, lijkt die investering mij een goede zaak.
Ik wil geen open deur intrappen, maar we mogen niet vergeten dat er altijd een groep zal zijn die we op deze manier niet kunnen bereiken. Daar moeten we toch nog voldoende aandacht aan besteden.
Wat die stijging van de cijfers betreft, die is toch echt wel spectaculair. Dat intrigeert me toch wel. Hoe schat men dat in? Komt het door de nieuwe directeur of hadden mensen gewoon meer tijd om de inburgering aan te vatten? Het is toch wel een heel interessant gegeven, want als het toe te schrijven zou zijn aan het digitale karakter van de lessen, dan zit er daar wel een ‘window of opportunity’ om nog meer mensen nog sneller te laten inburgeren. Dat geeft misschien ook aan dat er vroeger te weinig vertrouwen was of te veel vanuit een betuttelende visie naar inburgering werd gekeken. Digitalisering heeft de drempel misschien verlaagd en geeft meer mensen nu de kans om sneller te integreren. Die stijging, is die nu echt toe te wijzen aan dat digitale aanbod? Of zijn er nog andere omstandigheden die daartoe bijdragen?
Minister Somers heeft het woord.
Ik ben het met u eens, mevrouw Partyka, dat het interessante cijfers zijn. Door dat klantopvolgingsysteem zullen we ook in staat zijn om ons democratisch te verantwoorden, met accurate cijfers, ook in het parlement. Een van de grote problemen in heel de discussie, zowel rond inburgering en integratie als rond diversiteit in onze samenleving, is namelijk een gebrekkig data-arsenaal, waardoor we niet op een performante manier met elkaar in debat kunnen gaan en waardoor we vaak in de casuïstiek vervallen in plaats van de context te begrijpen, wat ook niet toelaat om bij te sturen of om grote problemen aan te pakken.
Ik ben samen met mijn kabinet en ook met de Vlaamse universiteiten en mijn collega’s in de Vlaamse Regering aan het bekijken hoe we die data kunnen objectiveren. Een mooi voorbeeld is Denemarken, waar heel veel data heel transparant en performant bekendgemaakt worden, waardoor er een zinvoller debat mogelijk is, over de problemen en over de successen. Zo zie je de positieve dingen en de negatieve dingen. Vandaag zijn die data er onvoldoende en dus denk ik dat inzetten op een dataopvolgingsysteem een van de elementen is om daaraan te verhelpen.
Ik wil u trouwens nog een cijfer geven, een tamelijk recent cijfer: 76 procent van de inburgeraars prefereert digitale of hybride cursussen, wat toch wel een groot draagvlak is. Als we meer mensen digitaal kunnen bereiken, dan wordt alles goedkoper. En het geeft ons ook meer ruimte om meer te investeren in zij die wat zwakker zijn of die wat meer aandacht nodig hebben. De inhaalbeweging die we aan het doen zijn in het geven van die lessen Maatschappelijke Oriëntatie, die is te danken aan twee elementen: enerzijds de digitalisering, waardoor mensen sneller kunnen inhaken om lessen te volgen, en anderzijds de opkuis van het verleden. U weet dat ons agentschap een moeilijke periode heeft doorgemaakt, om heel veel redenen. Ik ben niet zozeer geïnteresseerd in het proces van het verleden, maar een van de grote uitdagingen in onze samenleving is deze problematiek en ik wil dat wij daar in Vlaanderen performant in zijn en dat we ons kunnen meten met de besten in Europa op het vlak van efficiëntie en resultaat. Wat niet efficiënt is, is dat mensen heel lang moeten wachten op een cursus. We vragen aan mensen die legaal in ons land verblijven, om zich onze normen en waarden eigen te maken en om zich in te schakelen in onze maatschappij, en dan laten we ze maandenlang wachten. De beslissing die we binnen de Vlaamse Regering genomen hebben om binnen de twee maanden VDAB in te schakelen, vind ik dan ook heel belangrijk. Mensen moeten zo snel mogelijk actief worden op de arbeidsmarkt en mogen zich niet nestelen in een soort van hangmatcultuur. Men moet beseffen dat men vanaf de eerste dag dat men hier is, moet proberen bij te dragen aan de samenleving. Maar dan moeten wij als overheid ook de tools kunnen aanreiken om dat te doen.
En als mensen dan soms negen maanden of een jaar moeten wachten op een cursus, dan is dat niet te verdedigen. Ook daar kan die digitalisering, zeker voor beperkte delen of voor een groep mensen die dat kunnen, eigenlijk vanaf dag één. Of ik ga zelfs nog een stap verder, naar mijn wildste ideeën. Er is iets waaraan ik wil werken. We weten eigenlijk relatief vroeg wanneer mensen wensen te emigreren naar ons land, niet bij iedereen, maar bij een groep mensen – ik denk aan arbeidsmigratie, huwelijksmigratie enzovoort. Indien die mensen die ambitie hebben, kunnen ze al vanuit het land van herkomst die digitale cursussen volgen. Zij kunnen zich al vormen, zij kunnen zich die kennis al eigen beginnen te maken, indien ze weten dat ze binnen een paar maanden naar ons land komen en ze aan die procedure begonnen zijn. We kunnen via die digitale instrumenten de mensen zelf de kans te geven om zich dat veel sneller eigen te maken. Ik ben ervan overtuigd dat een groot deel van de mensen die de vaste wil hebben om naar hier te komen, dat spontaan zal doen. Maar dat aanbod, mochten ze ernaar zoeken, bestaat vandaag nog niet. Ook dat kunnen we dan digitaal ter beschikking stellen.
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Het is inderdaad een geweldige opportuniteit, die die inburgering misschien tot een meer volwassen niveau kan brengen en ons verder kan brengen, en veel sneller en minder paternalistisch, dan op een niet-digitale manier.
Het is inderdaad een fantastische evolutie. We kijken ernaar uit om dat mee te volgen. Ik twijfel er niet aan dat dat goed komt.
Misschien kan de digitalisering zelfs de vraag van de centrale examens oplossen. Dat bespaart de mensen dan ook een verplaatsing. We hebben daar veel over gediscussieerd. Misschien kan zelfs dat probleem op deze manier worden opgelost.
De vraag om uitleg is afgehandeld.