Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Laeremans heeft het woord.
Collega’s, vanuit scholen uit de Vlaamse Rand krijgen we redelijk wat signalen dat een deel van de allochtone ouders op het inschrijvingsformulier bij de aangifte van de thuistaal aangeeft dat ze thuis Nederlands spreken, terwijl dat in de realiteit helemaal niet het geval is. Vaak is het immers een buitenstaander die het formulier invult en dan verkeerd Nederlands aankruist, al dan niet bewust. Soms blijkt deze verkeerde aangifte pas bij een eerste oudercontact, waar de leerkracht dan merkt dat de ouders geen of amper Nederlands blijken te begrijpen.
Dat zorgt er natuurlijk voor dat de cijfers hierover vertekend zijn en een onderschatting weergeven van het werkelijke aantal anderstaligen. Hierdoor krijgen scholen minder SES-middelen (socio-economische status) met als indicator thuistaal en kunnen ze minder zorg- en begeleidingsuren krijgen voor deze groep leerlingen. Directies maken dan ook bij het verdelen van leerlingen over parallelklassen verkeerde keuzes en zetten bijvoorbeeld te veel anderstalige kinderen bij elkaar, zodat de kinderen ook van elkaar geen Nederlands leren. Op het eind van de rekening zijn de kinderen de dupe hiervan, zowel de zogezegde ‘valse Nederlandstaligen’ als de ‘echte anderstaligen’ omdat ze dan per kind gemeten minder begeleiding krijgen en dus minder kans hebben om de taal aan te leren.
Dat laatste is zeker voor de Vlaamse Rand, onze streek, vrij nefast, aangezien de vervreemding er alsmaar toeneemt. Uit cijfers van Kind en Gezin bleek in juni nog dat van alle baby’s die in 2019 in de Vlaamse Rand geboren werden, driekwart opgroeit in een anderstalig gezin.
Hoe evalueert u deze zaak? Krijgt uw kabinet ook dergelijke signalen en hebt u een zicht op de grootte van deze onjuiste aangiftes?
Hebt u een plan om deze onjuiste aangiftes terug te dringen? Moet daar niet meer controle op gebeuren? Kan daar eventueel een administratieve sanctie op gezet worden?
Bent u het er ook mee eens dat alle ouders die hun kind inschrijven in ons leerplichtonderwijs, niet alleen in de Rand, maar in heel Vlaanderen, op zijn minst een basiskennis Nederlands moeten kunnen voorleggen, wanneer het niet meteen is, dan wel binnen het schooljaar via verplichte taalcursussen, en dat het kindergeld daarvoor als stok achter de deur moet kunnen worden gebruikt? Anders kunnen zij hun kind onmogelijk helpen. Op de school van mijn echtgenote stelt men vast dat ouders van kinderen die er al acht jaar op school zitten, nog steeds geen woord Nederlands kennen. Ik vind dat onbegrijpelijk en onaanvaardbaar. Dat zou in Vlaanderen toch niet mogen?
Minister Weyts heeft het woord.
Het is zo dat ouders een verklaring op eer geven over de taal die ze thuis met hun gezin spreken. Dat is vastgelegd in een besluit. Mijn administratie heeft geen zicht op de grootteorde van onjuist ingevulde verklaringen op eer, want daarvoor zou je al een woonst moeten gaan betreden of zou je die mensen moeten gaan interpelleren. Er gebeurt weliswaar controle op de correcte uitwisseling van deze gegevens met het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AGODI).
Nu, voor alle duidelijkheid, ouders hebben er geen belang bij om te doen alsof ze thuis Nederlandstalig zijn. Wie er wel belang bij heeft, dat zijn de scholen, omdat zij extra SES-middelen krijgen (sociaal-economische status): ze tikken hoger aan op de SES-indicatoren en krijgen extra financiering. Er bestaat dus een incentive aan de kant van de scholen. Als men vaststelt dat de verklaring niet juist zou zijn, dan kan die altijd aangepast worden. Het rechtzetten van onjuiste aangiftes kan altijd. Dat gebeurt ook als de thuistaal wijzigt, bijvoorbeeld bij een nieuw-samengesteld gezin of wanneer de ouders beslissen om over te schakelen op het Nederlands. Dan kan de verklaring rechtgezet worden door een nieuw formulier in te vullen en die gegevens door te geven aan AGODI. Als de leerlingenkenmerken tijdig worden aangepast, voor het telmoment in februari, dan wordt dit meegenomen in de berekening van de middelen. De thuistaal zelf gaan controleren als overheid is moeilijker, maar ik neem aan dat scholen hun leerlingen wel kennen en de ouders tijdig kunnen aanspreken om dit te corrigeren, indien er een vermoeden is van een foutief ingevuld formulier. Nogmaals, de ouders zelf hebben daar geen enkel belang bij; de enige die er financieel belang bij heeft, zijn de scholen.
Zoals u weet, is kennis van het Nederlands voor mij fundamenteel, dus dat debat hoeven we hier niet te voeren. Alles begint bij het Nederlands. Dat is het raamwerk waarbinnen kennis verworven wordt. Van ouders verwacht ik bij de inschrijving, met het ondertekenen voor akkoord van het pedagogisch project en het schoolreglement van de school, ook een positief engagement ten aanzien van de onderwijstaal. We zien dat dat ook steeds meer gevraagd wordt, ook bij gemeentelijke basisscholen, en ik denk dat dat ook in andere scholen nadrukkelijker zou moeten kunnen worden opgenomen in het schoolreglement, zodat het niet alleen een carrièrekeuze betreft voor zoon of dochter, maar ook een keuze voor de Vlaamse gemeenschap, specifiek in de Vlaamse Rand dan toch.
Ik denk dat we kinderen niet bepaald een plezier doen door het recht op inschrijving of het kindergeld te koppelen aan de taalkennis van de ouders. Je dreigt daarmee net die kwetsbare kinderen te raken die we onder andere met taalintegratietrajecten, SES-middelen en de verlaging van de aanvang van de leerplicht willen helpen.
De heer Laeremans heeft het woord.
Minister, dank u. Het is uiteraard een goede zaak dat men een dergelijke foutieve keuze nog kan rechtzetten, en dat zou beter zo veel mogelijk worden gedaan. Ik begrijp dat het ook moeilijk te controleren is in de huidige omstandigheden. Je kunt inderdaad niet gaan binnenvallen bij de mensen, maar men stelt wel in de praktijk vast dat er bij een aantal anderstaligen toch nog onwil heerst om onze taal te leren. Ik vind dat verschrikkelijk. In Brussel, bijvoorbeeld, moet men voorrang aanvragen met een attest, een bewijs van Nederlands. Waarom zouden we dat niet in heel Vlaanderen kunnen doen? Dat is toch niet zo moeilijk. Alle Vlamingen die het Nederlandstalig onderwijs hebben doorlopen, hebben sowieso een attest. Al de mensen die een cursus Nederlands hebben gevolgd, hebben dat ook. Het gaat dus om een kleine, koppige minderheid die onze taal niet wil leren, wat dus extra problemen creëert. Is juridisch te onderzoeken of, net zoals in Brussel met dat attest voor voorrang gebeurt, dat in heel Vlaanderen bij de eerste inschrijvingen van die ouders kan worden gevraagd? Uiteindelijk is dat nu toch niet zo moeilijk. Goed, je kunt dat in het schoolreglement zetten, maar als het echt wordt verplicht, dan hebben ze geen poot meer op om te staan en moeten ze wel een cursus gaan volgen. Ik denk dat dat echt wel nodig is voor de integratie.
De heer Coel heeft het woord.
Collega Laeremans, dank u voor de vraag. Zoals de minister aangeeft, is er niet echt een objectief voordeel voor die ouders om dat foutief in te vullen. Het zijn eigenlijk vooral de leerling en de school die benadeeld zijn, zoals werd geschetst, met betrekking tot het indelen van klassen en het missen van extra begeleidingsuren. Wat onze fractie betreft, is het sluitstuk van een inschrijving het ondertekenen van het schoolreglement en het pedagogisch project. Dat is decretaal ook zo bepaald. Doorgaans gebeurt dat fysiek: men gaat naar de school om de inschrijving te voltooien. Dan vindt er ook een soort intakegesprekje plaats, waaruit normaal gezien toch vrij gemakkelijk moet af te leiden zijn of de persoon al dan niet actief Nederlands spreekt, en het administratief dossier bijgevolg kan worden aangepast aan de reële toestand.
Nu, door corona zijn die fysieke contacten op school wel sterk bemoeilijkt. In het kader van het Inschrijvingsdecreet ligt het idee ook op tafel om een digitale ondertekening van dat schoolreglement mogelijk te maken. Ik ben voor digitalisering, maar ik denk dat het wel goed zou zijn dat men dat contactmoment toch niet vergeet, dat men daar dus ook een digitaal contactmoment aan koppelt, zodat die school er toch een zicht op heeft welke leerling zal instromen, zowel in het belang van de school als in het belang van de leerling.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik wil gewoon nog even inpikken op wat de minister zei en mijn goede collega Coel ook aanhaalde, namelijk over de kwestie wat mensen aanduiden op die verklaring op eer. Ik spreek nu uit ervaring. Bij inschrijvingen heb ik mensen bij mij gehad die het Nederlands absoluut onmachtig waren. Mijnheer Laeremans, voor alle duidelijkheid, dat waren geen mensen die nog geen moeite hadden gedaan. Die waren nog niet zo heel lang hier, maar ze duidden op die verklaring op eer dan wel aan dat ze thuis Nederlands spraken omdat ze dachten dat ze niet zouden kunnen worden ingeschreven als ze dat niet zouden doen. Dan moet je proberen met handen en voeten duidelijk te maken dat ze dat echt correct mogen invullen en dat dat geen gevolgen heeft, al zeker geen negatieve gevolgen, meer zelfs, dat het positieve gevolgen heeft, omdat de school zo extra middelen krijgt om bijvoorbeeld een taalbad Nederlands te kunnen inrichten. Dat is dus voor iedereen goed.
Voor alle duidelijkheid, en voordat mensen mij fout zouden verstaan: wat collega Coel zegt, is inderdaad juist. Je engageert je om Nederlands te spreken. Als je de inschrijving doet in het secundair onderwijs, en het kleuter- en lager onderwijs zijn al doorlopen, dan nemen we eigenlijk aan dat de ouders die volle negen jaar ook al stevig hun best hebben gedaan om Nederlands te leren, al was het maar om inderdaad mee de opleiding en de vorming van hun kinderen mee vorm te geven. Daar staan we absoluut achter. Dat is het kader van inburgering. Dat is ook het kader van de taalbaden Nederlands voor die kinderen op school. Maar dat is een andere kwestie.
Het is goed, minister, dat u aangaf dat als inderdaad blijkt dat die verklaring op eer gewoon fout is ingevuld, of dat dat geëvolueerd is, in de twee richtingen, dat ook kan worden bijgestuurd.
Minister Weyts heeft het woord.
Nogmaals, de ouders hebben er geen enkel belang bij om foutief te melden dat de thuistaal Nederlands is. Wat mij belangrijker lijkt, is dat er echt een engagement wordt opgenomen in het schoolreglement, dat men ook duidelijk stipuleert dat er ook maar één omgangstaal is binnen en buiten de schooluren, niet alleen voor leerlingen, maar ook voor contacten met ouders. Want je ziet natuurlijk in de praktijk wel – en dat is des mensen – dat verschillende leerkrachten toch overschakelen op een andere taal bij een oudercontact, omdat het in het belang van het kind is. Maar je geeft een vinger, en men pakt een hele arm. Men beschouwt dat als een verworven recht, en de volgende keer zegt men: de vorige keer was het oudercontact in het Frans of het Engels, dus ik heb daar recht op en ik wil dat nu opnieuw. Dat is de grote moeilijkheid, heel praktisch, waar heel veel leerkrachten mee kampen: om in het begin op hun strepen te staan en te zeggen dat het in het Nederlands te doen is, ook wanneer het om een oudercontact gaat.
Dit is ook belangrijk om mee te geven aan ouders die toch enigszins van goede wil zijn, misschien niet om zich zelf aan te passen, maar die toch het beste voor hebben met hun kind. De PISA-resultaten spreken daarvoor nog altijd boekdelen. Het gaat dan over de prestaties van kinderen van autochtonen versus kinderen van allochtone oorsprong. In heel Europa, en trouwens in alle OESO-landen, wordt altijd vastgesteld dat de resultaten van kinderen van autochtone oorsprong gemiddeld beter zijn dan die van kinderen van allochtone oorsprong. Dat is een vaststelling die overal geldt. Maar de kloof tussen de twee wordt voor de helft dichtgereden in die gezinnen met allochtone oorsprong waar ook Nederlands wordt gesproken. Ik zeg niet ‘alleen Nederlands’, maar ‘ook Nederlands’. Gemiddeld genomen dichten die kinderen de kloof tussen autochtone en allochtone kinderen voor de helft. Een betere bewijsvoering heb je niet nodig om anderstalige ouders te motiveren om ook zelf Nederlands te leren en thuis zelf ook een mondje Nederlands mee te spreken met de kinderen, wat niet wil zeggen dat je andere talen moet uitsluiten. Dat is trouwens ook goed om de onderwijsprestaties van de kinderen te kunnen opvolgen en evalueren. Daar word je zelf ook beter van. Nederlands is geen besmettelijke ziekte. Het verheft jezelf. Het maakt je maatschappelijk mobieler dan ooit tevoren.
De heer Laeremans heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord, minister.
Ik heb ook goed geluisterd naar collega Coel, die zegt dat we aan die digitale inschrijving ook een fysiek contactmoment moeten koppelen. Dat lijkt me al een goed plan.
Collega Daniëls zei dat bepaalde ouders bij hun kind Nederlands aankruisen omdat ze schrik hebben om anders niet ingeschreven te raken. Die schrik zou toch ook moeten kunnen worden weggenomen. Het zou hun duidelijk moeten worden gemaakt dat dat juist in hun voordeel is. Dat is ook iets dat sterker moet worden beklemtoond bij de inschrijvingen.
U zei, minister, dat het taalengagement beter beklemtoond zou mogen worden in het schoolreglement. Dat vinden wij ook. Kan je dat afdwingen? Kan je dat sterker promoten bij de directies en schoolbesturen? Dat zou belangrijk zijn.
Ik blijf erbij dat we hier in de Rand met een hardleers publiek zitten dat uit Brussel komt. Men is gewoon van daar alles in het Frans te krijgen. Die komen naar ons en vinden dat wij dat ook moeten doen. Ze blijven systematisch weigeren om onze taal te leren. Het is vooral voor die mensen dat het nuttig zou zijn dat een taalengagement ook op papier wordt gevraagd, namelijk dat ze lessen Nederlands gaan volgen, anders blijven de kinderen een vogel voor de kat en blijven die ouders dat nog jarenlang meeslepen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.