Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Brouns heeft het woord.
Op donderdag 18 juni 2020 hebben we in de commissie Onderwijs even stilgestaan bij het actuele politieonderwijs naar aanleiding van een vraag om uitleg van de heer Vandenhove over de omvorming van het politieonderwijs tot erkend diplomaonderwijs. Erkende politiescholen zouden dan hierbij diploma’s kunnen uitreiken volgens de regelgeving van de gemeenschappen.
In mijn tussenkomst heb ik toen benadrukt dat de kwaliteit van het onderwijs in de diverse politiescholen erg verschilt. Dat was de conclusie van een onafhankelijke doorlichting die plaatsvond in 2012 in het kader van een toenmalige mislukte poging om het politieonderwijs om te vormen tot erkend diplomaonderwijs. Dit verschil in kwaliteit stemt vandaag nog steeds tot nadenken.
Ook actuele gebeurtenissen, zoals de zaak-Chovanec, dwingen tot bezinning over de kwaliteit van het politieonderwijs. Toeval of niet, maar ook het Rekenhof buigt zich actueel in een brede audit over de kwaliteit van het politieonderwijs en de politiescholen.
Als pleitbezorger voor een sterk politieonderwijs wil ik het opgestarte debat van 18 juni dan ook onder de aandacht houden. Minister, u hebt toen een uitvoerig antwoord gegeven, waaruit ik even wil citeren: “Een van de voorwaarden is, naast onder andere een positieve ‘toets nieuwe opleiding’ voor minimum één opleiding, dat de instelling een overeenkomst afsluit ‘met een andere binnenlandse of buitenlandse instelling, die door de respectievelijke overheid erkend is voor hoger onderwijs en die de betreffende opleiding kan aanbieden’. Dit was eerst niet mogelijk, omdat geen enkele instelling voldeed aan de voorwaarden.(…) Daarom heeft men via decretale weg een uitzondering gemaakt voor instellingen die worden ingericht door een Belgische overheid en die door de betrokken overheid erkend zijn om opleidingen te verstrekken. Deze instellingen kunnen onderling een overeenkomst afsluiten en zo garanderen dat ingeschreven studenten hun opleiding bij elkaars instellingen kunnen voltooien.”
Vervolgens zei u: “Om een positieve toets nieuwe opleiding aan te vragen bij de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) moeten de opleidingen zelf ook worden hervormd. Hiervoor werd een projectgroep opgericht met betrokkenheid van het Departement Onderwijs aan Vlaamse kant. De werkgroep heeft de beroepskwalificatie ‘inspecteur politie’ ontwikkeld. Voor de graduaatsopleiding nam de Vlaamse Regering vorig jaar nog maar het besluit tot ontwikkeling van de onderwijskwalificatie ‘graduaat in de politiekunde’. De politiescholen die erkend zijn, kunnen een aanvraag voor een toets nieuwe opleiding indienen bij de NVAO.” De conclusie was toen dat dit tot op heden nog niet was gebeurd.
Ik citeer verder: “Er is een onderwijskwalificatie ‘graduaat in de politiekunde’ die sinds vorig jaar is uitgewerkt. We willen er alles aan doen om die te faciliteren, maar we moeten eerst nog eens onderzoeken waarom er vanuit de politiescholen geen vragen komen voor de inrichting van die graduaatsopleidingen die toch de grootste nood zouden kunnen lenigen.”
Het blijkt dat er nog steeds geen aanvragen voor de toets nieuwe opleiding (TNO) zijn ingediend. Zelf had ik eerder begrepen dat de projectgroep die op federaal niveau deze hervorming aanstuurt, bezig was met het samenstellen van een collectief dossier. Bij mij riep dat de hoop op dat er op korte termijn een aanvraag voor een toets nieuwe opleiding zou kunnen worden ingediend. Alleen werd me zeer recent gesignaleerd dat de werkzaamheden van genoemde projectgroep al sinds geruime tijd stil zouden liggen en dat bovendien een van de twee projectcoördinatoren – een directeur van een provinciale veiligheidsschool – sinds 1 september niet meer op post is.
Verder zou deze projectgroep, die over verschillende thema's gaat en dus niet alleen over het aspect van politie-inspecteur en over de graduaatsopleiding, ontdubbeld worden in twee koepels: een voor de Nederlandstalige politiescholen en een voor de Franstalige politiescholen. Dit was een tweede belangrijke doelstelling van het voorliggende project. In deze koepels zouden de provinciebesturen als inrichtende machten een belangrijke rol toebedeeld krijgen.
Minister, wat heeft uw onderzoek, zoals aangekondigd op 18 juni 2020, inmiddels opgeleverd als mogelijke verklaring voor de vaststelling dat de politiescholen op dat ogenblik nog geen enkel dossier ‘toets nieuwe opleiding’ voor een graduaatsopleiding hadden ingediend bij NVAO? Is het nog altijd wachten op de indiening van een dossier ‘toets nieuwe opleiding’?
Heeft uw onderzoek aanwijzingen opgeleverd over de nog te verwachten termijn die nodig zal zijn om zo’n dossier op te stellen en in te dienen? Hebt u mogelijk aanwijzingen dat deze termijn wordt beïnvloed doordat de federale projectgroep op dit ogenblik niet zou werken en een van de projectcoördinatoren niet meer actief zou zijn? Zijn er signalen dat beide gesignaleerde problemen op korte termijn kunnen worden opgelost?
Laat de decretale weg waar u op 18 juni 2020 naar verwees – en zoals voorzien in de codex – daadwerkelijk toe – dat is toch een heel belangrijk punt – dat er een collectief dossier 'toets nieuwe opleiding' wordt ingediend bij de NVAO, door een federale projectroep? Of vereist de regelgeving dat alle politiescholen afzonderlijk een dossier indienen?
En tot slot: bent u of is de Vlaamse overheid betrokken bij de koepelvorming aan Vlaamse zijde voor politiescholen? Bent u op de hoogte van de concrete plannen daaromtrent en de timing?
Minister Weyts heeft het woord.
Zoals u zelf aangeeft, is politieonderwijs inderdaad federale materie. Ook alle initiatieven berusten bij dat niveau.
U vraagt naar de toets nieuwe opleiding en de aanvraag van de registratie als instelling van hoger onderwijs. De indiening van een toets nieuwe opleiding betekent niet dat die opleidingen in ons onderwijssysteem zullen worden opgenomen. Het betekent enkel dat die instellingen het recht zullen hebben om de graden van gegradueerde, bachelor of master uit te reiken. De diploma’s worden dus ‘ingeschreven’ in ons Vlaamse onderwijssysteem.
De Vlaamse overheid heeft, zoals gezegd, bij de voorbereidingen hulp en ondersteuning geboden, via een federaal opgerichte projectgroep. Ik denk dat zowel het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen (AHOVOKS) als het departement zelf daarbij betrokken waren. Die projectgroep is niet meer samengeroepen. De reden daarvoor is mij niet bekend, maar de periode van regeringsvorming of de periode voordien, van niet-regeringsvorming, heeft daarin mogelijk een rol gespeeld.
Ik heb navraag laten doen bij de NVAO, en dat leert mij dat er voor het graduaat in de politiekunde in 2019 door de politiescholen een aanvraag voor een TNO is ingediend, maar dat die is ingetrokken. Een nieuwe aanvraag of een aanvraag voor een andere opleiding werd niet ingediend.
Het is dus inderdaad nog altijd wachten op de indiening van een dossier 'toets nieuwe opleiding', want zonder positief besluit kunnen wij, als Vlaamse Regering, geen stappen zetten.
Een van de vereisten om door de Vlaamse Regering als instelling voor hoger onderwijs te worden geregistreerd – dat hebt u ook vermeld –, is dat de instelling een overeenkomst afsluit met een andere binnenlandse of buitenlandse instelling, die door de overheid erkend is voor hoger onderwijs en dat die de betreffende opleiding kan aanbieden. Dat heeft ermee te maken dat men wil verhinderen dat, wanneer de geregistreerde instelling de opleiding moet stopzetten, de studenten hun opleiding dan ergens anders kunnen afwerken of vervolledigen.
Specifiek voor politieopleidingen zou dat betekenen dat, wanneer er maar door één organisatie een registratie wordt aangevraagd, ze geen overeenkomst met een andere instelling kan afsluiten, aangezien er geen andere instelling geregistreerd is om die opleiding aan te bieden. Daarom zou ervoor worden geopteerd om per politieschool een aanvraag, een dossier in te dienen. En in 2019 werd de Codex Hoger Onderwijs aangepast, zodat de politiescholen met elkaar een overeenkomst kunnen sluiten. Niets belet de scholen dat ze voor de inhoudelijke elementen van de opleiding samenwerken. Maar er moet dus wel een oordeel van de NVAO zijn en een aanvraag tot registratie van minimum twee scholen om het proces te kunnen afronden.
Wat uw laatste vraag over de koepelvorming betreft: daar zijn wij aan Vlaamse zijde niet bij betrokken. Opnieuw – en dan eindig ik waar ik begonnen was –: dit is federale materie, en het initiatief berust ook bij dat niveau.
De heer Brouns heeft het woord.
Ik beschik inderdaad ook over de informatie dat er een dossier is ingediend, dat werd teruggetrokken omdat het nog niet klaar was om de toets te doorstaan. Er leven daarrond natuurlijk wel een aantal bezorgdheden. Er is vandaag immers nog altijd een vrij groot verschil tussen de verschillende politiescholen, ook kwalitatief.
De werkpunten uit de audit van 2012 zijn vandaag nog niet helemaal weggewerkt, dat zijn toch de signalen die ons bereiken. Daarom is het belangrijk dat de collectiviteit aan Vlaamse zijde behouden blijft, dat ze dat samen vastpakken. Er zijn minimaal twee geregistreerde scholen nodig om de aanvraag voor die samenwerking te kunnen doen.
Het Netwerk Nederlandstalig VeiligheidsOnderwijS (NEVOS) is vandaag een werkgroep. Dat is eigenlijk een soort koepel – zoals we in Vlaanderen nogal wat onderwijskoepels kennen – van de Nederlandstalige veiligheidsscholen, die zich hebben gebundeld in een organisatiestructuur. Het is inderdaad nog altijd federale materie, maar het is natuurlijk wel zo dat zij wat steun kunnen gebruiken van het departement Onderwijs, zeker wat betreft het inhoudelijke van de graduaatsopleiding en van de voorbereidende uitrol in de politiescholen. Er is een traject ingezet om te komen tot een Vlaamse koepelorganisatie. Men noemt haar NEVOS. Daarin zit de politieschool, maar ook de ambulanciersopleiding, de brandweeropleiding, het hele veiligheidsgebeuren. De organisatie heeft een duidelijke link naar het federale niveau, maar met een uitrol van inhoudelijke, erkende opleiding tot inspecteur van politie of graduaat denk ik dat het interessant kan zijn om met het departement Onderwijs Vlaanderen in relatie tot die nieuwe koepel van veiligheidsscholen tot een soort van samenwerking te komen. Er staat nu niets in de weg om een samenwerkingsprotocol met de minister van Binnenlandse Zaken te maken, om te bekijken welke steun er daar vanuit Vlaanderen kan worden geboden.
Minister, bent u bereid om te bekijken hoe daar vanuit Onderwijs Vlaanderen een steentje kan worden bijgedragen? Het maximaal garanderen en verbeteren van de kwaliteit van ons politieonderwijs is toch uitermate belangrijk voor onze Vlaamse samenleving.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, dit is een interessante vraag. Maar, zoals de minister heeft aangegeven: het paard of het kalf – afhankelijk van waar je woont is die uitdrukking blijkbaar anders – ligt gebonden op het federale niveau. Dat zullen we even moeten afwachten. Daarnaast zijn er natuurlijk onze criteria om een opleiding te erkennen. Collega Brouns is daar ook van op de hoogte.
Naar aanleiding van deze vraag en aansluitend op collega Brouns wil ik nog iets anders aanstippen. De zoektocht naar politie-inspecteurs is overal dezelfde: we vinden ze niet. Nu hebben we wel een zeer interessante toeleidingsopleiding in het secundair onderwijs. We hebben het zevende jaar Veiligheidsberoepen. Dat gaat vooral richting veiligheidsagent. Maar we hebben ook het zevende Se-n-Sejaar (secundair na secundair) Integrale Veiligheid, om voor te bereiden op de politieschool, op de brandweer, en dergelijke meer.
Minister en collega’s, jullie zullen het mij niet kwalijk nemen, maar ik lag mee aan de wieg van die opleiding, die de eerste veiligheidsopleiding was in mijn voormalige school. Als ik toen niet naar het kabinet was gegaan, had ik ze verder mee vorm kunnen geven. Ik zie wel dat vanuit het federale niveau die opleiding jaar na jaar wordt uitgehold. Er vloeien steeds minder vrijstellingen uit voort. Het is moeilijker en moeilijker.
Minister, het zou goed zijn mocht u met de nieuwe minister van Binnenlandse Zaken contact opnemen, om toch die opleiding zevende jaar Se-n-Se Integrale Veiligheid opnieuw voldoende body te geven, met vrijstellingen of in elk geval een sneller traject richting de opleiding politie-inspecteur, die we nu al kennen. Dan kunnen we tenminste die instroom versterken, kwalitatief versterken want daar gaat het over. Het andere traject, dat in deze vraag voorligt, is een iets langer traject. We zullen zien wat daar verder uit moet voortkomen.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik kende de problematiek ook als Kamerlid destijds. Toen waren we in de Kamer begonnen met hoorzittingen daarover, met het oog op een betere kwaliteit van de politieopleidingen en vooral op het tegengaan van de heterogeniteit. Ik herinner me nog altijd dat de verschillende politiecommissarissen zeiden: ‘Geef mij een agent en ik zal u zeggen waar hij of zij zijn of haar opleiding heeft genoten.’ Dat was allemaal totaal verschillend.
Maar ja, ik kan – om dan toch bij de beeldspraak met dieren te blijven – het paard naar water leiden, maar ik het niet verplichten om te drinken. Ik sta er absoluut voor open, de politiescholen of hun koepel zijn welkom. Mijnheer Brouns, u mag mijn gsm-nummer ook doorspelen aan de nieuwe minister van Binnenlandse Zaken, want daar heb ik nog geen gegevens van. Ook wat de Se-n-Se Veiligheid betreft, staan wij open voor samenwerking, maar het initiatief blijft daar natuurlijk berusten. Wij kunnen zeker en vast faciliteren, maar het initiatief moet natuurlijk komen van het federale niveau, tenzij we verder denken en bepaalde zaken structureler oplossen door bevoegdheden over te dragen naar Vlaanderen. Dat is misschien ook een oplossing, want deze discussie sleept al lang aan, al sinds 2009, en dat is – als ik goed kan tellen – al elf jaar geleden.
De heer Brouns heeft het woord.
U hebt allemaal heel interessante zaken verteld, minister. Ik ga het zeker doorgeven aan minister Verlinden dat u zo snel mogelijk met haar in contact wilt komen om samen te werken aan de kwaliteit van het Vlaamse politieonderwijs.
Een belangrijk element dat ik nog wil aanbrengen, is dat die opleidingen nu provinciaal georganiseerd zijn. Het is inderdaad belangrijk dat heel wat jongeren rechtstreeks en goed geschoold kunnen instromen, maar die nabijheid is ook heel belangrijk. Al denk ik wel dat de neuzen op dat vlak wel in dezelfde richting staan om die structuur te behouden.
Maar ik wil afronden met het pleidooi dat het belang van kwalitatief goed geschoold politiepersoneel onmogelijk overschat kan worden. Zij bezitten als enigen het monopolie van geweld in onze samenleving en voor de veiligheid ervan. De druk die die inspecteurs en die politieambtenaren elke dag opnieuw op straat voelen door de interventies waarmee ze geconfronteerd worden, is gigantisch.
Vorige week nog hebben we aan onze politiezone, een van de grootste in Vlaanderen, de goedkeuring verleend om permanent met een bodycam rond te lopen op straat, zowel voor de veiligheid van de agenten als voor die van de burgers met wie ze in aanraking komen. Maar dat geeft ook een zekere druk, want door die bodycams worden de agenten permanent geëvalueerd. Hun gedrag wordt gefilmd op straat.
Daarmee wil ik maar aangeven dat hun werk vaak onderschat wordt. Daarom moeten we heel veel aandacht schenken aan de opleiding en aan de kwaliteit ervan. Ik geef uw uitgestoken hand door aan de federale collega om samen werk te maken van een sterke en kwaliteitsvolle politieopleiding.
De vraag om uitleg is afgehandeld.