Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Annouri heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, de voorbije maanden is jammer genoeg het zoveelste schandaal rond grensoverschrijdend gedrag in de sportsector aan het licht gekomen. Deze keer ging het over recente getuigenissen van turners en turnsters over mishandeling en pesterijen door coaches. Die kwamen er nadat de Nederlandse coach Gerrit Beltman, hoofdcoach bij Gymfed in de periode van Aagje Vanwalleghem, in een interview toegaf dat hij te ver was gegaan bij de opleiding van jonge turnsters. De gymnastiekfederatie reageerde met de oprichting van een onafhankelijke onderzoekscommissie die de getuigenissen rond de topsportwerking bij Gymnastiekfederatie Vlaanderen verder zal onderzoeken. U zorgt hierbij als Vlaams minister van Sport voor de financiering en waarborgt de onafhankelijkheid.
De onderzoekscommissie zal als volgt te werk gaan. Getuigen kunnen via e-mail contact opnemen om voor de commissie te verschijnen om hun verhaal te vertellen aan de commissieleden. Afhankelijk van de inhoud van die getuigenissen zal de commissie vervolgens andere getuigen en experten oproepen zoals bijvoorbeeld trainers, bestuursleden en experten op andere domeinen. De getuigenissen, bevindingen en vaststellingen zullen het voorwerp uitmaken van verschillende zittingen en uiteindelijk resulteren in een definitief rapport. Op basis daarvan zullen eventueel tuchtsancties volgen en worden algemene richtlijnen geadviseerd.
Ik vraag me af of er veel slachtoffers de moed en het vertrouwen vinden om binnen deze, trouwens vrij korte, tijdspanne – het project loopt tot januari 2021 – hun verhaal te brengen voor een commissie van onbekenden die zijn aangesteld op initiatief van de gymnastiekfederatie zelf. Bovendien wordt de verantwoordelijkheid volledig bij de getuigen zelf gelegd: alles lijkt af te hangen van diegenen die bereid zijn deze confronterende procedure te doorlopen.
U zegt daarbij dat u de onafhankelijkheid wilt waarborgen door deze onderzoekscommissie zelf te financieren. Maar die onafhankelijkheid zou toch gewaarborgd moeten zijn door het reguliere integriteitsbeleid, bijvoorbeeld wat betreft de ethische commissies. Deze communicatie geeft zelfs impliciet de boodschap dat de ethische commissie inderdaad niet te vertrouwen is. Moeten die organen dan niet voor alle federaties zodanig georganiseerd worden zodat dit automatisch voor iedereen geldt in plaats van ad hoc wanneer er een schandaal aan het licht komt?
Tot slot vind ik het uiteraard positief dat u als minister expliciet aandacht en middelen besteedt aan de verhalen en getuigenissen van de slachtoffers. De doelstelling van deze onafhankelijke commissie ligt daarbij sterk in lijn met het onderzoeksproject Voice, dat in verschillende landen liep en slachtoffers van seksueel misbruik in de sport een stem wilde geven. Ondanks het feit dat dit project zeer sterk werk heeft geleverd – we hebben de vorige legislatuur regelmatig met hen samengezeten, ook in deze commissie – heeft uw voorganger beslist geen extra middelen te voorzien voor de voortzetting ervan. Intussen heeft de organisatie wel zelf beslist verder te gaan en hebben ze in 2019 de vzw ‘Voices in Sport’ opgericht. Zij zijn uitgegroeid tot een sterke zelfhulpgroep, die een stem wil geven aan deze problematiek vanuit de eigen ervaringen.
Minister, zal de onderzoekscommissie ook zelf initiatief ondernemen om de zaak te onderzoeken, of is alles afhankelijk van de getuigen die zelf contact opnemen en bereid zijn voor de commissie te spreken? Waarin onderscheidt deze onderzoekscommissie zich precies van de ethische commissie enerzijds en het Vlaams Sporttribunaal anderzijds? Welke conclusies trekt u hieruit met het oog op het verplichte integriteitsbeleid van de komende beleidsnota’s? Zult u daarbij extra aanbevelingen of verplichtingen toevoegen? Kan volgens u de vzw ‘Voices in Sport’ alsnog een rol spelen binnen het beleidsdomein Sport of vindt u, net zoals uw voorganger, dat dit enkel onder het domein Welzijn valt?
Minister Weyts heeft het woord.
Integriteit in de sport vind ik natuurlijk belangrijk. Elke sportclub moet ook een veilige thuishaven zijn. Daarom heb ik dit dossier ook persoonlijk naar mij toegetrokken. Ik wil ter inleiding toch wel enkele correcties geven op uw discours, mijnheer Annouri. Ik heb dit persoonlijk naar mij toegetrokken omdat er enige onrust was ontstaan met betrekking tot de aanvankelijke samenstelling, zoals voorgesteld door de Gymfed, van die commissie. Ik ben dan zelf gesprekken aangegaan met enkele hoofdrolspelers, zeg maar getuigen, trouwens ook in samenwerking met en in aanwezigheid van Voices. Die waren daar dus bij betrokken. Daarop heb ik gezegd dat ik de samenstelling zou overlaten aan de voorzitter, die boven elke verdenking verheven was.
Waarom was er onrust? Deze oefening is in het verleden al eens gedaan binnen Gymfed en heeft niet geleid tot een grondig onderzoek. Dat heeft te maken met het feit dat bepaalde getuigen zich uiteindelijk hebben teruggetrokken, omdat ze twijfelden aan het onafhankelijke oordeel van de betrokken commissie. Daar komt het eigenlijk op neer. We moeten daarover niet in detail gaan. Men vreesde dus een herhaling van die feiten. Daarom heb ik gezegd dat ik persoonlijk de onafhankelijkheid van die commissie zou borgen. De voorzitter, een magistraat, die verheven was boven enige verdenking inzake afhankelijkheid, heeft autonoom die commissie samengesteld, rekening houdend met verschillende expertises die toch aanwezig zouden moeten zijn. Dat zijn de feiten.
Vervolgens heb ik, om die onafhankelijkheid nog extra in de verf te zetten, ook gezegd dat ik voor een financiering zou zorgen, van mij uit, zodat er geen mogelijke financiële afhankelijkheid zou zijn in hoofde van de voorzitter en de commissie ten aanzien van de Gymfed, maar enkel ten aanzien van mezelf.
De onafhankelijke onderzoekscommissie staat open voor alle getuigenissen van grensoverschrijdend gedrag, maar natuurlijk in eerste instantie met een focus op klachten aangaande topsportwerking. Iedereen kan zijn of haar verhaal in alle sereniteit vertellen aan de commissieleden. De commissie kan getuigen en experten oproepen, zoals trainers, bestuursleden, experten op andere domeinen. Men kan zich ook fysiek ter plaatse begeven. Men heeft dus een heel ruime armslag en actieradius gekregen. Daarbij zijn de getuigenissen en meldingen natuurlijk belangrijk, maar de commissie kan ook zelf bepaalde stappen ondernemen en kan autonoom en proactief werken. De melder beslist ook zelf of het verhaal al dan niet vertrouwelijk, dan wel anoniem blijft. Het is ook mogelijk om eerst bij een apart lid van de commissie een relaas te doen, om daarna voor de volledige commissie te getuigen. Dat staat de betrokken getuige of melder vrij. Men heeft ook de mogelijkheid om zich te laten vergezellen door een vertrouwenspersoon. Ook dat was een concrete vraag. De commissie zal alle procedurewaarborgen, die trouwens ook bepaald zijn door het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM), naleven. Net daarom is het ook wel goed dat de commissie wordt voorgezeten door een magistraat.
Dat zal uiteindelijk resulteren in een rapport, waarbij de onderzoekscommissie adviezen en richtlijnen op juridisch, deontologisch en ethisch vlak zal formuleren. Wat voor mij belangrijk is, is dat men zowel individuele of collectieve verantwoordelijkheden kan aanduiden, als wijzen op een nood aan een bepaalde structurele wijziging, namelijk op het vlak van cultuur in de betrokken federatie en/of de betrokken clubs. De adviezen zijn natuurlijk gericht op het beleid van de Gymnastiekfederatie, maar kunnen ook gelden voor de sportclubs. De onafhankelijke onderzoekscommissie is, voor alle duidelijkheid, geen tuchtorgaan en kan dus zelf ook geen tuchtsancties of maatregelen opleggen. Dat kan de federatie doen, of vanaf begin volgend jaar kan dat ook gebeuren door het Vlaams Sporttribunaal, op basis van het rapport en eventuele toekomstige stappen.
Zoals u weet, verplichten we, naast de rol van een aanspreekpunt integriteit (API), voor elke gesubsidieerde sportfederatie een adviesorgaan en een tuchtorgaan. Het adviesorgaan is bedoeld om proactief en reactief advies te verlenen aan het bestuur en aan het aanspreekpunt integriteit van een sportfederatie. Reactief betekent echter niet het behandelen van of oordelen over cases of klachten. Dit adviesorgaan kan binnen een federatie advies geven over het ethisch beleid. Een API kan de commissie ook consulteren als klankbord bij de inschatting van een incident. Bij sommige federaties wordt dit trouwens ruimer benaderd, samen met het gezondsportenbeleid: denk daar aan de medische commissie, en dat is een prima invalshoek. Sportfederaties mogen zich dus niet spiegelen aan het opzet van de onderzoekscommissie gymnastiek om hun adviesorgaan vorm te geven.
Het Vlaams Sporttribunaal zal op 1 januari 2021 operationeel moeten zijn om tuchtklachten van grensoverschrijdend gedrag overkoepelend voor de aangesloten sportfederaties tuchtrechtelijk te behandelen.
De voor de federaties verplichte maatregelen zijn opgebouwd samen met en vanuit verschillende experten rond grensoverschrijdend gedrag. Ze vormen een totaalbeleid en een totaalaanpak. Uiteraard blijven we het huidige beleid en de manier waarop de sportorganisaties hiermee omgegaan, evalueren. Dit zal immers voor eeuwig en altijd een ‘work in progress’ met voortschrijdend inzicht zijn, waarbij we nooit op onze lauweren mogen rusten. Maar in dezen zijn we er heel specifiek in geslaagd om het beetje wantrouwen dat bij de aanvankelijke opstart bestond, weg te nemen. Ik denk dat deze commissie alleszins onder een goed gesternte uit de startblokken kan schieten.
De heer Annouri heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoorden, minister. Zoals ik in mijn eerste vraagstelling gezet heb, vind ik het goed dat er bepaalde stappen gezet worden. Ik twijfel er ook niet aan dat u – en iedereen hier – het probleem van grensoverschrijdend gedrag in de sport maximaal wilt aanpakken.
Mijn vraag of getuigen of mensen die slachtoffer waren makkelijk hun weg zouden vinden: we hebben bijvoorbeeld niet enkel bij de Gymnastiekfederatie gezien dat er in het verleden twijfels waren. Herinner u ook, twee jaar geleden, bij de Judofederatie: er is toen zelfs een mediaoptreden geweest van een van de ‘spokespersons’ van de Judofederatie over de structuur die ze opgezet hadden waar slachtoffers hun verhaal konden doen. Maar wat bleek: mensen wilden hun verhaal anoniem doen, mails werden doorgestuurd, er werd geen privacy gegarandeerd, verhalen deden de ronde, en mensen werden afgeschrikt om dat te doen. Je merkt ook in sportclubs, van de kleinste clubs tot de grootste organisaties, dat er heel vaak een dynamiek is van schaamte, van schuld, van taboe, van het niet durven te communiceren, waardoor er heel wat dingen onder de waterlijn blijven. Een van de grootste uitdagingen die we nu hebben – we hebben om de zoveel maanden gemediatiseerde voorbeelden van grensoverschrijdend gedrag – is dat we vooral die dingen die onder de waterlijn blijven, maximaal naar boven kunnen krijgen. De structuur zoals u ze nu uitlegt, kan ik volgen. U zegt dat men op heel veel vlakken de objectiviteit garandeert, maar u hebt zelf ook aangegeven waar de kwetsbaarheid ligt. We gaan het moeten evalueren en zien of die getuigenissen effectief naar boven komen. U zegt wel dat die commissie zelf de ruimte heeft om stappen naar organisaties te zetten of proactief dingen te doen. Ik vrees dat dat niet zozeer zal gebeuren. Maar mijn concrete vraag is: wanneer wordt er een eerste evaluatie verwacht van hoeveel meldingen er binnenkwamen? Wordt dat gemonitord? Wanneer komt er een evaluatie van hoeveel zaken behandeld zijn en hoeveel stappen er effectief gezet zijn in behandelde cases? Ik denk dat de werking daarvan vooral zal afhangen van hoeveel dossiers er behandeld worden.
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Ik vind het persoonlijk erg belangrijk om in de eerste plaats de mensen te bedanken die getuigden over wat ze meemaakten. In de allereerste plaats de slachtoffers: het is echt geen evidente zaak. Maar in dezen ook de daders, want het erkennen van grensoverschrijdend gedrag gesteld te hebben, is niet te onderschatten, zeker ook niet voor slachtoffers. Het feit dat je dader schuld bekent, is een validatie van de ervaring die jij hebt, dat het grensoverschrijdend gedrag was, dat het pijnlijk was, dat het onrechtvaardig was. Dat is ongelooflijk belangrijk voor het genezingsproces van een slachtoffer.
Dat grensoverschrijdende gedrag – de collega en de minister haalden het ook al aan – is een problematiek die we heel hard moeten aanpakken. Afgelopen maandag lanceerde 1712 de campagne ‘Kijk niet weg’, specifiek gericht op de cultuur- en sportsector. Het is heel belangrijk dat slachtoffers de weg vinden naar de juiste hulpverlening.
Dat er een initiatief vanuit de sector komt, is in een opzicht een stap voorwaarts. Het is immers niet zo enorm lang geleden dat schandalen als deze onder de mat werden geveegd, met alle gevolgen van dien. Ik heb echter wel enkele vragen bij de concrete uitwerking van het initiatief, onder andere over hoe de rapportering van adviezen en bevindingen vanuit dit orgaan zal verlopen bij een overdracht vanaf januari. Waarom koos Gymfed er niet voor om eerder van start te gaan met de advies- en tuchtorganen die vanaf januari opgelegd zijn en creëert men nu een apart orgaan dat een overgang krijgt in januari?
Minister, u gaf aan dat getuigen in eerste instantie ook kunnen getuigen voor één lid van de commissie, om nadien voor de hele commissie te getuigen. Hoe wordt er omgegaan met slachtoffers die niet durven te getuigen voor de volledige commissie? Wat wordt er met een getuigenis gedaan dat maar bij één lid van de commissie is terechtgekomen?
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister, in een eerdere schriftelijke vraag die ik stelde over dit onderwerp, gaf u aan dat u op 28 augustus een formeel overleg had met de Gymnastiekfederatie Vlaanderen over dit dossier. U sprak onder meer over de aanpak binnen de huidige topsportwerking en een analyse van het huidige ethische beleid. Wat is er uit die analyse gekomen? Waar is het volgens Gymfed misgelopen?
In uw perscommunicatie van 28 augustus meldde u dat de onderzoekscommissie maandelijks een stand van zaken zal bezorgen aan Sport Vlaanderen maar ook aan u als Vlaams minister van Sport. Hebt u ondertussen een eerste stand van zaken mogen ontvangen? Zou u die met ons kunnen delen?
Minister Weyts heeft het woord.
De timing die wordt vooropgesteld, ben ik even kwijt, maar ik heb die gecommuniceerd. Het is alleszins volgend jaar.
Ik heb ook gevraagd om een tussentijdse rapportering te doen. Ik zal daarover niet naar buiten uit rapporteren, opnieuw om ten aanzien van bepaalde getuigen de onafhankelijkheid te kunnen waarborgen.
Men meldt mij juist dat inzake de timing eind januari wordt vooropgesteld voor het opleveren van een rapport. Ik vind dat vrij snel, een vrij krappe timing. Ik hoop dat men dat haalt. Ik vind die timing ook niet het allerbelangrijkste. Het heeft natuurlijk ook te maken met de aanloop naar de olympiade.
Ik doe het maximaal mogelijke om de onafhankelijkheid te borgen. Vandaar ook de tussentijdse rapportering om de vinger aan de pols te kunnen houden om in te grijpen wanneer dat nodig is. Dat is dus niet met de bedoeling om daarover tussentijds te rapporteren. Dat is ook niet de vraag die ik heb gesteld.
Ik geef de commissie een heel ruime armslag aan actieradius. Men kan zelf proactief op basis van meldingen of getuigenissen of wanneer getuigen aanduiden dat het oor eens te luisteren moet worden gelegd bij deze of gene – wat ook al is gebeurd als het gaat over begeleidend personeel zoals kinesisten –, die personen contacteren. Het is effectief de bedoeling om zo omvattend mogelijk proberen te duiden wat er mogelijk misgegaan zou zijn in het kader van de begeleiding van topsporters. Ik zie dit ook en vooral als een opportuniteit. Daarom wil ik het zo nauwgezet blijven opvolgen. Ik zie dit als een opportuniteit voor een aanpak in alle openheid, gedegenheid en onafhankelijkheid om wat werd aangehaald, ook in de media, volledig te onderzoeken en vooral proberen antwoorden te formuleren, niet alleen in termen van individuele en collectieve verantwoordelijkheden, maar vooral om in de toekomst op het vlak van cultuur in topsport bakens proberen te verzetten.
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord, en dank u, collega's, om aan te sluiten. Er is de afgelopen jaren wel wat gebeurd, absoluut. In 2016 heb ik hier een eerste keer een vraag gesteld over meldingen van seksueel misbruik binnen het voetbal. Het aantal meldingen was toen nul. De jaren daarna is duidelijk gebleken dat het een probleem was en is er een heel maatschappelijk debat gekomen over seksueel grensoverschrijdend gedrag in de sport.
Wat nu voorligt bij de Gymfederatie, snap ik wel, en ik volg u daar een stuk in, maar de effectiviteit en het succes daarvan zal blijken uit de ‘caseload’, de meldingen die effectief naar boven zullen komen en de resultaten die zullen worden geboekt. Het zou bijvoorbeeld een heel ongunstig scenario zijn als zou blijken dat binnen zes maanden er geen werk is geweest, er geen meldingen naar boven zijn gekomen en dat men weinig heeft kunnen detecteren. Heel veel zal daarvan afhangen. De evaluatie zullen we zeker afwachten, ik ben daar heel erg benieuwd naar.
Daarnaast zullen we ook een tweede spoor moeten volgen, namelijk de meldingen opsporen en zorgen dat er gerechtigheid geschiedt, zoals collega Perdaens heeft aangehaald, maar ook coaches, bestuursleden en sporters zelf maximaal vormen om ongewenste situaties te kunnen herkennen, om zich daarin te kunnen gedragen en om te weten wanneer en waar men hulp kan zoeken.
Dit is een zoveelste stap in een verhaal dat nooit zal eindigen en waar nog heel wat in kan gebeuren. Ik kijk net als de collega's uit naar de eerste resultaten van deze structuur. Ik hoop dat die positief zullen zijn. We zullen het alvast samen opvolgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.