Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Vorig jaar kwamen er meldingen naar boven over mogelijke misstanden bij buitenlandse adopties een aantal jaren geleden. Aangezien het belangrijk is om op te helderen of er al dan niet onregelmatigheden zijn gebeurd bij interlandelijke adopties in het verleden, liet de Vlaamse Regering in eerste instantie individuele dossiers onderzoeken waar betrokkenen vragen bij hadden. Daarnaast richtte de regering een panel van onafhankelijke experten op om een diepgaand onderzoek te voeren naar adopties uit het verleden en aan de hand van de bevindingen beleidsaanbevelingen te formuleren. Dit expertenpanel kan daartoe putten uit de methodiek die eerder werd gevolgd bij onder meer het onderzoek naar historisch misbruik en gedwongen adopties in Vlaanderen. Verder is er internationaal inspiratie te vinden, aangezien heel wat andere ontvangende landen momenteel met gelijkaardige uitdagingen worden geconfronteerd. Zo werd ook in Nederland een onafhankelijke commissie in het leven geroepen om een onderzoek te voeren naar de rol en verantwoordelijkheid van de Nederlandse overheid bij adopties uit Sri Lanka, Bangladesh, Brazilië, Colombia en Indonesië.
Met het oog op een zo juist mogelijk beeld van de complexe realiteit van interlandelijke adoptie is het cruciaal dat de onderzoekers zo veel mogelijk informatie uit verschillende bronnen ontsluiten. Het onderzoek omvat dan ook minimaal het volgende: gesprekken met alle stakeholders, dus ouders, geadopteerden, diensten, overheden, over de praktijk nu en in het verleden; een studie van het huidige en toenmalige wettelijke kader inzake interlandelijke adoptie; een analyse van de getuigenissen over misstanden; conclusies uit de individuele onderzoeken; uitwisseling van internationale ervaringen en onderzoeksresultaten. Uit dit onderzoek moet niet alleen worden geleerd wat er is misgelopen en hoe men daarmee moet omgaan. De opdracht is ook om concrete aanbevelingen voor toekomstig beleid te formuleren.
Concreet is het de bedoeling dat de experten, vanuit de kennis en expertise van vandaag en het historisch perspectief indachtig, een grondige analyse maken, waarbij zowel de zaken die misliepen of onvoldoende werden opgenomen, en ervaren knelpunten, als goede ervaringen en praktijken in kaart worden gebracht, alsook de verantwoordelijkheid van de diverse stakeholders daarin. Op basis van die analyse moeten beleidsaanbevelingen worden geformuleerd met betrekking tot het omkaderen van toekomstige adopties, de nazorg in het algemeen, alsook de nazorg en mogelijke wegen tot herstel voor wie zich bij het Vlaams Centrum voor Adoptie (VCA) meldde.
Naast vragen met betrekking tot de procedures en de manier waarop adoptiedossiers in het verleden werden afgehandeld, rijzen er steeds meer vragen met betrekking tot de impact, ook psychisch, van een interlandelijke adoptie, en dat op al wie betrokken is in de adoptiedriehoek.
De vraag om ook hier onderzoek naar te doen, klinkt alsmaar luider. Het resultaat van dergelijk onderzoek kan ook mee belangrijk zijn bij het bepalen van het toekomstige beleid. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de maximale leeftijd waarop kinderen geadopteerd kunnen worden.
Recent werd vanuit de VUB, de Universiteit Gent en de Universiteit Antwerpen een vragenlijst verspreid in opdracht van het expertenpanel. Naar aanleiding daarvan heb ik een aantal vragen, minister. Op welke manier is de vragenlijst die momenteel kan worden ingevuld, tot stand gekomen? Aan wie wordt de vragenlijst verspreid en op welke basis wordt een eventuele selectie gemaakt? Wordt er gewerkt met een referentiegroep? Hebben VCA, het Steunpunt Adoptie en de adoptiediensten een rol in de verspreiding en bekendmaking van de enquête? Indien niet, hoe kan ervoor worden gezorgd dat zoveel mogelijk geadopteerden, en ook adoptanten, kunnen reageren?
Het doel van het werk van het expertenpanel is naast zaken die misliepen, ook goede ervaringen en praktijken in kaart te brengen. De vragenlijst lijkt nu echter enkel gericht op wanpraktijken. Vanzelfsprekend moeten die onderzocht worden. In de vragenlijst blijkt echter geen mogelijkheid om goede ervaringen en praktijken te vermelden. Waarom is dat niet zo? Op welke manier zal het expertenpanel werk maken van dat deel van de opdracht?
Interlandelijke adoptie kende een grote evolutie doorheen de jaren. Op welke manier kan de vragenlijst bijdragen tot een analyse daarvan?
De nadruk van het onderzoek van het panel lijkt te liggen op de emotionele impact van de misstanden die mogelijk zijn gebeurd. In hoeverre wordt ook algemener onderzocht wat de impact is van een adoptie op al wie erbij betrokken is?
In de opdracht zijn ook gesprekken met stakeholders – ouders, geadopteerden, diensten, overheden – over de praktijk nu en in het verleden opgenomen. Op welke manier wordt dat aangepakt? Hoe gebeurt de bekendmaking bij ouders en geadopteerden en op welke manier wordt er dan een selectie gemaakt van gesprekspartners?
Minister Beke heeft het woord.
Collega, de experten van het panel hebben ervoor gekozen om hun opdracht in belangrijke mate uit te besteden aan een consortium van de Universiteit Gent, de Universiteit Antwerpen en de Vrije Universiteit Brussel. In samenspraak met de experten werden door de betrokken onderzoekers drie inhoudelijke werkpakketten gedefinieerd.
Een eerste werkpakket betreft het juridische kader voor de interlandelijke adoptie. Dat onderzoek werd uitgevoerd door de Universiteit Antwerpen en omvat een beschrijvend gedeelte, meer bepaald het in kaart brengen van relevante regelgeving op verschillende domeinen, alsook een oplijsting van aandachtspunten en aanbevelingen.
Een tweede werkpakket betreft het ethische en psychologische kader bij interlandelijke adoptie. Dat onderzoek wordt uitgevoerd door de Vrije Universiteit Brussel en vertrekt vanuit een literatuurstudie om enerzijds zicht te krijgen op ethische thema’s en dilemma’s die spelen bij direct betrokkenen bij interlandelijke adoptie – geboorteouders, adoptanten en geadopteerden – maar ook met het oog op het uitwerken van ethische kaders om interlandelijke adoptie te evalueren en bij te sturen. Het onderzoek naar de psychologische impact van wanpraktijken bij adoptie vertrekt eveneens van een literatuurstudie, maar wordt aangevuld met een onlinebevraging van geadopteerden en met diepte-interviews met andere stakeholders.
Een derde werkpakket is een historisch en sociaalwetenschappelijk onderzoek, dat zal worden uitgevoerd door de Universiteit Gent. Dat omvat zowel een literatuurstudie, meer bepaald een overzicht van de organisaties en betrokkenen in het adoptieveld, een klachtendatabank als een inventaris van goede praktijken. Het doel is om zowel historische als bestaande praktijken van interlandelijke adoptie in kaart te brengen, om zo te komen tot een analyse van historisch gegroeide systemen en de rol en bevoegdheden van verschillende actoren daarin. Daarbij wordt ook gekeken naar adoptiepraktijken in de landen van herkomst, om mogelijke problemen te identificeren.
Wat ik zonet geschetst heb, is voor alle duidelijkheid de werkwijze zoals bepaald door het expertenpanel, zoals toegelicht aan zowel Opgroeien als mijn kabinet. Zoals ik eerder heb vermeld, kunnen en zullen het Vlaams Centrum voor Adoptie, als bevoegde autoriteit, maar ook het Steunpunt Adoptie en adoptiediensten daarin niet actief betrokken worden. Het komt het expertenpanel toe om de opdracht in alle onafhankelijkheid uit te voeren.
De analyse en de onlinebevraging van geadopteerden die recent werden gelanceerd, is aldus slechts een onderdeel van een veel ruimer onderzoeksopzet. De uitwerking is in handen van de Vrije Universiteit Brussel, onder leiding van professor Nuytiens. Noch Opgroeien, noch mijn kabinet zijn betrokken bij het opzet en de uitwerking van deze bevraging, waaronder de omschrijving van de doelgroep en de bekendmaking en selectie van de referentiegroep.
Belangrijk is wel dat de universiteit waakt over en borg staat voor de kwaliteit van het geleverde werk, en in het bijzonder de validiteit van de onderzoeksresultaten. Dit is iets wat ook bij de bespreking van de resultaten en het eindrapport aan bod zal moeten komen. Er werd in dat verband al feedback gegeven over het opzet van de bevraging. Het is namelijk niet evident dat er steeds of noodzakelijk een lineair verband bestaat tussen het welbevinden van een geadopteerde en het bestaan van wantoestanden.
De focus op de mogelijke wanpraktijken is alleszins verklaarbaar, gelet op de specifieke opdracht van het expertenpanel. Een algemeen onderzoek naar het effect of de uitkomst van interlandelijke adoptie behoort daar niet toe.
Behalve de bevraging van geadopteerden is er zoals eerder al vermeld ook de nodige aandacht voor de evolutie van interlandelijke adoptie doorheen de jaren. Dit komt aan bod in zowel het historisch en sociaalwetenschappelijk werkpakket als in de juridische analyse.
Om het beeld te vervolledigen wordt ook een stakeholdersbevraging gepland. Hiervoor zullen gesprekken plaatsvinden met enerzijds de directe betrokkenen, maar ook met andere relevante personen die werkzaam zijn of waren in het Vlaams adoptieveld. Er zal onder andere worden gepeild naar ervaren knelpunten, positieve ervaringen, verantwoordelijkheden van verschillende belanghebbenden en mogelijke gewenste aanbevelingen voor de toekomst.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, vanzelfsprekend is het belangrijk dat het expertenpanel zijn werk doet, dat mogelijke misstanden echt worden onderzocht en dat dat in alle onafhankelijkheid kan gebeuren. Interlandelijke adoptie is evenwel zo'n complex gegeven waarin een grote evolutie is doorheen de jaren. Wanneer je dat onderzoekt, zou je daaruit ruime conclusies kunnen trekken. Het is dan ook goed om te peilen naar de impact die adoptie heeft op iedereen die erbij betrokken is, los van de misstanden waar het hier over gaat.
Ik begrijp uit uw antwoord dat dat niet de bedoeling is en dat het niet mee in de opdracht zit, hoewel ik denk dat we ook daaruit veel zouden kunnen leren om het beleid inzake interlandelijke adoptie te bepalen.
Toen ik de vragenlijst via sociale media onder ogen kreeg, had ik de bekommernis dat die zeer eenzijdig gericht is op mogelijke wanpraktijken en dat er natuurlijk ook een aantal geadopteerden of adoptanten niet geconfronteerd zijn met berichten over misstanden of dat niet hebben ervaren in hun dossier. Daardoor gaan zij zich ook vragen stellen en daar moeten we oog voor hebben.
Minister, ik ben tevreden dat u ook het ruimere kader hebt geschetst dat het niet alleen over deze bevraging gaat, maar dat er ook ruimer wordt gepeild. Mijn bekommernis blijft dat de bevraging zo ruim mogelijk zou kunnen worden verspreid. Ik begrijp dat de diensten en het steunpunt VCA daar niet bij betrokken zijn, vanzelfsprekend niet. Er moeten echter nog andere manieren zijn om de geadopteerden te bereiken dan enkel via het delen via sociale media.
Maar goed, ik geef die bekommernis alleen mee, omdat het van belang is dat we weten over welke steekproef het gaat om een aantal conclusies te kunnen trekken.
Minister Beke heeft het woord.
We zullen daar in de toekomst samen nog wel heel wat werk voor moeten verzetten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.