Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, de afgelopen maanden is het belang van toegankelijke en kwaliteitsvolle psychologische hulp volop in de aandacht gekomen. Op een moment waarop heel veel mensen het psychisch moeilijk hadden, heeft het werkveld zich bijzonder flexibel opgesteld om onder andere via creatieve toepassingen van online hulpverlening de nodige hulp bij de mensen te krijgen. Mensen die hulp nodig hebben, die vragen hebben, moeten die ook op een makkelijke manier kunnen vinden. Het is mijn overtuiging dat de online hulpverlening hierin echt een rol kan spelen. Maar dat neemt niet weg dat ons psychologisch hulpverleningslandschap toch best complex is. Mensen die buiten de centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG’s) een beroep willen doen op een zelfstandige therapeut, weten vaak niet hoe ze daaraan moeten of kunnen beginnen.
In De Morgen van 26 augustus las ik een getuigenis van een journalist die heel helder bracht waarom de zoektocht naar de juiste psychologische hulpverlening voor hem aanvoelde als een zoektocht in de woestijn. Het kostte veel geld, energie en moeite. Het spitste zich eigenlijk toe op een website, die volgens heel wat psychologen en therapeuten best intens wordt gebruikt, www.vindeentherapeut.be. Op die website vind je een overzicht van alle zelfstandige therapeuten in je regio. Maar om de juiste therapeut te selecteren, moet je eigenlijk al een heel goed inzicht hebben in je concrete hulpvraag, en zou je eigenlijk het verschil moeten kennen tussen de verschillende therapeutische werkwijzen. Het is absoluut niet evident om uit te maken wat voor de zorgvrager de beste therapie is.
Ik wil graag verwijzen naar in dit parlement aangenomen resolutie van oktober 2017, voor een versterkt geestelijke gezondheidsbeleid. Daarin hebben we een aantal initiatieven gelanceerd die voor een betere stroomlijning en toegankelijkheid zouden zorgen. Daarin werd bijvoorbeeld gevraagd om de drempels voor een betere toegang weg te nemen en te onderzoeken. Ook op het federale niveau werden in tussentijd een heel aantal initiatieven genomen, onder andere via de uitbreiding van het derdebetalerssysteem. Maar ook daar blijven we zien we dat de complexiteit te groot blijft.
Minister, hoe kunnen we dat psychologisch zorgverleningslandschap leesbaarder maken?
Op welke manier kunnen we de eerstelijnspsychologische functie daarin inbedden?
Wat is de rol van de eerstelijnszones en de zorgraden?
Hoe werken we samen met het federale niveau?
Ten slotte: kunnen we toewerken naar een eengemaakte onthaalfunctie, waar mensen begeleid worden in het uitklaren van hun zorgvraag en in hun keuze voor een therapeutische werkwijze?
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, in het decreet betreffende de organisatie en ondersteuning van het geestelijke gezondheidsaanbod van 5 april 2019 staat de toegankelijkheid van de geestelijke gezondheidszorg centraal. Het decreet heeft als een van de doelstellingen om kwaliteitsvolle geestelijke gezondheidszorg aan te bieden die tijdig toegankelijk is en aanvaardbaar voor iedereen.
De toegankelijkheid van zorg gaat over een aantal verschillende aspecten van zorg: de beschikbaarheid van de zorg, de betaalbaarheid, de bereikbaarheid, de tijdigheid en de toegankelijkheid van de informatie.
Deze voorwaarden impliceren een uitbouw van generalistische basiszorg voor geestelijke gezondheid op het niveau van buurten en wijken. De centrale figuur hierin is de huisarts. Anderzijds is de eerstelijnspsycholoog hierin ook een belangrijke actor.
Het organiseren van de zorg over zorgniveaus heen in de geestelijke gezondheidsnetwerken is nodig om de toegankelijkheid, de kwaliteit en de continuïteit van de zorg op een efficiënte manier te organiseren.
Hiertoe bestaan er reeds regionale netwerken geestelijke gezondheid voor volwassenen en ook netwerken geestelijke gezondheid voor kinderen en jongeren. Het organiseren van een of meerdere aanspreekpunten waar gebruikers en hun context terechtkunnen in verband met passende zorg en toegang tot die zorg, is als opdracht voor de netwerken opgenomen in het decreet. Hieraan moet nog uitvoering worden gegeven. Dat zal gebeuren in afstemming met de federale overheid. De regionale netwerken overstijgen immers de bevoegdheidsverdeling inzake geestelijke gezondheid. Ze worden operationeel aangestuurd en opgevolgd vanuit de Interministeriële Conferentie Volksgezondheid. Ik kom daar straks nog op terug.
Zowel de federale als de Vlaamse overheid heeft de voorbije jaren initiatieven genomen inzake de uitrol van de eerstelijnspsychologische functie. Ten eerste is er de terugbetaling door de federale overheid. Dat behelst een terugbetaling van maximaal acht consultaties bij een eerstelijnspsycholoog en werd opgestart op 1 maart 2018 voor de doelgroep van de volwassenen, dus van 18 tot 65 jaar. De psychologen die op die terugbetalingsmogelijkheid hebben ingetekend, zijn in hun regio verbonden aan de netwerken geestelijke gezondheid voor volwassenen. Op de website van die netwerken vindt men een overzicht terug van de eerstelijnspsychologen waarbij men terechtkan voor een traject met terugbetaling van maximaal acht sessies.
Dit voorjaar heeft de federale overheid in het kader van de COVID-19-crisis beslist om die terugbetaling uit te breiden naar de doelgroepen kinderen, jongeren en ouderen. Er gelden nu dus geen leeftijdsbeperkingen meer bij dit aanbod. Daar waren wij als Vlaamse overheid reeds lang vragende partij voor. Het staat ook in het Vlaamse regeerakkoord. Dat is dus een grote stap vooruit. We verwachten ook dat de uitbreiding van het federale budget voor de geestelijke gezondheidszorg de toegankelijkheid van dit aanbod zal verbeteren.
Verder zijn er de eerstelijnspsychologen die werkzaam zijn via de projecten in het kader van 1Gezin1Plan. Zij hebben een inbedding in de samenwerkingsverbanden voor 1Gezin1Plan. Dankzij de uitbreiding van die samenwerkingsverbanden zal hun aanbod Vlaanderendekkend zijn. Ook dat is een grote stap vooruit. Voorzitter, u ziet het: we boeken vooruitgang.
Ten slotte, sinds maart 2018 zijn er in Vlaanderen zes pilootprojecten omtrent de eerstelijnspsychologische functie voor ouderen, aangezien het aanbod voor ouderen op dat moment nog onbestaande was. Die projecten werden toegekend aan zes eerstelijnszones. Ik ga daar dieper op in bij een volgende vraag. Als Vlaamse overheid sturen wij aan op een samenwerking en afstemming tussen de eerstelijnspsychologen werkzaam in de diverse projecten.
Wat is de rol van de eerstelijnszones en zorgraden hierin? De oproep voor de pilootprojecten omtrent de eerstelijnspsychologische functie voor ouderen begin 2018 werd aan de toenmalige initiatiefnemers van de eerstelijnszones gericht. Zorg en Gezondheid ontving toen vanuit 33 eerstelijnszones een aanvraagdossier, wat aantoont dat deze concrete vraag naar acties omtrent een specifiek thema zoals de geestelijke gezondheidszorg in de eerste lijn, niet in dovenmansoren is gevallen.
De zorgraden hebben verschillende opdrachten. Een heel belangrijke opdracht is het in kaart brengen van de noden in de populatie van de eerstelijnszone, de aanbodzijde bestuderen en die aanbodzijde in overeenstemming brengen met de noden. Een tweede opdracht is het organiseren van de zorg, in overeenstemming met de principes van integrale zorg en ondersteuning zoals beschreven in het decreet van 2014 over de organisatie van de eerstelijnszorg. Het inrichten van een eerstelijnspsychologische functie of ervoor zorgen dat die wordt ingericht door andere initiatiefnemers, past in deze opdrachten.
De complexe bevoegdheidsverdeling qua gezondheidszorg in België maakt dat een goede afstemming en samenwerking tussen diverse bevoegdheidsniveaus onmisbaar zijn, en dat in functie van het zorgtraject van elk individu. In dat zorgtraject kunnen zowel Vlaamse als federale diensten afwisselend nodig zijn om tot een zorgtraject op maat te komen.
De netwerken geestelijke gezondheidszorg zijn een gezamenlijk verhaal van de federale en de Vlaamse overheid. Er is een goede afstemming en samenwerking tussen de betrokken overheden. Het gezamenlijke beleid krijgt vorm via een aantal overlegorganen: de interministeriële conferenties Volksgezondheid, de interkabinettenwerkgroep geestelijke gezondheidszorg (IKW taskforce GGZ), het comité geestelijke gezondheid voor kinderen en jongeren en het overlegorgaan volwassenen.
Om een zorgvraag zo correct mogelijk toe te leiden naar de gepaste ondersteuning, is een goede kennis van het hulpverleningslandschap binnen een bepaalde regio van belang. Hoe logischer dat hulpverleningslandschap georganiseerd is, hoe eenduidiger het wordt voor burgers en doorverwijzers om de gepaste zorg te vinden. Dat vergroot de toegankelijkheid van de zorg. We zien dat er daarvoor meer en meer initiatieven worden genomen op lokaal niveau. Zo zijn er, verspreid in Vlaanderen, onder andere in Antwerpen, West-Vlaanderen en Limburg, een aantal kruispunten of meldpunten opgericht om psychosociale hulpvragen te verhelderen en toe te leiden. Bij die kruispunten wordt vanuit verschillende sectoren werk gemaakt van één aanmeldingspunt op het niveau van de eerstelijnszone of een subregio daarvan. Partners vanuit de nulde en de eerste lijn kunnen daar terecht met een aanmelding en er kan vanuit dat punt verder worden getrieerd naar de juiste hulpverlening. Als dat mogelijk is, wordt aan de zorgvraag ook tegemoetgekomen met een of meerdere gesprekken, gekoppeld aan het meldpunt zelf.
De initiatieven die we hier vermelden, zijn bottom-up gegroeid vanuit opportuniteiten die men op het terrein ziet. We gaan met de Centra Algemeen Welzijnswerk (CAW’s), de CGG’s en de eerstelijnspsychologen verder het gesprek aan om die goede praktijken te laten groeien tot een model dat kan worden toegepast in heel Vlaanderen, weliswaar steeds op maat van de lokale vragen en noden per eerstelijnszone.
Hetzelfde principe wordt toegepast in de samenwerkingsverbanden 1Gezin1Plan, waarbij aan de hand van de aanmelding van een jongere of gezin via één aanmeldpunt gezamenlijk wordt bekeken met het netwerk aan partners welke ondersteuning wenselijk is. De samenwerkingsverbanden 1Gezin1Plan worden bij de huidige uitbreidingsoefening afgestemd op de afbakening in de eerstelijnszones. Dat vraagt in sommige regio’s een aanpassing van hun werkingsgebied tot nu toe.
Dat is het traject dat we voor verschillende sectoren in ons beleidsdomein willen gaan in deze legislatuur. We hebben heldere regioafbakeningen gemaakt, de eerstelijnszones zijn ons ankerpunt, waar we verder op willen bouwen. Het is ook ons voornemen om de hulp- en dienstverlening maximaal op de eerstelijnszones af te stemmen.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Bedankt voor het antwoord, minister. Ik onthoud er twee zaken uit. Ten eerste stappen we bij de terugbetaling voor de verplichte sessies bij de psycholoog zeer terecht af van de leeftijdsgrens 18 tot 65 jaar. We trekken dat nu ook open naar kinderen en jongeren en naar ouderen. Dat is absoluut een zinvol en belangrijk signaal.
Ten tweede onthoud ik dat in de zoektocht en het vragen naar een eengemaakte onthaalfunctie twee zaken van groot belang zijn. In de eerste plaats zijn er de kruispunten. Dat zijn projecten vanuit verschillende sectoren, bottom-up gegroeid: CAW, CGG, OCMW, alles in de nulde lijn. Mensen lopen daar binnen, stellen hun vraag en worden vastgepakt en geholpen. Dat vind ik cruciaal bij zo’n eengemaakte onthaalfunctie, of dat nu welzijn of gezondheid is, of met belendende sectoren: dat je naar één plek gaat, je verhaalt doet en wordt vastgepakt en geholpen.
Daarnaast onthoud ik dat 1Gezin1Plan in dit kader een heel belangrijke partner is. Begrijp ik goed dat er samenwerking is tussen 1Gezin1Plan en de eerstelijnspsycholoog en dat die ook gelinkt zijn aan de eerstelijnszone? Als zo’n samenwerkingsverband wil inzetten op zo’n eerstelijnspsycholoog in het kader van 1Gezin1Plan, hebben ze dan die vrijheid en die autonomie? Kunnen zij dat doen vanuit dat samenwerkingsverband?
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Voorzitter, ik heb niet alles kunnen begrijpen en ik zou graag hebben dat het geluid wat beter is om alles goed te kunnen volgen.
Ik heb een vraag over de eerstelijnspsychologen. Ik vraag me af hoeveel er precies actief zijn in Vlaanderen en of dat aantal volstaat om aan de hulpvraag te voldoen. In mijn ervaring is het een lange zoektocht om een psycholoog uit de eerstelijnszorg te vinden.
Het Netwerk tegen Armoede heeft in een reactie geschreven dat ze al heel lang vragende partij zijn om eerstelijnspsychologen in te zetten in de basisvoorzieningen die in aanraking komen met mensen in armoede. Het is een kwetsbare doelgroep, ook voor psychische problemen. Ze hebben het nog moeilijker dan andere mensen die het moeilijk hebben om terecht te komen bij een eerstelijnspsycholoog. Wordt er werk van gemaakt om de eerstelijnspsychologen in te zetten in die voorzieningen?
De heer Parys heeft het woord.
Minister, als er een vraag is over eerstelijnspsychologische hulp, dan hameren wij altijd op het principe van evidencebased werken. Huisartsen schrijven nog heel vaak antidepressiva voor zonder dat daar een therapie aan is gekoppeld. We weten nochtans dat antidepressiva voorschrijven zonder therapie in de meeste gevallen relatief weinig uithaalt. Minister, kunt u daar iets aan doen om ervoor te zorgen dat de doorverwijzing naar een psycholoog echt wel gebeurt, en dat we zo weinig mogelijk antidepressiva laten voorschrijven zonder therapie?
Mijn tweede vraag gaat over de eerstelijnspsychologen en de proefprojecten, waarvan de laatste zou zijn afgelopen in februari 2019. Zijn die projecten inderdaad allemaal afgelopen of zijn ze opnieuw verlengd? Wat is de evaluatie daarvan?
Mijn derde vraag gaat over de online toolbox die in 2020 zou worden ontwikkeld en die de Vlaming zou ondersteunen bij het ontwikkelen van belangrijke competenties rond geestelijke gezondheid. Kunt u de stand van zaken van die online toolbox toelichten ?
Minister Beke heeft het woord.
In 1Gezin1Plan is voorzien dat minimaal een halftijdse eerstelijnspsycholoog per eerstelijnszone zal worden ingezet. Samenwerkingsverbanden kunnen er zelf voor kiezen om dat op te trekken op maat van de behoefte van de eerstelijnszone. Daarvoor doen we een totale investering van 2 miljoen euro.
De leeftijdsgrenzen zijn voorzien tot eind dit jaar, maar de Federale Regering heeft dat nu verlengd. Concrete cijfers daarvan moet ik opvragen, die heb ik niet bij de hand.
Is het voldoende om voldoende eerstelijnspsychologen te hebben? Op zich is dat niet voldoende. De beroepsvereniging heeft toch wel wat bedenkingen en opmerkingen over de huidige voorwaarden in de conventies. Dat zou dus moeten worden herbekeken, onder andere op basis van de goedgekeurde federale resolutie, en ook met een extra budget. De federale overheid heeft daar 200 miljoen euro extra voor uitgetrokken. Die middelen moeten worden gebruikt om in te stappen in een conventie om meer psychologen daartoe aan te zetten.
De projecten uit de eerstelijnspsychologische zorg voor volwassenen zijn inderdaad afgelopen. De bevindingen waren positief en worden verder meegenomen in het model voor de conventie.
Wat uw vraag betreft over de antidepressiva die worden voorgeschreven door de huisartsen, collega Parys: dat is op zich natuurlijk geen slecht idee. Dat is nu gebaseerd op prestatiegeneeskunde. De vraag hoe je daaraan sturing kunt geven, is van een andere orde. We stellen vast dat hoe gemakkelijker de alternatieven via de eerstelijnspsychologen toegankelijk zijn, hoe minder geneigd de huisartsen zullen zijn om heel snel antidepressiva voor te schrijven. U weet dat op dit ogenblik het voorschrijfgedrag nog geen bevoegdheid is van de regio’s.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, dank u voor uw bijkomende en duidelijke antwoorden. Ik deel de mening van collega Parys, dat zomaar een voorschrift geven voor antidepressiva, zonder enige begeleidende maatregel, vrij zinloos is. Maar dat zit zeer ver buiten onze bevoegdheid. Net daarom is het goed dat we sterk inzetten op alles wat te maken heeft met het bespreekbaar maken van dit probleem, met het opheffen van het taboe, met de vroegdetectie. In dat kader – maar dan zit ik weer aan de overkant van de straat – heb ik het altijd jammer gevonden dat er een moratorium is – en nog altijd is, denk ik, maar dan moet ik eens een collega een vraag laten stellen – op de wijkgezondheidscentra. Die slagen er altijd wel in om veel mensen heel snel te bereiken, om een globale kijk te hebben en om mensen vast te pakken en te helpen. Ik vind dat ook een interessante vraag, maar dat is niet een vraag voor u, minister, maar wel, via een collega, voor de buren hiertegenover.
De vraag om uitleg is afgehandeld.