Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, ik was er heel snel bij met mijn vraag. Dat betekent natuurlijk dat de vraag over het jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan (JKP) zoals ze inhoudelijk was opgesteld, ondertussen gedateerd is omdat ze pas een paar weken later op de agenda terecht is gekomen. Mijn vraag ging vooral over het proces van het jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan, of u de timing van 1 oktober zou halen en op welke manier er de voorbije tijd gewerkt was. Een aantal vragen zijn nog relevant. Een aantal andere zijn minder relevant gezien we met blijdschap – en dat meen ik oprecht – merken dat de timing gehaald is en dat er hard gewerkt is de voorbije maanden door heel veel actoren op het veld, door de voltallige Vlaamse Regering en alle kabinetten, als ik het goed lees.
Wat betreft het jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan, dat is vastgesteld op de ministerraad van de Vlaamse Regering van eind september – de datum ontsnapt me.
De prioriteiten waren al in het voorjaar vastgelegd. Het is dus niet dat we verrast zijn door de richting die het plan uitgaat. Er is stevig werk verzet. Er ligt een plan voor van meer dan zestig bladzijden waarvan we hopen dat we daar de komende jaren samen met het parlement en de Vlaamse overheid stappen kunnen zetten.
Er is nog een orgaan dat hard heeft gewerkt. Dat is de Vlaamse Jeugdraad. Die heeft een stevig advies gegeven. Als het Vlaams jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan 60 bladzijden telt, dan is het advies van de Vlaamse Jeugdraad 23 bladzijden waarin hij 44 aanbevelingen heeft gedaan voorafgaand aan de definitieve goedkeuring van het jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan.
Als ik de twee documenten nalees, is mijn eerste gevoel dat er toch nog wel wat marge zit op wat er wordt aangebracht. Daarom start ik met een terugblik en het stellen van de vragen die ik eigenlijk had voorzien.
Hoe is er de voorbije maanden gewerkt? Op welke manier is dit tot stand gekomen? Wat zijn de volgende stappen? Want dit zou bij uitstek het instrument voor het Vlaamse jeugdbeleid moeten zijn in geïntegreerde vorm voor de komende vier jaar. Op welke manier zal daarop verder worden gewerkt? Hoe zal dat opgevolgd, bijgestuurd en geëvalueerd worden?
Een meer gedetailleerde vraag, maar niet onbelangrijk: u weet – en ik waag me op gevaarlijk terrein – dat we af en toe van mening verschillen over de financiële noden, niet over de noden die er zijn, maar over de mogelijkheden die worden geschapen in deze legislatuur en dat we soms toch iets meer verwachten dan u waar kunt maken binnen de huidige context. Vandaar toch de vraag. Ook de Vlaamse Jeugdraad stelt vast dat in dit plan geen specifieke middelen zijn voorzien los van al bestaande of geplande en andere maatregelen. Wilt u dat nog bijsturen of is dat iets dat in de evaluatie of opvolging mogelijk is? Of houdt u die deur automatisch dicht?
Minister Dalle heeft het woord.
Collega Vaneeckhout, bedankt voor de opvolging en de interesse in het JKP. U weet dat op de ministerraad van 25 september het Vlaams jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan is goedgekeurd. Het is de tweede keer dat het aan bod komt. De eerste keer hebben we in het voorjaar, nog voor de coronacrisis, de vijf prioriteiten vastgelegd. Nu hebben we dat in die vijf transversale doelstellingen ook meer in detail naar voren geschoven, in tactische doelstellingen en acties.
We hebben inderdaad die deadline van 1 oktober gehaald. Dat was niet evident in deze situatie, maar het is gelukt. De administratie en mijn kabinet met alle collega’s van de Vlaamse Regering hebben heel wat voorbereidend werk verricht. Het doet plezier dat u erkent dat er daar heel veel werk is gebeurd.
Zoals decretaal voorzien, hebben we het bezorgd aan de voorzitster van het parlement. Jullie hebben ook allemaal een kopie. We hebben het natuurlijk ook aan de Vlaamse Kinderrechtencommissaris bezorgd.
U weet dat het een bundeling is van alle inspanningen die wij, getarget rond die vijf doelstellingen, willen doen over de verschillende beleidsdomeinen heen. Het is, als ik dat zo bekijk en vergelijk met de vorige editie, de eerste keer dat we echt trachten een focus te hebben in ons beleid van de Vlaamse overheid, met enkele cruciale uitdagingen voor kinderen en jongeren. Ik heb de afgelopen weken ook heel wat lokale besturen kunnen bezoeken. Je stelt daar vast dat diezelfde prioriteiten ook gedeeld worden op lokaal vlak. Het is natuurlijk een dynamisch en levend plan, dat ruimte biedt om in te spelen op actuele uitdagingen en dat ook ruimte biedt voor meer concretisering.
Dan ga ik even in op de vraag die u stelt en die ook is gesteld door de Vlaamse Jeugdraad. Voor de duidelijkheid: we nemen de aanbevelingen ook ter harte. Die zijn er ook gekomen voor de definitieve finalisatie. Een aantal van die aanbevelingen hebben we dus ook al meegenomen in het plan. Andere van die aanbevelingen zullen we zeker ook kunnen meenemen in de uitvoering en concretisering van het plan.
Waar het gaat over concretisering, ook op budgettair vlak, zal het de komende weken interessant werk zijn, omdat het natuurlijk de bedoeling is dat in de zogenaamde BBT’s, de beleids- en begrotingsdoelstelling voor 2021, alle ministers preciseren over welke projecten het gaat en daar ook de middelen voor voorzien. In die zin is datgene wat wij in het plan voorstellen, ook onderbouwd door budgetten. Het is niet zo dat wij nog de budgetten moeten zoeken om ons plan op dat vlak uit te voeren. Natuurlijk gaan we een aantal zaken trachten te concretiseren. Misschien komen er ook nieuwe projectoproepen en kunnen er nieuwe initiatieven gestart worden om een aantal van die tactische doelstellingen ook concreet te maken.
We zullen in deze commissie natuurlijk ook de budgetten voor Jeugd bespreken. Ik kan u verzekeren dat we ook op dit thema in detail zullen ingaan. Als coördinerend minister is het natuurlijk de bedoeling om echt een actieve rol op te nemen in de uitvoering van het JKP. De voorbereiding heeft ook al heel wat inspanning gevergd. We hebben heel wat consultaties gedaan. We hebben heel wat adviezen gevraagd, een aantal verplichte adviezen, maar ook een aantal vrijwillige adviezen. Er zijn ook verschillende organisaties die geantwoord hebben. Dat zijn elementen die voor ons echt bijzonder nuttig zijn.
Het is natuurlijk nog maar de start van een proces. Het is het einde van de voorbereiding, maar nu start natuurlijk de uitvoering. Ik denk dat we daar de komende jaren herhaaldelijk op zullen kunnen terugkomen, en ik hoop trouwens niet enkel in deze commissie. Ik hoop dat jullie die elementen ook ter harte nemen in de andere commissies. Ik zal dat uiteraard doen met mijn kabinet en administratie, met de collega’s van de regering en hun kabinetten en administraties, maar het is zeker ook nuttig dat dat in het parlement wordt opgevolgd en dat suggesties worden gedaan, zodat de collega’s zich daar even bewust van zijn als wij dat allemaal zijn.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Bedankt, minister. Het is het antwoord dat ik verwacht had. Dat is een positieve vaststelling, in die zin dat ik het laatste gedeelte van het antwoord zeer belangrijk vind. Ten eerste: dit is inderdaad nog maar de aftrap. Er ligt nog veel werk op de plank. De voorbereiding is gedaan, maar de uitvoering moet uiteraard volgen. En ten tweede: dit is een werk van het hele parlement, net zoals het een werk is van de hele regering.
U schuift uzelf terecht naar voren als coördinerend minister. Dan vind ik wel dat we als commissie de kracht moeten hebben om te zeggen dat wij de coördinerende commissie zijn en dat we die opvolging ook geïntegreerd moeten doen. Daarom stel ik de vraag naar opvolging en overzicht houden. Op welke manier voorziet u zelf rapportage aan deze commissie? Wordt er over een jaar een stand van zaken opgemaakt van al die doelstellingen, ook budgettair? Het is voor ons natuurlijk zeer moeilijk om al die BBT’s daar individueel onder te halen en alle individuele acties te verzamelen om te kijken hoever we staan. Hoe kunnen wij onze rol als coördinerende instantie daarin proberen op te nemen? Hoe kijkt u daarnaar?
Ik wil het ook nog – en dat is misschien iets scherper – even over het advies van de Vlaamse Jeugdraad hebben. Ik begrijp dat een aantal dingen nog moeten worden meegenomen en dat een aantal zaken intussen inderdaad verwerkt zijn, maar we mogen toch ook niet blind zin voor de bezorgdheid die zij uiten.
Ik lees een quote in het advies: “Ondanks de waardevolle inhoudelijke input hebben we niet het gevoel dat deze plannen de ambitie van de nieuwe vorm van het JKP waarmaken. Wanneer we deze plannen naast het huidige JKP leggen, eindigen we vooral met minder prioriteiten, maar niet met meer diepgang. Zo missen we bijvoorbeeld bijzondere aandacht voor onderzoek en monitoring.”
Dat ‘huidige JKP’ is het JKP dat nu afloopt. Zij maken dus opnieuw de opmerking dat er in het hele plan op dit moment niets is gezegd over middelen en budget. Ik ben het ermee eens dat we niet alleen naar nieuwe middelen moeten kijken, of dat we zelfs niet in de eerste plaats naar nieuwe middelen moeten kijken, maar ik zou toch echt graag opvolging hebben op een meer geïntegreerd niveau, ook budgettair, van wat er aan het gebeuren is en van wat er cijfermatig uitkomt. Uiteraard zal mijn fractie de rol opnemen om dat in de verschillende commissies te doen. Maar een samenvatting zou wel zeer handig en interessant zijn. Daarom stel ik de vraag: hoe wilt u hierop het overzicht bewaren? En hoe gaat u daarover rapporteren?
Minister, collega Vaneeckhout zei al dat de Vlaamse Jeugdraad in een aantal quotes op zijn website te kennen geeft dat hij weinig betrokken of gehoord is geweest. In welke mate werd de Vlaamse Jeugdraad tijdens het proces gehoord? Op welke manier zal dat in het verdere verloop nog gebeuren?
Monitoring is ook ongelooflijk belangrijk. Hoe ziet u dat concreet?
Minister Dalle heeft het woord.
Het spreekt voor zich dat we de Vlaamse Jeugdraad zeer intens hebben betrokken bij de voorbereiding van dit traject. We zullen dat ook blijven doen in de uitvoering van het traject. De Vlaamse Jeugdraad is het orgaan dat voor ons de eerste interface is wanneer we willen spreken met kinderen en jongeren. We hebben hen gezien op 7 en 22 september. Ik heb er zelf ook een meeting aan gewijd. We hebben hen dus frequent gezien.
Het was overigens ook de Vlaamse Jeugdraad die bij de evaluatie van het vorige JKP heeft gezegd dat er meer focus moet komen. Het is te veel een opsomming van allerhande goede dingen die gebeuren, we moeten meer focus betrachten. Dat hebben we gedaan door die vijf prioriteiten naar voren te schuiven. Het is fijn om vast te stellen dat ik nog nooit heb gehoord dat een van die vijf prioriteiten niet echt juist is. Ik heb sommigen horen zeggen dat er misschien nog iets anders bij had gemoeten, maar als je vraagt wat je dan moet schrappen, want decretaal mogen er maar vijf zijn, dan blijft het meestal stil. In die zin denk ik dat ze wel mee zijn met de filosofie.
Ik begrijp absoluut hun vragen over concretisering en budgettaire invulling. Die concretisering zal natuurlijk gaandeweg worden ingevuld. Die projecten moeten handen en voeten krijgen en moeten uitgerold worden op het terrein. Dan ben ik ervan overtuigd dat men ook zal zien wat daarvan de positieve impact is.
Er werd ook een terechte vraag gesteld over monitoring. Dat is effectief iets waaraan we in eerdere teksten aan het bouwen waren. De bedoeling is om met indicatoren van het JeugdOnderzoeksPlatform (JOP) ook die monitoring scherp te stellen, om ervoor te zorgen dat we echt een opvolging kunnen doen.
Dat brengt mij bij de vraag over monitoring en opvolging, hoe we dat gaan aanpakken. De vorige keer is dat gebeurd na twee jaar. Onze administratie gaat elk jaar de BBT’s (beleids- en begrotingstoelichting) screenen op de uitvoering van het JKP. Het is de bedoeling om opnieuw na twee jaar, op de helft van het traject, een evaluatie te doen en dat ook dan met jullie te delen, zodat we in dit parlement, in deze commissie, de bespreking kunnen hebben.
Het gaat hier om de discussie over de algemene middelen. U weet dat we op budgettair vlak een zeer moeilijke start hebben gehad met deze regering omdat we onmiddellijk een aantal besparingen hebben moeten doorvoeren. In het basisjeugdwerk heb ik die besparing kunnen halveren. Mijn engagement was om in budgettair moeilijke tijden daar niet verder op te besparen. We zitten nu met een structureel tekort van ruim 2 miljard euro. Er is effectief beslist om volgend jaar niet te besparen. Ik zal ook een aantal extra middelen kunnen toekennen, onder meer in het kader van het relanceplan. In het kader van onze BBT-bespreking zullen we daar in detail op kunnen ingaan.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Dank u wel, minister. Het was niet mijn bedoeling om hier vandaag met deze vraag het hele budgettaire plaatje uit te puren, evenmin als het mijn bedoeling was om alle acties die in het plan staan en die super waardevol zijn en die misschien nog in aantal zullen toenemen of afnemen, uit te puren.
Een collega wijst me erop dat er inderdaad een aantal decretale afspraken zijn over de manier waarop die rapportage moet gebeuren.
Ik wil afsluiten met een voorstel of oproep aan de commissieleden. Dit zou eigenlijk het belangrijkste instrument moeten zijn voor de komende vijf jaar, een geïntegreerde aanpak voor het garanderen van het kinder- en jongerenperspectief in het beleid. Het is logisch dat we hier nu, nadat de vraag ook verschoven werd op de agenda, niet massaal aanwezig zijn om dit te bespreken. Maar het lijkt me zonde om niet dieper in te gaan op dit werk in een wat meer uitgebreide gedachtewisseling. Ik stel dus voor om bij de volgende regeling van de werkzaamheden een gedachtewisseling op te zetten, uiteraard met de minister, misschien ook met het departement en eventueel met de Ambrassade of de Vlaamse Jeugdraad. Ik wil daarbij niet terugkijken of vervallen in een debat over te veel of te weinig en over wat er op dit moment verkeerd is aan het plan. Ik wil wel zorgen voor een goede aftrap. Als ik naar de parlementsleden kijk, denk ik dat ze heel dicht bij het veld staan en zeer veel nauwe contacten hebben. Op structureel niveau zijn we echter met de commissie eigenlijk nog nooit in gesprek gegaan met een aantal van die actoren in een sessie van de commissie. Dat is dus een concreet voorstel. We moeten dat eens bekijken in de regeling van de werkzaamheden. Ik zou u daar uiteraard heel graag bij hebben, want het lijkt me niet interessant om naast elkaar te werken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.