Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw D’Hose, ik ben blij om u hier toch te zien. Proficiat in eerste instantie. Gezien uw nieuwe functie hoop ik vooral dat u nog de tijd zult vinden om ook de commissie Cultuur op te volgen, want anders zou dat een groot gemis zijn.
Mevrouw D’Hose heeft het woord.
Dat is heel lief, voorzitter. Ik zal heel graag de commissie Cultuur blijven opvolgen, dat is zeker de bedoeling.
Minister-president, ik heb een vraag over het mecenaat voor de cultuursector, in deze tijden toch ook wel een belangrijke aanvullende financiering.
De conceptnota ‘Een langetermijnvisie voor aanvullende financiering en ondernemerschap in de Vlaamse cultuursector’ stelt dat de Vlaamse overheid werk wil maken van een optimaal fiscaal beleid voor de cultuursector. Een mogelijke stimulans die daarin wordt besproken, is de in Vlaanderen nog niet echt ingeburgerde cultuur van giften en mecenaten. Er is daar een onderzoek naar gebeurd: dat heet dan het zogenaamde geefbeleid. Dat leverde heel wat interessante aanbevelingen op, waarmee uw voorganger, Sven Gatz, aan de slag ging. Zo werd ingezet op sensibilisering om het ‘geven aan cultuur’ te stimuleren en om bruggen te bouwen tussen culturele actoren en geïnteresseerde bedrijven. Er werd ook een vormingstraject gelanceerd om de cultuursector beter te leren fundraisen.
Maar we zijn er natuurlijk nog niet. Culturele organisaties die ik hierover hoor, ondervinden niet zozeer problemen bij het vinden van mogelijke mecenaten of sponsors, maar zij lopen spijtig genoeg wel middelen mis omdat zij geen fiscale attesten kunnen afleveren. Daartoe kan wel een aanvraag ingediend worden bij de FOD Financiën. Een van de erkenningsvoorwaarden is evenwel dat de aanvragende vereniging structurele werkingssubsidies moet ontvangen voor haar werkzaamheden van de staat of een van de gemeenschappen. Daardoor valt een hele groep organisaties uit de boot. Aangezien we nu eindelijk een Federale Regering hebben, leek het mij het juiste moment om deze vraag te stellen.
Hebt u kennis genomen van het onderzoek met betrekking tot de geefcultuur in Vlaanderen? Welke noden en opportuniteiten sprongen bij u in het oog?
Hoe wenst u een performant Vlaams geefbeleid voor de cultuursector vorm te geven? Liggen hier nog beleidsinitiatieven in het verschiet?
Hoe wordt werk gemaakt van een eenduidig fiscaal kader voor giften en bedrijfsmecenaat? Behoort het daarbij tot de opties om de erkenningsvoorwaarden te versoepelen naar culturele organisaties die bijvoorbeeld niet structureel gesubsidieerd worden?
Wordt er werk gemaakt van een aanpak rond crowdfunding in de culturele sector? Hoe ziet u dat?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mevrouw D’Hose, ik sluit mij aan bij de lofbetuigingen. U bent op een paar dagen tijd de eerste burger van het land geworden. Wie kan dat zeggen? Dat is toch formidabel. En dat wij daarmee mogen dialogeren in deze commissievergadering, is een hele eer voor mijzelf. U weet dat ik hoop dat u de laatste voorzitter van de Senaat bent, maar dat heeft niets met u te maken, dat heeft meer met de instelling te maken.
Ik heb vast en zeker kennisgenomen van het onderzoek met betrekking tot een geefbeleid in Vlaanderen dat in 2017 door IDEA Consult in opdracht van het departement Cultuur, Jeugd en Media werd opgeleverd. Het geefgedrag aan culturele actoren werd onderzocht. Wat mij het meest in het oog sprong, was dat er op het vlak van de geefcultuur sprake is van kennishiaten rond geven aan cultuur. Dat heeft vooral betrekking op de grote onduidelijkheid rond de fiscale en boekhoudkundige verwerking van ‘geven aan cultuur’ en dat zowel aan de kant van de gever als aan de kant van de ontvanger, en dat zowel voor natuurlijke personen als voor rechtspersonen.
Daarnaast viel mij ook het verschil op tussen geven bij leven en geven na het leven. Er is namelijk een groot verschil tussen bijvoorbeeld de heel bekende fiscaal aftrekbare giften tijdens het leven, maar legaten die notarieel worden vastgelegd tijdens het leven en openvallen na het leven is al een heel ander paar mouwen. Kennis hierover kan de fundraisingcultuur in Vlaanderen zeker een boost geven.
Ook de aanbevelingen vind ik nog steeds relevant. Vooral de aanbeveling om de inzichten te delen met de sector blijft nog steeds overeind. Dat gebeurt nu trouwens via de opdracht aan Cultuurloket om dit thema op te nemen in hun reguliere dienstverlening. Ook hier kan het driejarig vormingstraject Het Atelier gesitueerd worden.
Dat vormingstraject is twee jaar geleden gestart met de ambitie om kennis en ervaring over fondswerving in de Vlaamse cultuursector te verhogen. Inmiddels weten we dat dit traject noodgedwongen gestopt is door het faillissement van Emolife Belgium, dat het traject organiseerde en begeleidde.
Hoe ik een performant Vlaams geefbeleid voor de cultuursector wens vorm te geven? De verwachtingen voor een performant Vlaams geefbeleid voor de cultuursector zijn sterk gefnuikt door de COVID-19-crisis die onverwacht en hard heeft toegeslagen, ook in de cultuursector. Enige realiteitszin over een performant geefbeleid is dus aan de orde aangezien de Vlaamse gever aan cultuur eveneens sterk te lijden heeft door de COVID-19-crisis. Het beleid dat ik hier naar voren wil schuiven, zal dan ook heel erg te maken hebben met die gewijzigde situatie en wat mogelijk is in deze crisistijden. Daarop heb ik nog geen pasklaar antwoord.
In dat verband signaleer ik het vroegtijdig stopzetten van het vormingstraject Het Atelier door het onverwachte faillissement van Emolife Belgium. Ik heb mijn administratie gevraagd de verwachtingen van de deelnemers aan het traject in kaart te brengen en zal eerstdaags beslissen hoe dat traject verder moet worden vormgegeven. Vast staat echter dat een gewone doorstart van het traject niet aan de orde is omdat de deelnemers hebben aangegeven in een andere wereld wakker te zijn geworden. Met die gewijzigde realiteit moet rekening worden gehouden om tot een performant beleid over dit thema te komen.
Uw derde vraag gaat over een eenduidig fiscaal kader voor giften en bedrijfsmecenaat. Het aanpassen van het fiscaal kader – dat weet u – valt onder de bevoegdheid van mijn federale collega van Financiën, alhoewel ik dat ook anders zou willen. Maar het is wel zo.
Naar aanleiding van de coronacrisis werd de belastingvermindering voor donateurs tot eind dit jaar van 45 procent naar 60 procent gebracht en werd het plafond van aftrekbare giften opgetrokken naar 20 procent van het totale netto-inkomen.
Ik erken dat de erkenningsvoorwaarden voor sommige culturele organisaties problemen vormen om te kunnen genieten van giften. Ik zal dat thema op een volgende interministeriële conferentie (IMC) agenderen zodat dat met de bevoegde minister bekeken kan worden. In het slechtste geval zou je kunnen zeggen: we erkennen, maar we subsidiëren niet. Dan leg je een deel van de factuur bij het federale niveau. Maar ik ga toch proberen om via de IMC tot een iets meer gedragen en verantwoord systeem te komen binnen het kader van het overleg tussen de gemeenschappen en de federale overheid.
U vroeg ook of er werk wordt gemaakt van een aanpak rond crowdfunding. Momenteel wordt er niet gewerkt aan een specifieke aanpak rond crowdfunding in de cultuursector. De financiële techniek is voldoende bekend in het veld en er zijn voldoende crowdfundingplatformen actief. Sommigen doen het op eigen houtje, sommigen doen het via de verschillende platformen in binnen- en buitenland en sommigen combineren dat met een fiscale aftrek door samen te werken met de Koning Boudewijnstichting. Het gebruik van crowdfunding gebeurt niet intensief, maar het duikt wel op in de financieringsmix van culturele instellingen.
De overheid moet ook niet alles regelen. In vormingssessies wijzen we er wel op dat er crowdfunding bestaat, maar ik denk dat er ook nog eigen initiatief mag worden genomen. Crowdfunding is zoiets … Als je er even naar kijkt, kan iedereen dat gemakkelijk opzetten. De overheid hoeft dat in dezen niet te doen. Dat is mijn bescheiden mening.
Ik denk dat ik op al uw vragen geantwoord heb.
Mevrouw D’Hose heeft het woord.
Minister-president, ik ben het 100 procent eens met uw antwoord. We hebben uiteraard een gewijzigde realiteit nu, maar er zijn bedrijven en organisaties die enorm afzien door covid, maar er zijn er ook die winst hebben geboekt. Dat is gelukkig ook zo. Ik denk dat die bedrijven dan wel hulp kunnen bieden aan diegenen die het zwaarst getroffen zijn in deze sector en door deze algemene crisis, en dat lijkt me toch wel de cultuursector te zijn.
Ik denk echt wel dat het nodig is om werk te maken van die erkenningsvoorwaarden. Ik voel dat toch als een groot gemis bij sommige organisaties. Alle beetjes kunnen helpen. Ik vind het dus een heel goede suggestie dat u dat zult agenderen op de volgende IMC. Ik kijk ook een beetje naar de collega’s die actief zijn bijvoorbeeld in de Senaat, waar we dat eens kunnen bekijken. Ik ben het ten slotte ook met u eens dat er voldoende initiatief mogelijk is op die crowdfundingplatformen. De overheid moet daarin niet alles regelen.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Het stimuleren van giften en inbreng voor cultuur is absoluut een belangrijke piste, die we inderdaad vanuit de overheden kunnen ondersteunen. Crowdfunding is belangrijk geworden, giften ook, en de fiscaliteit ligt uiteraard op federaal niveau.
Maar er is ook bedrijfssponsoring. Bedrijfssponsoring was eind jaren 80, begin jaren 90 een echte hype. Toen had je vooral de banken die in cultuur en kunsten investeerden. Vandaag doen ze dat veel minder. Dat is ook het onderwerp geweest van mijn doctoraat, maar dat dateert al van 23 jaar geleden. Je zag daar dat het niet nodig is om daar een fiscaal gunstregime voor te ontwikkelen. Als bedrijven willen sponsoren, doen ze dat niet in de eerste plaats omwille van de fiscale aftrekbaarheid. En de facto trekken ze toch alle kosten van hospitality en zo verder af.
Bedrijfssponsoring is dus een piste die vandaag een beetje naar de achtergrond is verdwenen, maar die we wel zouden kunnen stimuleren. Vroeger was er de Stichting voor Kunstpromotie die dat heel hard stimuleerde. Ik denk dat we die piste weer meer moeten kunnen bewandelen, hoewel het in deze moeilijke tijden, waarin bedrijven overkop dreigen te gaan, natuurlijk moeilijk is om hen er dan nog eens toe te bewegen om te gaan investeren in cultuur.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Covid heeft inderdaad een enorme impact, maar ik sluit me ook aan bij wat collega D'Hose zegt: er zijn gelukkig ook bedrijven en ook nog altijd particulieren die misschien wel mogelijkheden hebben. Ook in deze tijden moeten we dat blijven stimuleren. Ik ben ervan overtuigd dat als niet alleen de overheid mee participeert in kunst en cultuur, ook het draagvlak voor kunst en cultuur nog een stuk groter wordt. We zien dat ook in de sport.
De erkenningsvoorwaarden voor culturele organisaties vormen inderdaad nog een probleem. Het is goed dat we daar interministerieel een oplossing voor zoeken. Het lijstje is ook al heel lang. Als we moeten kiezen en prioriteiten stellen, wat nemen we dan het best als eerste?
De cultuurorganisaties zijn uiteraard in een heel andere wereld wakker geworden, met covid. Het Emolifetraject en Het Atelier pasten inderdaad in het stimuleren van organisaties om ook na te denken over mecenaat en giften. Helaas is dat afgevoerd. U gaf aan, minister-president, dat er een bevraging is geweest over de verwachtingen daarvan. Is dat al afgerond? Kunt u daar al iets meer over zeggen? Misschien is het goed om vanuit die inzichten te bekijken hoe we daar een nieuwe richting aan kunnen geven.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Bedankt voor uw interessante vraag, collega D'Hose, en om dit hier opnieuw onder de aandacht te brengen. Het is een terechte vraag, want die aanvullende financiering, het mecenaat, kan een belangrijke extra stroom van inkomsten zijn voor de cultuursector. We moeten er wel voor opletten dat we altijd blijven spreken over aanvullende financiering, en nooit over alternatieve financiering. We hebben als overheid natuurlijk altijd nog onze verantwoordelijkheid te nemen.
Zo’n regeling rond mecenaat en fiscale giften is niet alleen voor kunstenaars en instellingen belangrijk. Mevrouw Coudyser verwees er al naar dat ook de bredere sector vandaag heel hard wordt getroffen door het wegvallen van inkomsten. Het kan ook voor het lokale verenigingsleven echt noodzakelijk zijn, zeker vandaag. Heel veel mensen hebben momenteel spaargeld en willen heel graag de culturele sector steunen, maar dan moet daar natuurlijk een soepele regeling voor bestaan. Minister-president, ik ben ervan overtuigd dat als u dat gaat aankaarten in de interministeriële conferentie, de nieuwe minister van Financiën, Vincent Van Peteghem, daar zeker oren naar zal hebben. Daarenboven is het crowdfundingplatform nu ook erkend als sociaal-culturele werkorganisatie. Ook daar kunnen we dus alvast mee gaan samenwerken.
Tot slot wil ik nog even terugkomen op Het Atelier. Wij betreuren die stopzetting ook. We hebben van de deelnemers vernomen dat ze heel tevreden waren over de werking. Plant u daarrond nog een nieuw traject in de toekomst?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Ik weet niet of wij als overheid op de een of andere manier bedrijfssponsoring moeten opwekken. Wat ik wel zie – en dan zit je opnieuw in het vormingstraject – is dat mensen in de cultuursector op een andere manier naar het sponsordossier kijken dan de mensen uit het bedrijfsleven. Dat is ook logisch. Ik denk dat de cultuursector meer door de ogen van het bedrijfsleven moet kijken om een sponsordossier bij de bedrijven aan te kaarten. ‘Het zal wel zijn, dat dat een heel goed cultuurproject is, maar what’s in it for me?’, vanuit de sponsor bekeken. We moeten daar in de vorming iets aan doen: hoe breng je nu sponsordossiers bij bedrijven aan?
Mijnheer Van de Wauwer, dat kan inderdaad op alle niveaus gaan. Lokale verenigingen stappen dan naar een lokaal bankkantoor voor het een of het ander. Dat is dezelfde problematiek. Daar moeten we zeker iets aan doen.
Aan de stopzetting van Het Atelier moet er een opvolging gegeven worden, dat is ook mijn overtuiging. Dat heb ik ook aan mijn administratie gevraagd. Die bevraging is nog bezig. Eerstdaags krijg ik daar de conclusies van. Dan kan ik zeggen hoe we het traject voortzetten. We gaan zeker een alternatief uitwerken. Ik heb in mijn antwoord een paar keer gezegd dat er daar- en daarbij wat vorming moet worden gegeven. Dan moet je zulke trajecten hebben.
Mevrouw D’Hose heeft het woord.
We voelen allemaal aan dat hier nog wat meer in zit, dat het nog mogelijk is om dat wat meer te onderzoeken en uit te diepen hoe we dat mecenaat nog wat vorm kunnen geven. Iedereen voelt daar wel wat voor. Je voelt dat daar een grond voor is bij de bedrijven en bij de organisaties. Het eerste wat moet gebeuren, is het overleg binnen de IMC. We zullen dat blijven opvolgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.