Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Het Vlaamse klimaatbeleid heeft als doelstelling de CO2-uitstoot van afvalverbranding in Vlaanderen te verlagen naar 1 miljoen ton in 2030. Dit betekent dat de hoeveelheid brandbaar afval met ongeveer 25 procent moet dalen. Het uitvoeringsplan Huishoudelijk Afval mikt op 10 procent minder afvalverbranding tegen 2022. Dat komt overeen met een daling van 220.000 ton. Maar ondanks die mooie doelstellingen zien we dat geen enkele uitbater van verbrandingsovens tot nog toe uit zichzelf heeft besloten om capaciteit te verminderen in het komende decennium.
In het regeerakkoord lezen we: “We evalueren samen met de gemeenten de wenselijke rol van overheden in afvalverwerkingsinstallaties, vanuit de bezorgdheid dat zij zich voldoende moeten kunnen focussen op preventie en beleid. Huidige afvalintercommunales vormen niet altijd een logisch geografisch geheel, ten koste van efficiëntie en milieu-impact. We nodigen hen uit om voorstellen te formuleren om deze efficiëntie te verbeteren en om hun werkingsgebied te optimaliseren. Op basis van deze voorstellen werkt de Vlaamse Regering een visie uit.”
In de commissie van 12 mei kwamen we hier al op terug, naar aanleiding van een vraag over de langetermijnvisie over de eindverwerking van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM). Daarop antwoordde u: “De langetermijnvisie voorziet in een vervolgtraject waarbij een set van criteria zal worden uitgewerkt voor het evalueren van de vergunningen van verbrandingsinstallaties in het licht van de klimaatdoelstellingen. Deze set van criteria moet in de loop van de komende twee jaar worden uitgewerkt in overleg met de stakeholders.” U stelt dus dat uw visie pas tegen 2022 klaar zal zijn.
Intussen gaf u een vergunning aan de Intercommunale voor Slib- en Vuilverwijdering van Antwerpse Gemeenten (ISVAG) voor een bijkomende verbrandingsoven, op 31 juli om precies te zijn. Die oven voorziet in een capaciteitsverhoging van 31.000 ton.
Nu, het Omgevingsvergunningendecreet bepaalt dat vergunningen worden afgeleverd voor onbeperkte duur. Ik denk dat we hier met een moeilijkheid zitten. Aan de ene kant willen we de verbrandingscapaciteit naar beneden halen omwille van het klimaat en geven we ook aan dat er in Vlaanderen nood is aan een visie om na te gaan hoe we dat zullen aanpakken en hoe we locaties zullen bepalen waar afvalverbranding nog kan. Aan de andere kant worden er vergunningen verleend voor onbepaalde duur. Dat houdt eigenlijk in dat we voorafnames doen op toekomstige ontwikkelingen en mogelijkheden van andere verbrandingsovens.
Klopt het dat u ISVAG een vergunning voor onbepaalde duur uitreikte? Klopt het dat de langetermijnvisie inzake afvalverbranding pas klaar zal zijn tegen 2022?
De huidige ISVAG-oven had al de verlenging van een bestaande vergunning verkregen tot 2027. Welke impact heeft de vergunning van de nieuwe oven op de bestaande en toekomstige afvalverbrandingscapaciteit in Vlaanderen?
Een omgevingsvergunning verlenen van onbepaalde duur voor een verbrandingscapaciteit, terwijl het ons doel is om tegen 2050 geen afval meer te verbranden, is tegenstrijdig. Overweegt u de aanpassing van de omgevingsvergunningstermijn van onbepaald naar tijdelijk, zodat het omgevingsvergunningenbeleid het klimaat- en afvalbeleid kan volgen? Nu zitten er daar tegenstellingen.
Acht u het wenselijk om in afwachting van een langetermijnvisie op de afvalverbrandingscapaciteit een vergunningsstop voor afvalverbrandingscapaciteit op te leggen en aflopende vergunningen van bestaande ovens slechts tijdelijk te verlengen, zoals ook met de bestaande vergunning van ISVAG is gebeurd, om verdere voorafnames te voorkomen?
Minister Demir heeft het woord.
Mevrouw Schauvliege, ik neem het antwoord op uw eerste en derde vraag samen. Zoals u weet, worden omgevingsvergunningen voor nieuwe verbrandingsinstallaties inderdaad verleend voor onbepaalde duur. U weet ook, denk ik, dat de decreetgever beslist heeft dat een omgevingsvergunning in principe geldt voor onbepaalde duur. Artikel 68 van het Omgevingsvergunningsdecreet bepaalt limitatief in welke gevallen er slechts een tijdelijke vergunning mogelijk is. Dat kan bijvoorbeeld op vraag van de aanvrager of voor constructies met een tijdelijk karakter. Tijdelijke vergunningen zijn ook mogelijk, zegt het decreet, voor grondwaterwinningen en ontginningsprojecten. Tot slot kan een tijdelijke vergunning ook verleend worden in afwachting van herlokalisatie van een zonevreemd bedrijf. U weet, denk ik, heel goed wat de decreetgever in artikel 68 bepaald heeft inzake vergunningen met tijdelijk karakter, en dit valt daar niet onder.
In het kader van de evaluatie van het Omgevingsvergunningsdecreet zal ook het aspect van vergunning van onbepaalde duur onderzocht worden. Als blijkt dat hieraan bijsturingen nodig zijn, kan een decreetswijziging overwogen worden. Op die manier zouden we meer sturend kunnen optreden bij activiteiten waar een reductie van de klimaatemissies vereist is. De OVAM heeft dit ook aangekaart in haar langetermijnvisie. Ik heb dat aspect meegenomen in de evaluatie van het Omgevingsvergunningsdecreet.
Zoals u zelf stelt, heb ik de langetermijnvisie van de OVAM ontvangen. Deze visie werd door de OVAM uitgewerkt in samenspraak met verschillende stakeholders en mijn kabinet. Er dient enkel nog een verdere politieke validatie te gebeuren. De langetermijnvisie zal er dus zeker nog voor 2022 komen.
De langetermijnvisie voorziet ook in een vervolgtraject. Verschillende aspecten uit de visie zullen hierin verder worden uitgewerkt of opgevolgd. Aansluitend zal hiervoor een verdere planning worden opgemaakt, vertrekkend van het nodige studiewerk voor het uitwerken van een set van criteria voor de evaluatie van milieuvergunningen van installaties, in het licht van de klimaatdoelstellingen; het in kaart brengen en opvolgen van de buitenlandse verwerkingscapaciteit; en het ontwikkelen van flankerende economische instrumenten.
De nieuwe installatie van ISVAG – ik zit ineens bij uw tweede vraag – is aangevraagd voor een capaciteit van 190.000 ton per jaar. Dit wil zeggen dat er na de opstart van de nieuwe installatie in Vlaanderen voor 31.000 ton vergunde verbrandingscapaciteit bij komt. De capaciteitsberekening voor afvalverbranding wordt jaarlijks door de OVAM opgemaakt. Uit de evaluatie van deze capaciteitsoefening in functie van de vergunningsaanvraag van ISVAG blijkt dat de verwachte beschikbare capaciteit in 2020 met de voorliggende uitbreiding van ISVAG nog steeds kleiner zal zijn dan het huidige gemiddelde aanbod over de laatste drie jaren.
In de omgevingsvergunning voor die nieuwe installatie zijn door ons ook bijzondere voorwaarden opgelegd om overcapaciteit te vermijden. Zo moet ISVAG jaarlijks rapporteren hoe de verwerkingscapaciteit van haar installatie zich verhoudt tot de prognoses inzake afvalproductie en -verwerking in Vlaanderen. Het vergunningverlenend bestuur kan vervolgens, als het dit opportuun acht en om overcapaciteit te vermijden, de maximale verbrandingscapaciteit van de vergunde installatie ook bijstellen. Ook is in een andere bijzondere voorwaarde vastgelegd dat de nieuwe installatie niet mag worden ingezet voor de verwerking van afval op het moment dat er in de bestaande installatie nog afval wordt verwerkt.
Uw vierde vraag: acht ik het wenselijk om in afwachting van een langetermijnvisie op de afvalverbrandingscapaciteit een vergunningsstop te leveren?
Eventuele toekomstige aanvragen van verbrandingsinstallaties kunnen al aan de langetermijnvisie worden getoetst. Deze toetsing gebeurde ook in het dossier van ISVAG en de bijhorende adviesverlening van de OVAM. Rond 2030 zit er een scharniermoment in de lopende vergunningstermijnen. In de periode 2030 tot 2033 komt 1.500.000 ton of ongeveer 65 procent van de bestaande verbrandingscapaciteit einde vergunning. Dit wil zeggen dat er op dat moment een uitspraak moet worden gedaan over de hervergunning van een heel aantal installaties. Dat moeten we de komende jaren goed voorbereiden, want dat is binnenkort. Uitgangspunt bij hervergunning moet dan ook zijn dat enkel nog installaties worden toegelaten die compatibel zijn met een CO2-neutrale samenleving in 2050. Hier dringt zich een goede set van criteria op om te beoordelen of een installatie al dan niet verder kan worden uitgebaat. Het is logisch dat we state-of-the-artinstallaties zullen hanteren en dat men in het kader van de hervergunning sowieso rekening zal moeten houden met de CO2-uitstoot.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Dank u wel voor het antwoord, minister. Het zal u niet verwonderen dat ik daar wel wat ontgoocheld over ben. U insinueert nu eigenlijk wel dat we tot 2030-2033 een beetje op onze lauweren kunnen rusten en eigenlijk geen rekening moeten houden met de vermindering van onze afvalverbrandingscapaciteit, want dat dan de grootste capaciteit ter beschikking komt en we dan kunnen reguleren en sturen. Dat vind ik een heel eigenaardige beslissing. Ik veronderstel niet dat de ISVAG-verbrandingsoven na tien jaar vernieuwd zal moeten worden en dat er dan opnieuw een vergunning verleend moet worden voor een nieuwe oven – dat weet u net zo goed als ik.
Ik ben dus eigenlijk wel een beetje in de war. In uw beleidsnota Omgeving schrijft u, en ik citeer nog een keer opnieuw: “ (…) Vlaanderen zich moet voorbereiden op een gefaseerde afbouw van afvalverbranding. Ik stem het vergunningenbeleid hierop af.” Dat is iets wat u in ISVAG niet gedaan hebt. “Investeringen in afvalverwerking houden rekening met langetermijnevoluties naar een circulair en klimaatneutraal Vlaanderen.”
Ik begrijp dus niet waarom u nu beslist hebt tot de vergunning voor ISVAG en de uitbreiding met 31.000 ton. Er was nog een lopende vergunning. Die hebt u verlengd tot 2027. Er was dus eigenlijk helemaal geen reden om die vergunning te nemen. Waarom hebt u niet conform uw beleidsnota gewacht met de uitwerking van die visie, om dan die vergunning te verlenen en zo geen voorafname te doen op de afvalverbrandingscapaciteit in Vlaanderen? Waarom hebt u die keuze niet gemaakt en hebt u toch de keuze gemaakt om de ISVAG-verbrandingsoven te vergunnen en de capaciteit dus uit te breiden? Dat is niet voor tien jaar, dat is voor veel meer dan tien jaar, en dat heeft ongetwijfeld een impact op de keuzes die in 2030 gemaakt zullen worden.
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
De vragen van collega Schauvliege gaan voornamelijk over de capaciteit van de ovens. Die overcapaciteit wordt bijgestuurd door middel van de voorwaarden die opgelegd werden aan ISVAG. Als we kijken naar het Vlaams Klimaatbeleidsplan voor 2021-2030 is het doel daarin om de CO2-uitstoot van de afvalverbranding in Vlaanderen te verlagen. Dat gaat natuurlijk over de effectieve verbranding. We moeten in eerste instantie kijken hoe we effectief inzetten op betere sortering en minder verbranding. Wanneer dat afval blijft afnemen, zal de verbrandingscapaciteit minder groot moeten zijn. Door die jaarlijkse opvolging gaat die overcapaciteit ook gereguleerd worden en afnemen. Het gaat ook afnemen wegens niet rendabel. Uiteindelijk draait het hier ook om een bedrijf.
Minister, ik vind het heel goed dat u ook aangeeft jaar na jaar op te volgen hoe ons materialenbeleid de hoeveelheid restafval per inwoner verder zal doen dalen. Terwijl we inzetten op de reductie van restafval, blijft het natuurlijk belangrijk dat we zorgen dat het afval dat we wel hebben, eerder verbrand wordt dan gestort of uitgevoerd. Daarom heb ik de vraag of er zekerheid is of met de huidige capaciteit de export en het storten van restafval vermeden kan worden in de eerstkomende jaren. Alvast bedankt voor het antwoord.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Ik wil mij kort even aansluiten bij deze vraagstelling, in die zin dat ik het – hopelijk met iedereen in deze commissie – eens ben dat we moeten proberen zo weinig mogelijk afval te verbranden. In dit geval denk ik dat we ons ook bewust moeten zijn dat verbranding wel nog een onderdeel uitmaakt van het hele proces van onze afvalverwerking. We moeten er niet enkel voor zorgen dat het niet gestort of uitgevoerd wordt, maar dat, als het verbrand wordt, het inderdaad beter is om het dan in eigen land goed gecontroleerd te doen.
Anderzijds denk ik dat de uitdaging voornamelijk ligt in het meer circulair gebruik van materialen. Daar moeten we het aandeel kunnen verhogen. Als we zien dat nog maar 9 procent van ons afval circulair is, ligt daar een grote uitdaging om effectief die verbranding naar beneden te krijgen. Ik hoor dat er al heel wat voorstellen op tafel liggen. Dat die langetermijnvisie ook versneld bekendgemaakt zou kunnen worden, is positief. Maar, minister, toch de vraag of u daar ook voornamelijk op inzet, op dat meer circulair maken van onze materialen. Welke maatregelen plaatst u daartegenover?
Minister Demir heeft het woord.
Op dit moment – ik denk dat collega Schauvliege dat wel weet – beschikt de ISVAG-oven over de beste technologie als het gaat over CO2-uitstoot, maar ook als het gaat over stikstof. Dat is wel vandaag de dag de realiteit wat die nieuwe oven betreft. Uiteraard kan de capaciteit worden afgebouwd zodra de hoeveelheid restafval verder daalt. Dat is ook de bedoeling. Dat is ook de reden geweest waarom we in de vergunning ook heel wat bijzondere voorwaarden opgenomen hebben.
De cijfers van 2018 tonen aan dat 288.000 ton van de afvalstromen die onder het uitvoeringsplan vallen, nog geëxporteerd werd. Als we de uitvoer naar de cementovens daarvan aftrekken, komen we nog steeds aan bijna 200.000 ton export naar het buitenland. Er is dus op dit moment zeker geen overcapaciteit in Vlaanderen om ons afval te verbranden, dat wil ik toch nog eens benadrukken. Bovendien moeten we ook een duidelijke verdere daling inzetten inzake de hoeveelheid restafval alvorens we de afbouw van de capaciteit kunnen doorvoeren.
Collega Rombouts, wat het circulaire betreft, ga ik volledig akkoord met u. Ook daarop zet Vlaanderen in. Ook in het kader van de relance zijn daarvoor nieuwe budgetten uitgetrokken. Er zijn ook maatregelen recyclage vastgelegd in bijvoorbeeld het Kunststoffenplan dat de regering goedgekeurd heeft. We zetten ook verder in op de selectieve inzameling, bijvoorbeeld via de pmd-zak. U weet dat de pmd-zak uitgebreid wordt om meer afval uit het restafval te houden en dus ook te redden van verbranding. Er lopen dus heel wat initiatieven.
Ik heb ook gezegd – en ik denk dat collega Schauvliege misschien niet goed geluisterd heeft – dat we niet zullen wachten tot 2030. Tegen dan zullen heel wat installaties opnieuw bekeken moeten worden. Dat wil niet zeggen dat we de oefening nu al niet maken. Voor alle duidelijkheid: de capaciteit van de ISVAG-oven is een theoretische capaciteit, onderworpen aan heel wat voorwaarden.
Ondertussen blijven we ten eerste verder inzetten op het vermijden van export van afval, nog altijd 200.000 ton. Ik denk dat u er ook een voorstander van bent om dat niet naar het buitenland te exporteren. Ten tweede moeten we de afvalberg verkleinen. Ten derde moeten we heel erg inzetten op recyclage. Ten vierde is het volgens mij heel belangrijk dat we, ook in de toekomst, welke afvalverbrandingsinstallaties we ook inzetten, state of the art zijn qua technologie, zowel qua uitstoot van CO2 als van stikstof en dat we daarvoor het beste dat we hebben in Vlaanderen inzetten.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, hartelijk dank voor uw reactie. U hebt eigenlijk niet geantwoord op de vraag waarom u het zo urgent vond om die ISVAG-oven nu te vergunnen, gelet op het feit dat er nog een vergunning liep tot 2027. U verwijst naar het feit dat er 200.000 ton afval uitgevoerd wordt voor verbranding. Dat vinden we uiteraard niet goed. Maar we moeten tegen 2022 ook 220 ton minder afval verbranden. Dat betekent dat de capaciteit die op dit moment aanwezig is in Vlaanderen, voldoende zou moeten zijn om die doelstelling tegen 2022 te halen. Met andere woorden: er is op dit moment geen enkele reden om die capaciteit verder uit te breiden, gelet op de doelstelling die we voor ogen houden. Dus ik begrijp nog altijd niet waarom u die keuze gemaakt hebt om die vergunning toch te verlenen, tenzij het erop neerkomt dat u liever de lokale belangen bedient dan die die u zelf in uw beleidsplan naar voren hebt geschoven. Dat vind ik wel jammer, want dat strookt eigenlijk niet met het klimaatbeleid dat u zelf hebt opgesteld.
Collega’s, na een vorige vraag om uitleg hadden we al afgesproken om een hoorzitting te organiseren over afvalverbranding. We zullen dat straks bij de regeling van de werkzaamheden bespreken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.