Verslag vergadering Commissie voor de bestrijding van gewelddadige radicalisering
Verslag
De heer Slagmulder heeft het woord.
Voorzitter, in de Belgische gevangenissen zitten momenteel een tweehonderdtal personen die wegens terrorisme zijn veroordeeld of geradicaliseerd zijn. Een negentigtal onder hen zullen in 2020 en 2021 de gevangenis mogen verlaten omdat ze hun straf hebben uitgezeten of omdat ze bepaalde voorwaarden zullen aanvaarden.
In het VRT-programma Terzake van 17 september 2020 is deze kwestie aan bod gekomen. Een journalist van de RTBF heeft een man geïnterviewd die wegens terrorisme is veroordeeld. Hij heeft anoniem getuigd en heeft laten weten hoe hij ooit zelf is geradicaliseerd. Dat gebeurde voornamelijk via het internet. Hij volgde lezingen en propagandafilms van Al Qaida. Hij was 17 jaar oud en wilde net zoals die mensen worden. In 2013 is hij zijn vrienden gevolgd om in Syrië te vechten. In 2016 is hij voor zijn verblijf in Syrië veroordeeld omdat hij aan de zijde van de terreurorganisatie Islamitische Staat stond.
De vraag is of de mannen en vrouwen die binnenkort zullen vrijkomen, ondertussen zijn gederadicaliseerd of op termijn nog gevaarlijk zijn voor onze samenleving. Blijven het tikkende tijdbommen? Het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse (OCAD) heeft ondertussen een dreigingsanalyse gemaakt. Directeur Van Tigchelt heeft alvast voorzichtig positief gereageerd. Er zijn veel mensen die ‘voorbeeldig gedrag’ vertonen. De directeur heeft er echter voor gewaarschuwd dat zij mogelijk gebruikmaken van taqiyya of het verborgen houden van de islamitische ideologie. Taqiyya is een in de islamitische traditie toegestane gedragsregel om niet-moslims te misleiden. Deze regel staat moslims toe hun geloof te verbergen of te verloochenen als ze worden bedreigd of vervolgd.
Na de aanslagen in Brussel heeft België op deradicalisering ingezet. Dat gebeurt onder meer in de Deradex-vleugel van de gevangenissen van Hasselt en Itter. Daar worden de geradicaliseerden afgezonderd, maar blijkbaar komen ze wel met elkaar in contact. Het gaat om personen die uit Syrië zijn teruggekeerd of die wegens terrorisme zijn veroordeeld.
Minister, aan het eind van de zomer hebt u aangekondigd dat u de begeleiding van de geradicaliseerde gevangenen anders wilt aanpakken. Tijdens de vergadering van de Commissie voor de bestrijding van gewelddadige radicalisering van 1 juli 2020 hebt u bevestigd dat u wilt investeren in een multidisciplinair team, bestaande uit moslimtheologen, therapeuten, psychologen en maatschappelijk werkers, dat alle aspecten van het leven van de geradicaliseerden zal bekijken. Ik citeer: “Tegen het einde van de zomer zal ik werken met een organisatie die een dergelijke multidisciplinaire werking aanbiedt.” U wilt ook een eigen multidisciplinair team in de justitiehuizen opbouwen: "Ik introduceer ook het gebruik van wetenschappelijk onderbouwde risicotaxatiemethodes in de justitiehuizen zelf. Ik wil dit binnen het jaar uitgerold hebben.”
Minister, hoe beoordeelt u het risico voor onze samenleving van de vrijlating van een dermate groot aantal wegens terrorisme veroordeelde personen? Over welke informatie ter zake beschikt u?
Hoe beoordeelt u het samenzetten van personen die wegens terrorisme zijn veroordeeld? Is het wenselijk dat initiatieven worden genomen om maximaal te vermijden dat deze personen nog met elkaar in contact kunnen komen?
Bent u op de hoogte van de binnen de islam toegestane taqiyya-gedragsregel? Wat is uw standpunt hierover? Zijn al gevallen bekend van veroordeelden die dit principe overduidelijk hebben toegepast? Op welke manier kon dit worden aangetoond?
Kunt u me meedelen in hoeverre de aangekondigde multidisciplinaire teams in de gevangenissen en de justitiehuizen momenteel al werkzaam zijn? Welke afspraken zijn in dat verband gemaakt? Met welke organisaties wordt concreet samengewerkt?
Welke initiatieven zijn inmiddels genomen om de risicotaxatie van wegens terrorisme veroordeelde ex-gedetineerden te starten? Welke resultaten verwacht u hiervan?
Minister Demir heeft het woord.
Voorzitter, uiteraard zijn er voor onze samenleving risico’s verbonden aan het vrijkomen van wegens terrorisme veroordeelden. Dat betekent dat we hier moeten opzitten. Als een aantal geradicaliseerden de gevangenis wegens strafeinde of onder voorwaarden mag verlaten, moet er een terbeschikkingstelling zijn. Dat is fundamenteel. Momenteel ligt in het federaal parlement een wetsvoorstel van mevrouw De Wit voor. Ik zou alle fracties willen vragen dat wetsvoorstel zo snel mogelijk goed te keuren, want het is noodzakelijk dat mensen met een dergelijk profiel zich ook na het strafeinde verplicht aan een aantal voorwaarden houden en verder worden opgevolgd. Het gaat dan niet enkel om de opvolging door de lokale integrale veiligheidscel (LIVC) en de lokale taskforce, zoals het nu gebeurt, maar ook om de nodige opvolging die ervoor moet zorgen dat deze mensen geen tikkende tijdbommen blijven.
De multidisciplinaire opvolging, waar ik het straks over zal hebben, moet er ook na het strafeinde zijn. In elk geval zal het OCAD bij elke vrijlating een risicoanalyse maken, waaruit moet blijken in welke mate een persoon verder door de LIVC en de lokale taskforce moet worden opgevolgd. Indien ze onder voorwaarden worden gesteld, zullen de justitiehuizen bepaalde ex-gedetineerden uiteraard ook bijkomend opvolgen. Dat is heel belangrijk. In het verleden zijn er al veroordeelden geweest waarvoor de rechter voorwaarden als een vaste domicilieplaats en het zoeken van werk heeft opgelegd. Wat deze gevallen betreft, denk ik dat aan geradicaliseerden die na strafeinde of onder voorwaarden vrijkomen, met kennis van zaken voorwaarden moeten worden opgelegd, maar het mag niet enkel gaan om wat iedere Belg moet doen. We moeten allemaal een vaste domicilieplaats hebben en allemaal werk zoeken. Eigenlijk is dat peanuts.
Tijdens het zomerreces heb ik bij een aantal justitieassistenten stage gelopen. Ik heb een zitting van de probatiecommissie meegemaakt. Ik heb gezien dat de justitieassistenten enkel de voorwaarden kunnen opvolgen die door de andere instanties zijn opgelegd. Het is dan ook mijn zeer uitdrukkelijke vraag om de terbeschikkingstelling aan strafuitvoeringsrechtbanken voor geradicaliseerden te verplichten. Dat is federale materie. Het wetsvoorstel ligt klaar. Ik vraag iedereen daar met zijn allen zo snel mogelijk voor te stemmen. Indien dit niet gebeurt, hebben we een groot probleem. Als voorwaarden worden gekoppeld aan het vrijkomen van mensen, zijn daar altijd risico’s aan verbonden. Er moeten voorwaarden worden opgelegd die verder gaan dan de basisvoorwaarden, want die zijn volgens mij onvoldoende voor deze veroordeelden. De intensiteit van de opvolging zal op de risicobeoordeling worden afgestemd. Om de nodige gegevensuitwisseling met de lokale besturen te garanderen, nemen de justitiehuizen deel aan de vergaderingen van de LIVC’s.
Over het samenzetten van wegens terrorisme veroordeelde personen heb ik helaas niets te zeggen. Dat is een puur federale materie. In Vlaanderen worden terreurveroordeelden in de Deradex-afdeling van de gevangenis van Hasselt van de overige gevangenispopulatie afgezonderd. In het begin van 2020 heb ik die afdeling bezocht. Ik heb vastgesteld dat er ongeveer vijf Franstalige en vijf Nederlandstalige gedetineerden zitten. Het risico op proselitisme en op beïnvloeding van andere gedetineerden in de richting van gewelddadig extremisme is te groot. De overige terreurveroordeelden zijn over verschillende Vlaamse gevangenissen verspreid. Dat is een puur federale aangelegenheid, maar ik zou de federale volksvertegenwoordigers willen vragen heel goed te kijken naar wat daar gebeurt. Het gaat om jongens met zware ideologische aanhang en om ronselaars in de gevangenissen. De federale overheid moet hier met heel grote ogen naar kijken.
Ook alles inzake de gedragsregel taqiyya is eigenlijk een vraag voor de federale veiligheidsdiensten. Het OCAD is verantwoordelijk voor de opmaak van een individuele dreigingsevaluatie voor elk van de meest geprioriteerde individuen inzake alle vormen van extremisme en terrorisme in België. Daarvoor wordt een specifieke methodologie gehanteerd, die ingebouwd is in een risicotaxatietool. De beoordelaar gebruikt de tool om een inschatting te maken van het risico of de dreiging dat de betrokkene in de toekomst ideologisch geïnspireerd geweld zal plegen of anderen hiertoe zal aanzetten. De risicotaxatietool bestaat uit verschillende risico-indicatoren om deze inschatting te maken. Principes als dissimulatie en taqiyya vallen hier ook onder.
Het principe van taqiyya, zoals er in deze vraag naar wordt verwezen, wijst op een discrepantie tussen vastgesteld gedrag en elementen van informatie die op een tegengestelde, diepere attitude wijzen. Deze interpretatie van taqiyya verschilt, behoudens het ontbreken van een ideologisch aspect, in se niet als dusdanig van het concept van dissimulatie. Het is bijvoorbeeld geen uitzondering dat gedetineerden dissimuleren – bepaalde zaken verborgen houden en zichzelf sociaal wenselijk opstellen naar de buitenwereld toe – met het oog op het verkrijgen van strafuitvoeringsmodaliteiten. Vandaar dus ook het belang om dat grondig te doen. Ik vind dat men niet naïef moet zijn, ook de mensen die ermee bezig zijn. Men moet een grondige analyse maken van iedere gedetineerde en moet ook verder kijken dan louter naar wat men zegt. Men moet zich voornamelijk richten op het gedrag dat men stelt of stelde. Ook het gedrag uit het verleden is belangrijk. Men moet eigenlijk het volledige analyseren – mijn handen kriebelen om het zelf te doen, maar ik ben geen federaal minister –, niet enkel de momentopname. Men moet niet enkel kijken naar wat die man nu zegt of doet, maar de hele voorgeschiedenis gaan bekijken en alles grondig analyseren.
Een multidisciplinaire opvolging van deze doelgroep via de LIVC en de lokale taskforce (LTF) is een manier om de beoordeling rond de eventuele toepassing van taqiyya bij individuele gevallen in te schatten.
Men heeft zich daar op Vlaams niveau in het verleden wat snel willen van afmaken door een aantal imams op het dossier te zetten. Men had een samenwerkingsovereenkomst met een tweetal imams. Dat is geëvalueerd en de evaluatie was niet goed. Er was ook geen enkele parameter om vooruitgang te meten, er was geen wetenschappelijke methodologie. Daarom hebben we beslist om dat stop te zetten. Als Vlaamse overheid mag je zo’n belangrijk iets niet uit handen geven en moet je de knowhow in eigen huis zien te halen, in de justitiehuizen.
Om die reden zijn we met een multidisciplinair team beginnen te werken in de justitiehuizen. Er wordt ook gewerkt met psychiaters, want naast het aspect van extreem radicale godsdienstaanhang spelen er vaak nog andere problematieken en criminele feiten, zoals druggebruik, stelen enzovoort. Er is nu eindelijk – het heeft heel lang geduurd, maar dat is niet mijn schuld – een personeelsbehoefteplan opgesteld. Ik heb daar echt voor moeten vechten, maar voor het reces is het eindelijk goedgekeurd. We hebben natuurlijk een wervingsreserve, maar de komende maanden zullen we specifiek de profielen moeten aanwerven om de kennis en de wetenschappelijke onderbouw in huis te halen. Daarbij moeten we ook kijken waar we naartoe willen en tegen wanneer we vooruitgang willen boeken. Dat zal een klein jaar duren.
In tussentijd hebben we Ceapire ingeschakeld, een instantie die nu al multidisciplinair werkt, onder andere voor de stad Antwerpen. Samen met de justitieassistenten voert Ceapire nu al een multidisciplinaire begeleiding uit, op maat van een potentieel gewelddadige extremist. We hebben afgesproken om één jaar samen te werken met Ceapire, en ondertussen gaan wij zelf orde op zaken stellen en zelf gespecialiseerde, multidisciplinaire mensen in dienst nemen. Dat zal niet alleen over maatschappelijk assistenten gaan.
Maar we hebben dat verwaarloosd in het verleden, waardoor we die knowhow niet in huis hebben. Ik heb heel veel justitieassistenten bezocht. Ik vind het jammer om dat te moeten zeggen, maar het is wat het is. We zijn ermee bezig en ik hoop dat we na die samenwerking met Ceapire, na dat jaar, geradicaliseerden beter zullen kunnen opvolgen.
In de gevangenissen start ik, in samenwerking met het directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen, een pilootproject om justitieassistenten reeds in een vroegere fase bij de voorbereiding van de reclassering van gedetineerden, zodat de overgang van binnen naar buiten de gevangenis vlot kan verlopen. Dat is niet zo simpel geweest. Ik merk dat iedereen graag op zijn eigen terrein blijft en niet graag heeft dat anderen meekijken. Als we de overgang vlot willen laten verlopen, moeten de justitieassistenten daar in een zeer vroege fase bij worden betrokken. Tot nu toe zijn de justitiehuizen niet structureel bij de voorbereiding van de reclassering van gedetineerden betrokken. Het pilootproject voert dat in, maar ten aanzien van de gevangenisdirecteur zijn dat bijkomende taken voor de justitieassistenten om de voorbereiding van de overgang naar buiten de gevangenis voor te bereiden. Ik ben blij dat we op dat vlak alweer een steen in de rivier hebben verlegd.
De vijfde vraag was welke initiatieven inmiddels zijn genomen om de risicotaxatie van de gedetineerden te starten. De ondersteunende experts radicalisering en de mensen in de justitiehuizen zijn opgelegd om de Violent Extremist Risk Assessment, Versie 2 Revisie (VERA-2R) te gebruiken. Ze hebben eerst een opleiding gehad en gaan er nu mee aan de slag.
De VERA-2R is een risicobeoordelingsinstrument dat specifiek voor gewelddadige extremisten is ontwikkeld. Aan de hand van de risicobeoordeling kan het risico op herval worden ingeschat en kan worden bekeken op welke manier de begeleiding vorm kan krijgen. Het directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen gebruikt deze tool om een risico-inschatting te maken. Om de nodige afstemming te verzekeren, is de afspraak gemaakt om de informatie over de met de VERA-2R uitgevoerde analyses onderling uit te wisselen. Dat is belangrijk voor de informatie-uitwisseling. Bij de implementatie van de tool is voorzien in een terugkoppeling naar het directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen, zodat de werkingen zo veel mogelijk op elkaar kunnen worden afgestemd. Ik verwacht met deze tool veel gerichter te kunnen werken en herval zo veel mogelijk te vermijden. Dat is in ieder geval de bedoeling.
Wat de bijkomende beleidsinitiatieven betreft, ben ik heel blij dat we, in samenwerking met minister Somers, net voor de zomer het doelstellingenkader voor het nieuwe actieplan inzake radicalisering hebben goedgekeurd. Momenteel tekenen we aan de hand van dat nieuwe actieplan met de verschillende ministers concrete acties uit. De acties die aan het actieplan voldoen, zullen dan worden uitgevoerd.
Daarnaast werk ik aan een ontwerp van decreet betreffende de LIVC’s. Dat decreet zal de Vlaamse diensten machtigen om aan de vergaderingen van de LIVC’s deel te nemen zonder hun beroepsgeheim te schenden. Daar was veel om te doen. We hebben daar het afgelopen jaar veel tijd en energie in gestoken. Iemand zou kunnen denken dat het allemaal veel sneller kan gaan, maar het is wat het is. We hebben dat gedurende een jaar moeten doen en voor de zomer van dit jaar heeft de Vlaamse Regering de eerste lezing goedgekeurd. Het ontwerp van decreet is net terug van de Vlaamse Toezichtcommissie en moet nu ter advies aan verschillende Vlaamse adviesorganen en aan de Raad van State worden voorgelegd.
Ondertussen werken we, samen met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) een draaiboek uit dat ervoor moet zorgen dat alle diensten goed geïnformeerd zijn over de LIVC. Het draaiboek is bedoeld als een praktisch instrument voor de medewerkers die worden uitgenodigd om aan de vergaderingen van de LIVC deel te nemen. Het biedt hun een praktijkgericht houvast en wil de bezorgdheden over informatiedeling wegnemen.
Er wordt ook overlegd met verschillende Vlaamse sectoren op het vlak van onderwijs, sport, welzijn en jeugd. Die mensen zitten heel dicht bij de informatie en het is dan ook van belang dat we hen in de LIVC’s opnemen. Er is wat terughoudendheid, maar ik denk dat we aan alle bezwaren en bezorgdheden inzake het beroepsgeheim tegemoet zijn gekomen.
Het ontwerp van decreet gaat naar de verschillende adviesorganen. Ik hoop dat dit niet vertragend zal werken, want ik wil meestal heel snel gaan. Ik stel vast dat we in dit land met heel veel instellingen en instanties rekening moeten houden. Ik doe dat, maar ik hoop dat we snel adviezen zullen hebben.
Verder werk ik met het directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen aan een gezamenlijk draaiboek en een referentiekader voor de gevangenissen. We creëren een wetenschappelijk kader om de informatiedeling binnen de gevangenismuren mogelijk te maken, zodat de justitiehuizen een betere opvolging kunnen verzekeren. Er zijn nog te veel tussenschotten.
Helaas is de strafuitvoering nog altijd een federale materie. Ik hoopte echt dat dit naar het Vlaams beleidsniveau zou komen, want dat zou een beter geheel hebben gevormd. De justitiehuizen zijn Vlaams, maar de strafuitvoering is federaal. Door een wettelijk kader te creëren, doe ik mijn best om op zijn minst voor informatiedeling binnen de gevangenismuren te zorgen en zo op het Vlaamse bestuursniveau een betere opvolging te kunnen verzekeren.
Verder werken we met een aantal Europese onderzoeken om ons beleid wetenschappelijk te kunnen onderbouwen. Het gaat onder meer om een onderzoek ter evaluatie en verbetering van de VERA-2R, een onderzoek ter uitbreiding van de Europese databank met gegevens over terreurveroordeelden en ter evaluatie en identificatie van disengagementsprogramma’s en -factoren en een onderzoek gericht op de uitwerking van een aanpak voor de re-integratie van terugkeerders in de samenleving van waaruit ze zijn vertrokken. Ook op dat vlak proberen we mee aan tafel te zitten.
Tot slot werk ik aan een centraal loket voor de slachtoffers van terrorisme, want we mogen de slachtoffers natuurlijk niet vergeten. Als dit loket wordt geactiveerd, zullen onze justitieassistenten van de dienst slachtofferonthaal dit mee helpen bemannen.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord. Wat de multidisciplinaire teams betreft, moeten we toch waakzaam zijn. Als ik goed heb begrepen wat u vorige keer hebt verklaard, zouden in die teams ook theologen zitten. Zij moeten ook helpen radicale moslims in het gareel te houden. De vraag blijft natuurlijk of die theologen zelf moslims zijn, want die zijn er nu eenmaal, en op welke manier u vandaag kunt garanderen dat deze theologen zelf gematigd zijn.
In het verleden is al heel wat geld in deradicaliseringsprogramma’s geïnvesteerd, helaas met weinig resultaat. Ik denk dat onder deze gevangenen heel wat tikkende tijdbommen zitten en zullen blijven zitten. Volgens mij horen dergelijke extremisten en terroristen dan ook thuis in de gevangenis, het liefst in het land van herkomst.
Wat taqqiya betreft, hebt u geantwoord dat dit vooral iets voor het federale beleidsniveau is, maar ik zou u toch willen oproepen om de mensen die daar op het niveau van de Vlaamse overheid mee te maken hebben, voldoende te informeren. Ik denk dat veel mensen eigenlijk niet weten wat dat principe inhoudt.
Ik heb nog een bijkomende vraag. Wat doet u eigenlijk met de moslimextremisten die in een ander Europees land zijn uitgewezen en die nu in Vlaanderen of in Brussel wonen? Die gevallen bestaan. Hebt u er zicht op over hoeveel personen het gaat? Zal de Vlaamse overheid deze personen ook opvolgen?
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw zeer uitgebreide antwoord. Ik wil kort op twee aspecten ingaan, namelijk de risicotaxatiemethode en het project in verband met de multidisciplinaire teams. U had aangekondigd dat die teams op 1 augustus 2020 van start zouden gaan.
Wat de risicotaxatiemethode betreft, hebt u net aangekondigd dat u dit binnen het jaar volledig wilt uitrollen. Er wordt dan een inschatting van het mogelijk extreem gedrag van individuen gemaakt. In het buitenland lopen al verschillende projecten. U hebt naar het VERA-2R-project in Canada verwezen. Ik wil me eigenlijk even informeren. Hebt u weet van een aantal succesvolle, goed draaiende projecten in het Verenigd Koninkrijk? De Extremism Risk Guidance brengt 22 factoren in kaart die naar de individuele kwetsbaarheid van individuen ten opzichte van radicalisering peilen. Die factoren worden beschreven en gemeten. Dan kan een echt wetenschappelijk onderbouwde inschatting worden gemaakt. Ik denk dat u hebt verwezen naar het VERA-2R-project in Canada. Ik wil ook informeren naar een stand van zaken met betrekking tot uw plan inzake risicotaxatie. Hebt u weet van gelijkaardige projecten in het buitenland? Hebt u daar eventueel ook inspiratie uit kunnen putten? Is de risicoanalyse die momenteel in de gevangenissen wordt gebruikt, op een gelijkaardige manier opgebouwd als de goed werkende projecten in het buitenland?
Naar aanleiding van vragen om uitleg over de stopzetting van het project inzake de theologische aanpak van islamitische radicalisering is tijdens de commissievergadering van 1 juli 2020 al over de multidisciplinaire teams gesproken. U hebt toen de multidisciplinaire aanpak aangekondigd. Ik heb toen onmiddellijk benadrukt dat ik het een heel goede zaak vind multidisciplinair en op basis van wetenschappelijke onderbouwing te werken.
U hebt toen gesteld dat het belangrijk is dat de Vlaamse overheid zelf knowhow in huis heeft. Ik heb toen geïnformeerd of rekening zou worden gehouden met de in dit project inzake de theologische aanpak van islamitische radicalisering opgebouwde knowhow. Is dat gebeurd? Kunnen de imams een rol spelen in die multidisciplinaire teams? Is daar een wetenschappelijk bewijs voor?
Mijnheer Slagmulder, u vreest dat er bij die theologen ook moslims zijn. Ik kan me inbeelden dat een imam net een meer positieve invloed zou kunnen hebben op radicaliserende moslims en op moslims in de gevangenis.
Minister, spelen imams al dan niet nog een rol als theologen in die teams?
De heer Brouns heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het uitgebreide antwoord. Voor uw komst naar deze commissie hebben we hier van de VVSG en van de burgemeester van uw stad een heel duidelijke toelichting gekregen over de rol van de lokale besturen in de LIVC’s. Daaruit is nogmaals gebleken hoe belangrijk het is sterke LIVC’s te hebben. U hebt daar zelf ook naar verwezen. We moeten dit in de toekomst echt verankeren. Uit de cijfers blijkt dat heel wat Vlaamse gemeenten dat forum nog niet hebben geïnstalleerd. Zoals uit de vraag om uitleg blijkt, is dat toch heel belangrijk.
Het is goed dat er een decreet en een draaiboek over de werking, de begeleiding en de opleiding komen. Het gaat natuurlijk nog veel verder. We voelen ook dat specifieke kennis vereist is en dat bepaalde stromingen goed moeten worden ingeschat. Ik denk dat het belangrijk is vanuit het Vlaams justitieel beleid de ondersteuning, indien mogelijk ook een financiële ondersteuning, van de lokale besturen maximaal op te nemen.
Ik wil nogmaals de rol van de VVSG onderstrepen. Het is duidelijk gebleken dat de VVSG ten aanzien van de lokale besturen momenteel een sterke ondersteunende rol opneemt. De VVSG doet dat heel goed en neemt de lokale besturen mee op pad om het lokaal veiligheidsbeleid effectief uit te rollen. Dit kan eventueel in de schoot van de politiezone gebeuren. Dat is een goed alternatief voor kleine gemeenten die dit niet alleen kunnen doen. Ze moeten daarvoor de mogelijkheden en de middelen blijven krijgen.
Minister, de overeenkomst loopt af. Ik vraag u dan ook om dit zeker met de VVSG te bespreken, zodat de VVSG ten aanzien van de lokale besturen een ondersteunende rol in een LIVC kan opnemen.
Minister Demir heeft het woord.
Er is me gevraagd of het om imams gaat. Ik heb de indruk dat sommigen liever wel zouden zien dat de imam deel van het multidisciplinaire team uitmaakt. Ik denk dat het belangrijk is dat ik iedereen van die vraag verlos. Het is niet de bedoeling de imams mee aan boord te nemen. Daar wil ik heel duidelijk over zijn. Niet iedereen heeft dezelfde strekking. Iedere imam heeft een bepaalde strekking en een bepaalde lezing van de Koran. Als ik over wetenschappelijke onderbouwing spreek, wil ik het wetenschappelijke meer benadrukken. Ik wil dan ook geen imams in het nieuwe multidisciplinaire team waaraan we werken. Er zullen wel islamologen bij zijn. Dat zijn mensen met kennis van zaken die aan de universiteit hebben gestudeerd. Het is wetenschappelijk gefundeerd. Zij zijn niet per se moslim. Toen ik rechten studeerde, heb ik, voor alle duidelijkheid, genoeg mensen gekend die islamologie studeerden. Naast de psychiaters, psychologen en veiligheidsexperts, zoeken we deze profielen. Ik zou de imams ver weg van deze problematiek willen houden. Het verleden heeft aangetoond dat ze ons niet veel verder zouden brengen. De imam hoort thuis in de moskee en dit moeten we echt aan experts ter zake overlaten.
Om de bezorgdheid weg te nemen, wijs ik erop dat het OCAD de islamologen zal analyseren. Het is niet zo dat we een functieprofiel opstellen en dat die mensen dan worden aangeworven. Dat is belangrijk.
Ik hoop dat we de opvolging dan met een volledig multidisciplinair team professioneler zullen kunnen aanpakken. We moeten dit niet naïef, maar met kennis van zaken aanpakken. Ieder heeft zijn plaats. Ik denk dat de imam daar niet thuishoort.
Ik hoop dat de federale veiligheidsdiensten de mensen die uit het buitenland terugkeren, opvolgen. Ik hoop dat de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Asiel en Migratie dit op hun radar hebben en dit aan ons signaleren. Binnenkort zullen we ook een verbindingsofficier hebben. In eerste instantie zit die bevoegdheid helaas nog niet bij ons. Dat is iets wat de federale overheid echt in de gaten moet houden.
Wat het VERA-2R-onderzoek betreft, klopt het dat we meewerken aan een Europees onderzoek naar risicotaxatie. Wat radicalisering betreft, is dat vooral een Europees onderzoek. Dat is iets anders dan de risicotaxatie met betrekking tot seksueel geweld waar we ook aan werken.
We zullen het draaiboek in verband met de LIVC’s samen met de VVSG schrijven. Het is belangrijk dat de burgemeesters goed weten wat dit inhoudt. Minister Somers heeft sowieso om meer middelen gevraagd. We zullen zien dat die middelen op een goede manier worden besteed en dat iedereen goed weet waarover het gaat.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het antwoord. De Vlaams Belangfractie zal dit uiteraard verder blijven opvolgen. Ik blijf dat erbij dat het door het uitblijven van echte sancties en een echt lik-op-stukbeleid in het verleden dweilen met de kraan open blijft. Dat situeert zich vooral op het niveau van de federale overheid. Wat we hier doen, hoe goedbedoeld het ook is, is vooral symptoombestrijding.
Ik vind het goed dat niet meer met de imams wordt samengewerkt en dat de islamologen zullen worden gescreend. De laksheid die de vorige Federale Regeringen in de bestrijding van het moslimextremisme aan de dag hebben gelegd, blijft hemeltergend. Het mag dan ook niet verbazen dat ons land in Europa een draaischijf van moslimextremisme en van terrorisme blijft.
De regel zou nochtans zeer duidelijk moeten zijn, namelijk uitwijzing en remigratie. Wie voor moslimextremisme of terrorisme wordt veroordeeld, heeft bij ons geen enkele plaats meer. Het beste deradicaliseringsbeleid is en blijft dan ook een terugkeerbeleid.
De vraag om uitleg is afgehandeld.