Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
De heer Warnez heeft het woord.
Er werd de voorbije maanden al herhaaldelijk stilgestaan bij de verdere evolutie van de gemeentefinanciën na corona, en terecht, want er is heel wat ongerustheid bij de lokale besturen.
We hadden het er in deze commissie ook over naar aanleiding van mijn vraag van 30 juni toen er cijfers van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) bekend waren waaruit bleek dat de extra kosten voor de gemeenten zouden oplopen tot 139 miljoen euro en de minderinkomsten een bedrag zouden vertegenwoordigen van 141 miljoen euro, wat in totaal dus bijna 300 miljoen euro is.
Minister, u wees er toen op dat de echte balans pas zou kunnen worden opgemaakt nadat de besturen de aanpassing van hun meerjarenplannen hadden opgemaakt. Ook stelde u dat u wou wachten op de zomermaanden om meer cijfermateriaal in handen te hebben. De zomer is voorbij, zoals we buiten kunnen zien, en in september hebt u de omzendbrief rondgestuurd over de aanpassing van de meerjarenplannen 2020-2025.
In die omzendbrief vestigt u er de aandacht op dat de coronacrisis een belangrijke impact heeft op de financiën van de lokale en provinciale besturen en dat dat zal leiden tot een aangepast beleid. Hoewel er momenteel geen zekerheid is over wat de toekomst precies zal brengen, stelt u dat het aangewezen is dat de lokale besturen een geactualiseerde omgevingsanalyse opmaken.
In de omzendbrief wordt er ook op gewezen dat de budgettaire gevolgen voorlopig niet van die orde zijn dat de meeste besturen ze niet zouden kunnen opvangen binnen de bestaande normering. Op welke beschikbare gegevens baseert u zich daarvoor? Kunt u daarover iets zeggen naar de toekomst toe?
U wilt de besturen ook alle mogelijkheden bieden om in 2021 vroeger dan gewoonlijk een aanpassing van het meerjarenplan door te voeren, als dat nodig zou blijken. Besturen dienen daartoe gemotiveerd een individuele afwijking te vragen. Hoe dient die motivering opgevat te worden? Wat is volgens u een voldoende gemotiveerde vraag? Waarover gaat het dan precies?
U stelt dat, als de situatie dat vereist, u verdere maatregelen zult voorstellen om de investeringscapaciteit van de lokale besturen maximaal te vrijwaren en te optimaliseren. Welke verdere maatregelen hebt u daarbij op het oog? Hebt u enige indicatie dat er bij de lokale en provinciale besturen belangrijke investeringen teruggedraaid zouden worden?
Wat de nieuwe ramingen van de aanvullende personenbelasting (APB) en de opcentiemen op de onroerende voorheffing (OOV) betreft, kunt u reeds aangeven wanneer die juist beschikbaar zullen zijn? Voor de APB gaat dat dan natuurlijk via de federale overheid en ik denk dat u daarover het best eens bij hen aandringt op enige spoed. Hebt u al enige indicatie in welke richting die ramingen globaal zullen uitgaan? Dat is natuurlijk belangrijk.
In de omzendbrief wordt ten slotte verwezen naar de nieuwe tariefmethodologie van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt (VREG). Het is een thema dat collega Vaneeckhout hier al aanbracht. Over die methodologie nam de VREG op 13 augustus een definitieve beslissing. In de omzendbrief geeft u aan dat er nog geen concrete cijfers beschikbaar zijn over een eventuele impact op de gemeentelijke dividenden, maar dat de gemeenten er goed aan doen om deze evolutie en de mogelijke gevolgen voor de gemeente voldoende te duiden in de toelichting van de financiële risico’s. Kunt u erop aandringen om zo snel mogelijk een duidelijk zicht te hebben op de impact hiervan? Welke initiatieven kunt u nemen – ik weet dat dat niet eenvoudig is – om de impact van deze nieuwe methodologie op de inkomsten van de gemeenten zo beperkt mogelijk te houden?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Warnez, ondanks het gevorderde uur zijn dit toch heel interessante vragen.
Eerst en vooral, wat de omzendbrief betreft: ik had in alle eerlijkheid nog een jaar willen wachten om een omzendbrief te sturen, enigszins in lijn met wat de Vlaamse Regering tijdens de Septemberverklaring zelf heeft gezegd. De minister-president heeft inderdaad gezegd dat we in zeer onzekere tijden leven, zeker wat de economische evolutie betreft, en dus hebben we gezegd dat we het volgende jaar zouden gebruiken om een beter zicht te krijgen op wat we precies zullen moeten doen en hoe we een traject kunnen uitstippelen om de begroting weer helemaal in evenwicht te krijgen. Niettemin hebben we toch al een aantal opties of voorafnames overwogen, zoals dat nu eenmaal gaat.
Maar goed, de gemeenten moeten hun begroting opmaken en moesten een brief krijgen en dus heb ik hun die brief bezorgd. Daarin valt eerst en vooral op dat we naar relatief stabiele ontvangsten gaan uit de APB. Ik baseer me daarvoor op recente gegevens van het Planbureau, van 10 september om precies te zijn. Volgens de inschatting van het Planbureau zal het reële beschikbare inkomen van de particulieren in 2020 relatief goed standhouden: in 2020 zou er een daling van 0,3 procent zijn, wat eigenlijk heel weinig is, en in 2021 een toename van 2 procent. De oorzaak daarvan zijn de ondersteunende overheidsmaatregelen, zoals de uitbreiding van het systeem van tijdelijke werkloosheid, de verhoogde uitkering voor werknemers, het overbruggingsrecht en de premies voor zelfstandigen. Al die maatregelen hebben het inkomen van de burgers overeind gehouden. Als je die cijfers ziet, dan stel je vast dat de impact op de gemeentelijke ontvangsten uit de APB in de periode van 2021 tot 2023 relatief beperkt zal zijn. De FOD Financiën zal in de loop van oktober zelf nog ramingen per gemeente bezorgen, zoals zij dat elk jaar doet eind september-begin oktober.
Twee, ik heb inderdaad de mogelijkheid gecreëerd dat gemeenten vroeger dan gewoonlijk hun meerjarenplannen kunnen aanpassen. Als dat nodig is, kunnen ze uitzonderlijk hun meerjarenplan ook al aanpassen vooraleer ze hun jaarrekening 2020 hebben opgemaakt, zonder die rekening al te moeten verwerken in de planning. Dat doen we als een soort van noodmaatregel. Als gemeenten in de problemen zouden komen, dan kunnen ze daar bij wijze van voorzorg zo op inspelen. Het besluit van de Vlaamse Regering over de beleids- en beheerscyclus (BBC) bevat die mogelijkheid, en ik vind dat we die mogelijkheid nu ook moeten activeren.
De regelgeving legt geen vormvoorwaarden op om een dergelijke aanvraag in te dienen en ik wil die zo eenvoudig mogelijk houden. Het volstaat om een aanvraag bij het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB) in te dienen. Ik zal geen omstandige motivering vragen, ik ga dat niet doen. Een verwijzing naar de gewijzigde budgettaire en economische context vanwege de coronacrisis is een voldoende motivering. We gaan het dus niet moeilijker maken dan het al is. We weten dat we in een moeilijk jaar zitten. Als een gemeente in de problemen zit en haar meerjarenplanning wat vroeger moet kunnen aanpassen, dan moet ze een aanvraag doen, zonder al te zware motivering, maar met een simpele verwijzing naar de coronacrisis, en dan gaat die gemeente dat mogen doen. Ik denk dat dat een helder antwoord is.
Ik heb inderdaad gevraagd om de investeringscapaciteit te vrijwaren, maar op dit moment heb ik nog geen concrete indicaties dat de lokale besturen belangrijke investeringen zouden terugdraaien. Er zijn geen alarmsignalen. Maar ik weet uit ervaring dat als er een begroting moet worden opgemaakt en er bespaard moet worden en er 500.000 euro voor fietspaden op de planning staat en 2 miljoen euro voor wegen, die 500.000 gemakkelijk 250.000 wordt en die 2 miljoen 1 miljoen. Dat is vaak de gemakkelijkste en eerste besparing waar men op lokaal vlak naar grijpt, omdat dat niemand pijn doet. Op dit moment zijn er echter nog geen signalen in die richting.
We proberen dat investeringsbudget overeind te houden en we moedigen de gemeenten daar ook toe aan, omdat dat voor een stuk voor een lokale relance kan zorgen. Weet dat gemeenten deze legislatuur ongeveer 14,5 miljard euro gaan investeren, investeringssubsidies incluis. Dat is massief, zeker ten opzichte van de 4,3 miljard euro die wij in Vlaanderen investeren. 14,5 miljard euro deze legislatuur, dat moet overeind blijven en we moeten dat rechthouden. En er is trouwens iets hoopvols, al is het natuurlijk minder interessant voor de aannemers: bij aannemers is er een druk om orders binnen te krijgen en dat heeft een neerwaartse druk op de prijzen, denk ik. We mogen daar natuurlijk niet te enthousiast over zijn, omdat dat ook aan de andere kant schade dreigt toe te brengen, maar voor de lokale besturen is dat niet slecht. De besturen die nu dus beslissen om straten, fietspaden en pleinen aan te leggen of een park te maken: het is het moment! Dit is het moment om dat te doen.
U weet dat we de lokale besturen ook proberen te motiveren om iets meer te doen. We hebben 150 miljoen euro voor nieuwe fietspaden ingeschreven, waarmee we voor elke 2 euro die een lokaal bestuur investeert, 1 euro opleggen. Daarmee willen we natuurlijk 450 miljoen euro aan extra investeringen triggeren. Voor deelmobiliteit of klimaatacties, waarvoor we 100 miljoen euro voorzien, doen we vaak hetzelfde: vaak geven wij 1 euro per geïnvesteerde euro, met als doel om te triggeren of te motiveren.
Maar tot nog toe hebben we geen signalen dat investeringen teruggedraaid worden.
U hebt ook nog gevraagd naar de cijfers. De voorbije maanden hebben we er bij de FOD Financiën en de Vlaamse Belastingdienst (VLABEL) regelmatig op aangedrongen om de gemeenten zo snel mogelijk aangepaste cijfers te bezorgen. Zowel de FOD als VLABEL hebben beloofd de nieuwe ramingen medio oktober aan de gemeenten te bezorgen.
Wat de VREG betreft, moet ik de bal terugkaatsen. De VREG is een onafhankelijke autoriteit die onder de controle van het Vlaams Parlement opereert. Ik kan de VREG geen opdrachten geven, maar parlementsleden kunnen de VREG altijd uitnodigen in de commissie om de vragen te stellen die ze de VREG graag zouden stellen. U bent de baas van de VREG. U bent de baas van mij en van de VREG, maar ik ben niet de baas van de VREG. Mijn suggestie – en het was misschien uw bedoeling, mijnheer Warnez, om van mij deze suggestie los te weken, want u bent verstandig genoeg om te weten hoe het in elkaar zit – is om de VREG uit te nodigen in het parlement om te vragen naar de impact van de tarifering, om te vragen of dat berekend is per gemeente. Dat zou een interessante commissievergadering kunnen zijn, maar het is niet aan mij, voorzitter, om de agenda van de commissie of het parlement te bepalen. Ik ben slechts uw dienaar. (Opmerkingen van Jeremie Vaneeckhout)
Je bent wat gevoelig omdat je nu ‘ne kleine’ hebt. Je slaapt niet genoeg meer, hé? Proficiat trouwens!
Minister, voor ik het woord geef aan de heer Warnez, mag ik nog eens vragen of die cijfers die u gaf inzake de investeringen in Vlaanderen en in de gemeenten op jaarbasis zijn of voor de legislatuur? (Opmerkingen van minister Bart Somers)
Deze legislatuur, oké. (Opmerkingen van minister Bart Somers)
De heer Warnez heeft het woord.
Ik denk dat het klopt dat we die lokale besturen in gang moeten houden en ik denk dat we dat ook goed gedaan hebben door hun een injectie te geven in het begin van deze legislatuur. We wisten het toen natuurlijk nog niet, maar goed. Het is goed dat we die machine in gang houden.
In die zin hebt u eigenlijk hoopgevend nieuws, als ik het zo mag samenvatten. En ik heb ook alle begrip voor wat u zegt over de VREG. Hebt u enig mechanisme om te bepalen wanneer er opnieuw geëvalueerd wordt wat die investeringen betreft? Want het is toch wel heel belangrijk dat we die investeringscapaciteit behouden. Is dat pas op het einde van het jaar bij de meerjarenplanning of kunnen we vroeger ingrijpen?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Dank u wel, collega Warnez, voor de opvolging, want het is inderdaad belangrijk dat we dit niet laten stilvallen. In het begin van de crisis waren we zeer dwingend, om daar snel antwoord op te hebben, maar het is goed dat we ook nu niet stilvallen.
Ik ga beginnen met te zeggen dat ik eigenlijk zeer bezorgd ben over deel twee, het deel dat op ons afkomt. Ik snap de projecties van de APB en zo verder, maar de econoom in mij zegt: dit is niet het einde. Waarschijnlijk zal de realiteit wel iets anders zijn dan relatief stabiele inkomsten. Als ik zie wat er dit jaar waarschijnlijk op ons afkomt, onder andere met het nieuws over de horeca, dan zullen er sowieso sectoren zijn die tot nog toe al bij al overleefd hebben dankzij steunmaatregelen, maar die nu drastischere beslissingen nemen en mensen eventueel zelfs zullen beginnen af te danken. Dat heeft natuurlijk een rechtstreekse impact op de APB. Dan denk ik dat de echte gevolgen nu wel zouden kunnen komen.
Ik ben ook bezorgd over die investeringen, want wat de minister zegt, klopt natuurlijk: de echte ingrepen gaan nu pas gebeuren. Diensten hebben hun projecties gemaakt, schepencolleges beginnen nu samen te zitten, zien de cijfers, zullen in oktober en november beginnen te snijden, om in december met niets naar de gemeenteraad te trekken. Ik denk dus dat dat zeer moeilijk is om nu in te schatten. We hebben nu misschien wel geen signalen dat het investeringsritme naar beneden zou gaan, maar het zou wel eens kunnen dat we in december verrast wakker worden – ik hoop van niet, natuurlijk – en dat het investeringsritme gezakt is of – en ik heb alle enthousiasme voor de maatregelen die de Vlaamse Regering heeft voorgesteld, bijvoorbeeld rond de fietspaden – dat we een omgekeerd, pervers effect krijgen, waarbij gemeenten een derde van hun budget voor de fietspaden afhalen, om dat te recupereren via de 1 euro-2 euromaatregel van de Vlaamse overheid.
Ik wil toch wel vragen om voor een actieve monitoring te zorgen, zowel van die maatregelen als van de bredere investeringsplannen. Zo kunnen we in december ingrijpen als we vaststellen dat er in die meerjarenplanning echt gesneden wordt. Ik weet het, het geld groeit niet op onze rug en we moeten goed nadenken over wat we doen, maar in Vlaanderen durven we wel de keuze te maken om niet structureel, maar wel eenmalig in een diepe put te gaan om een aantal investeringen mogelijk te maken. Met de huidige kencijfers maken we het voor gemeenten niet zo makkelijk om hetzelfde te doen. Ik blijf ervoor pleiten dat we het debat over het positieve budgettaire eindresultaat per jaar en de autofinancieringsmarge blijven voeren.
Tot slot is er uw opmerking over de VREG: die hoorzittingen hebben in dit parlement plaatsgevonden. Dat was dan in de commissie Leefmilieu en Energie. Daarin werden die vragen gesteld, en ze werden redelijk hard afgeblokt. Ik wijs er ook even op dat de mensen die de raad van bestuur van de VREG vormen, vertegenwoordigd worden door een aantal partijen die hier aanwezig zijn. Ik denk dat we alle connecties moeten aanspreken. Ook uw partij is daarin vertegenwoordigd, minister. Het lijkt me wel interessant om de VREG specifiek voor dat luik, namelijk de impact op de lokale besturen, uit te nodigen, maar dan zou ik wel graag hebben dat de minister van Binnenlands Bestuur erbij komt zitten om te kijken hoe het ene zich in het andere vertaalt. De VVSG heeft in juni al berekend dat er 535 miljoen euro minder inkomsten zijn voor de gemeenten in de periode 2020-2025. Dat betekent ook dat er 535 miljoen euro minder investeringsruimte is voor de steden en gemeenten. Dat is zorgwekkend genoeg om daar nog verder op door te gaan.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, ik ben tevreden wanneer u zegt dat er voor de aanpassing van de meerjarenplannen geen bijkomende of extra motivering zal worden gevraagd. Ik ben ook vragende partij om hiervoor de nodige soepelheid aan de dag te leggen. Ik vraag u ook om de ramingen zo snel mogelijk door te geven aan de lokale besturen, zodat zij kort op de bal kunnen spelen.
Het is goed dat de investeringen op peil blijven en hopelijk zullen blijven, want 50 procent van de publieke investeringen gebeurt inderdaad door die lokale besturen. Dat is, zoals u dat zelf verwoordt, een echte machinerie die onze economie mee in gang zet. Als die zou stilvallen, heeft dat natuurlijk gevolgen voor de werkgelegenheid in de privésector. Het initiatief rond de fietspaden is daarom wel positief. Ook daarom wil ik een pleidooi houden om de investeringscapaciteit zeker te behouden en te blijven monitoren.
Ik wilde nog iets opmerken bij de vrees van de heer Vaneeckhout dat de gemeenten een derde van hun budget voor de fietspaden zullen moeten schrappen. Ik was iets anders van plan, mijnheer Vaneeckhout: van elke 2 kilometer die we van plan waren om te vernieuwen, maken we er 3 van. Dat is nog beter, hé.
Minister Somers heeft het woord.
Bedankt om dit dossier goed mee op te volgen, collega’s. Ik ben ook blij voor uw begrip dat we toch in een heel labiele economische context zitten.
Mijnheer Vaneeckhout, ik heb hier niet geprobeerd om een euforisch verhaal te vertellen. Tot nu toe zijn de cijfers geruststellend, maar ik ben het met u eens dat de klop nog altijd kan komen. We weten dat ook niet. We moeten ons daardoor ook niet naar beneden laten halen. Hoe meer we zeggen dat de klop nog zal komen, hoe groter de kans dat dat ook zal gebeuren. We moeten daar verstandig mee blijven omgaan en we moeten dit goed blijven monitoren.
We kunnen pas een inschatting van de evolutie van de investeringsuitgaven van de lokale besturen maken als de begrotingen voor volgend jaar bij het Agentschap Binnenlands Bestuur binnenkomen. Dan zullen we de eerste keer echt kunnen zien of dit een evolutie ten goede of ten kwade is. Of is er een status quo? Dat zal dan pas blijken. We moeten dat dus wel goed blijven opvolgen, daar ben ik het volledig mee eens. We moeten dus goed monitoren wat er de volgende maanden zal gebeuren.
We voorzien extra middelen voor fietspaden en stimuleren de gemeenten om daar vanuit klimaat-, duurzaamheids-, mobiliteits- en veiligheidsambities meer op in te zetten. Minister Peeters heeft voor de fietspaden een budget voorzien dat driemaal groter is dan dat in de vorige legislatuur. Als we alles optellen, gaat het over bijna 2 miljard euro. Dat scheelt een slok op de borrel, daarmee kun je een verschil maken. De grote uitdaging zal zijn om het allemaal uitgerold en gerealiseerd te krijgen, ook lokaal, daarover hoeven we niet flauw te doen. Via trekkingsrechten krijgt elke gemeente per inwoner een deel van dat bedrag.
Reken het maar eens uit als je 20.000 inwoners hebt. Voor Mechelen heb ik dat ook gedaan: ik kom uit op 2 miljoen euro voor 86.000 inwoners. Zo heb je een beeld van wat iedereen zal krijgen. Er moet wel 4 miljoen euro naast liggen. Dat is extra geld dat je niet altijd zo makkelijk kunt monitoren. Laten we eerlijk zijn dat dat niet 100 procent mogelijk is, want als je straten aanlegt, zitten in dat budget vaak al fietspaden verrekend. Ik ga er wel van uit dat dat een stimulans kan zijn. We zullen proberen om daar voorzichtig en vooral correct mee om te springen.
Mijnheer Vaneeckhout, ik vond dat u zich op een bepaald moment op een gevaarlijk pad begaf toen u ons vroeg om onze vertegenwoordigers in de VREG bij hun ‘schabbernak’ te pakken, zoals we dat in Mechelen zouden zeggen, en hen te overtuigen om voorzichtig te zijn. De VREG is een onafhankelijk orgaan. Dat mogen we net niet doen. Ik ken partijgenoten van u die te land, ter zee en in de lucht vechten en gevochten hebben en hopelijk in de toekomst zullen blijven vechten om die onafhankelijkheid van die organen maximaal te respecteren. Mocht die persoon hebben meegeluisterd, dan zou die niet gelukkig zijn geweest met uw tussenkomst. (Gelach)
Ik zal het aan de vermoeidheid wijten, door het lieve kindje dat in uw gezin is geboren, dat u wat onzorgvuldig bent in uw manier van verwoorden.
We moeten daar echter waakzaam over blijven. Mocht er een impact van 500 miljoen euro zijn, dan is dat veel geld. Dat scheelt meer dan een slok op de borrel, zelfs al is dat over vier jaar gespreid. Het is aan u om de VREG ook eens in deze commissie uit te nodigen, maar ik wil u dat niet dicteren, ik kan dat alleen maar suggereren.
De heer Warnez heeft het woord.
Ik denk dat u ons en de lokale besturen een geruststellend signaal geeft. Dat is goed. Ik heb er alle begrip voor dat men pas volgend jaar de monitoring kan doen. Als die APB plots toch slecht uitdraait, dan kan men misschien zelf proactief bekijken waar die autofinancieringsmarge naar beneden zal gaan of waar er problemen zullen ontstaan. Voorlopig is het goed dat we die autofinancieringsmarge vasthouden en dat we als goede huisvaders de lokale financiën beheren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.