Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Seksueel geweld is een problematiek die helaas sterk aanwezig is in onze samenleving. De expertiseontwikkeling van de betrokken diensten omtrent dit thema is dan ook cruciaal om een goede aanpak van deze problematiek te verzekeren.
Op 7 mei 2020 stelde ik reeds een schriftelijke vraag, nummer 623, over de expertiseontwikkeling op vlak van seksueel geweld. De minister antwoordde hierop dat onder meer de Orde van de Vlaamse Balies initieel zelf van plan was om hieromtrent een opleiding te organiseren voor de advocaten van de juridische eerstelijnsbijstand. Door het feit dat deze opleiding blijkbaar vanwege van de coronacrisis voorlopig niet kon doorgaan en werd uitgesteld, gaf de minister aan dat zij zelf een aanbod zou doen om deze opleiding vanuit haar departement voor de Vlaamse advocaten te laten organiseren en te subsidiëren.
Naast een opleiding voor de gespecialiseerde advocaten van de juridische eerstelijnsbijstand is het echter evenzeer belangrijk om ook voor justitieassistenten een dergelijke gespecialiseerde opleiding te voorzien. Zij komen immers vaak als een van de eersten in contact met slachtoffers van seksueel gewelddelicten. Het is dan ook van cruciaal belang om hun via een professionele opleiding de nodige kennis en hulpmiddelen aan te reiken om slachtoffers optimaal te kunnen bijstaan. Minister, u beloofde in die optiek dat u een gespecialiseerde en verplicht te volgen opleiding zou voorzien voor alle 504 Vlaamse justitieassistenten.
Wanneer men spreekt over seksueel geweld, mag men naast het slachtofferluik ook geenszins het daderluik met risicotaxatie en risicomanagement uit het oog verliezen. U hebt, wat betreft dit daderluik, reeds meermaals beloofd dat u zou bekijken hoe de bestaande risicotaxatie-instrumenten binnen de justitiehuizen op de meest optimale wijze ingezet zouden kunnen worden. Voor ons is het echter heel eenvoudig: hoe correcter er een risico-inschatting kan worden gemaakt, hoe optimaler de daderbegeleiding en -opvolging hierop afgestemd kan worden.
Ook op dit punt is er op dit ogenblik dan ook een grote nood aan een specifieke professionele opleiding ‘risicotaxatie zedendelinquenten’ ten behoeve van het personeel binnen de justitiehuizen dat gelast is met dergelijke risicotaxaties, onder andere de psychologen.
Minister, kunt u de huidige stand van zaken meedelen inzake uw opleidingsplannen voor de gespecialiseerde Vlaamse advocaten van de juridische eerstelijnsbijstand aan slachtoffers van seksueel geweld? Welk budget voorziet u voor deze opleiding en wie of welke instantie zal deze opleiding geven? Indien deze opleiding intussen reeds georganiseerd zou worden, hoeveel advocaten hebben deze opleiding dan reeds gevolgd?
Kunt u de huidige stand van zaken omtrent de aangekondigde gespecialiseerde opleiding voor de justitieassistenten inzake seksueel geweld meedelen? Wordt deze opleiding intussen reeds georganiseerd? Zo niet, wanneer bent u van plan om deze opleiding te organiseren? Kunt u de inhoud van deze opleiding toelichten? Wie zal deze opleiding geven?
Bent u van mening dat uw opleidingsaanbod inzake seksueel geweld, mogelijk in samenspraak met uw collega-ministers in de Vlaamse Regering, ook dient te worden aangeboden aan het personeel van andere Vlaamse diensten of instanties die mogelijk te maken krijgen met daders en/of slachtoffers van seksueel geweld? Zo ja, voor welke diensten en/of instanties lijkt uw aanbod desgevallend opportuun?
Hoever staan de werkzaamheden van uw werkgroep rond risicotaxatie en risicomanagement? Heeft de uitwerking van de door u aangekondigde concrete visietekst, die tegen eind 2020 wordt voorzien, vertraging opgelopen door de coronacrisis? Zo ja, wanneer wordt de publicatie van deze visietekst desgevallend voorzien? Welke volgende stappen zullen er door uw werkgroep genomen worden? Wanneer zullen de instrumenten inzake seksueel geweld effectief gebruikt worden in de justitiehuizen en wanneer zal in een opleiding voorzien worden voor het personeel dat hiermee aan de slag moet?
Een hele boterham: ik kijk uit naar uw antwoord.
Minister Demir heeft het woord.
Dank u, collega, voor de vragen, allemaal zeer pertinent, in het kader van de expertiseontwikkeling. U hebt er inderdaad vrij vroeg zelfs in de plenaire vergadering – denk ik – een vraag over gesteld, naar aanleiding van een andere vraag.
Ik voorzie inderdaad in samenwerking met de Orde van de Vlaamse Balies een opleiding op maat rond seksueel geweld voor de advocaten die de juridische eerstelijnsbijstand verzorgen en bij uitbreiding voor alle Vlaamse advocaten die geïnteresseerd zijn in het volgen van deze opleiding. Ook zij kunnen hier zeker bij gebaat zijn.
Tijdens de zomer had ik een eerste afstemmend gesprek hierover met de orde. In september zijn we met een tweede gesprek verder ingegaan op de concretisering van de opleiding qua inhoud en vorm, zodat ze tegemoetkomt aan de noden van de advocaten op het terrein. Het zal hier voornamelijk gaan om ‘soft skills’: hoe gaan ze het best om met slachtoffers, welke reacties kunnen ze verwachten, waarom is het voor slachtoffers soms moeilijk om over de feiten te praten, hoe stellen ze hun vragen het best, enzovoort. Er zal dan ook gewerkt worden met rollenspelen en casusbesprekingen om het zo praktijkgericht mogelijk te maken.
Daarnaast zal natuurlijk ook de werking van de zorgcentra na seksueel geweld aan bod komen zodat de advocaten helemaal mee zijn met de procedures waarmee er daar gewerkt wordt en zal er per regio duidelijk gemaakt worden waar slachtoffers terechtkunnen voor de nodige zorg, zodat zij ook kunnen doorverwijzen indien nodig. Wat de zorgcentra na seksueel geweld betreft, is er een evaluatie geweest. De grootste leemte was daar het gebrek aan juridische bijstand. Wij hebben acht maanden geleden aan het federale niveau het aanbod gedaan om vanuit Vlaanderen tegemoet te komen, uiteraard voor de zorgcentra in Vlaanderen. Helaas is daar niet veel van in huis gekomen, maar mijn aanbod blijft natuurlijk wel nog gelden. Ik hoop dat men federaal daar niet te lang mee wacht en dat men de slachtoffers ook op het juridische kan bijstaan, met Vlaamse ondersteuning. Dat aanbod geldt dus nog.
De opleiding, die twee dagen in beslag zal nemen per groep, zal plaatsvinden in het voorjaar 2021, op vraag van de Orde zelf, zodat zij ook voldoende tijd hebben om het aanbod voldoende uit te dragen, voldoende lokalen per provincie te regelen en ervoor te zorgen dat hier ook opleidingspunten aan gekoppeld kunnen worden. Dat kan voor hen een bijkomende incentive zijn om deel te nemen.
De procedure inzake overheidsopdrachten is momenteel nog lopende. Daarom kan ik dus nog geen uitspraken doen over het budget of over welke instantie deze opleiding zal organiseren.
Aangezien op federaal niveau nu ook de opleiding voor de magistratuur verplicht is, ga ik in overleg met de nieuwe minister van Justitie om beide opleidingen maximaal op elkaar af te stemmen. Ik had dat al gedaan met de vorige minister ad interim, maar met veel plezier ga ik dat opnieuw doen met de nieuwe minister. Een van mijn medewerkers maakt alvast deel uit van de werkgroep die is opgestart om de opleiding van de magistratuur vorm te geven om zo die afstemming te kunnen verzekeren.
Wat uw tweede vraag betreft: de opleiding seksuele delinquentie voor alle justitieassistenten wordt verzorgd door het Universitair Forensisch Centrum, die over een enorme expertise en knowhow beschikken. Zij zijn het Vlaamse wetenschappelijke steuncentrum in het kader van het samenwerkingsakkoord voor de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik en daarom perfect geplaatst voor het organiseren van deze opleiding.
In samenspraak met de justitiehuizen werd de inhoud van de tweedaagse opleiding bepaald zodat deze maximaal tegemoetkomt aan de noden op het terrein. De opleiding zal zo onder meer gaan over de fenomenen rond seksuele delinquentie en daderprofielen, risico-inschatting en -management, inzichten in therapie bij seksuele daders, hoe ze complementair kunnen zijn aan het behandelaanbod door gespreksvoering, vaardigheden en motivatie.
Om de opleiding zo leerrijk mogelijk te maken, zal ze in kleine groepen gegeven worden zodat er voldoende ruimte is voor vragen, rollenspelen en casusbesprekingen.
De eerste sessie zal in december plaatsvinden zodat tegen september volgend jaar effectief alle huidige maar ook de nieuwe justitieassistenten die binnenkort aangeworven zullen worden, de opleiding gevolgd zullen hebben. De opleiding wordt verzorgd door het Universitair Forensisch Centrum en spitst zich voornamelijk toe op de daderkant van seksuele delinquentie.
Daarom voorzie ik voor de justitieassistenten slachtofferonthaal in een aparte opleiding omtrent slachtoffers van seksueel geweld. Ik heb met hen reeds aan de tafel gezeten om te horen wat de noden zijn zodat de opleiding op maat kan worden opgemaakt. Tijdens deze opleiding zal het gaan over de gevolgen van het geweld voor slachtoffers en steunfiguren, hoe je slachtoffers kunt stimuleren en ruimte geven om het volledige verhaal te vertellen, hoe je het best in gesprek gaat met ouders van bijvoorbeeld minderjarige slachtoffers enzovoort. Ook hier zal er gewerkt worden met rollenspelen en casusbesprekingen en de werking van de zorgcentra na seksueel geweld komt eveneens aan bod. Als de coronamaatregelen er geen stokje meer voor steken, zal de eerste sessie nog dit jaar plaatsvinden. De overige sessies zullen voor het voorjaar 2021 zijn, want ook hier wil ik weer in kleine groepjes werken.
Ik probeer zoveel mogelijk met slachtoffers van seksueel geweld te spreken. Ook in mijn vorige functie als staatssecretaris bij de oprichting van de zorgcentra na seksueel geweld ben ik uiteraard veel in gesprek gegaan met slachtoffers. Ik hoor heel vaak dat men voor de eerste keer erkenning krijgt. Men kan ergens terecht bij een luisterend oor en slachtoffers worden als slachtoffers behandeld. De opleiding naar de slachtoffers zal vooral die insteek hebben.
Ik ben van mening dat goed opgeleide medewerkers voor iedere organisatie een must zijn. Binnen mijn bevoegdheden zet ik hier dan ook maximaal op in. De opleidingen waarin ik voorzie, zijn natuurlijk wel op maat uitgewerkt en zijn daarom dus niet zomaar ruimer inzetbaar, maar er zijn zeker onderdelen die bruikbaar zijn voor andere Vlaamse diensten. In het actieplan seksueel geweld wordt maximaal ingezet op opleidingen voor alle bevoegde Vlaamse diensten en zal ik daarover als coördinerend minister het overzicht bewaren. Ik zal dan ook bekijken waar ik eventueel onderdelen van onze opleiding kan aanbieden aan mijn collega’s, zoals ik ook reeds doe bij mijn federale collega.
De werkgroep met experten loopt gewoon verder, ook in de coronaperiode. Veel meetings zijn digitaal voortgezet. De werkgroep moet onderzoeken wat de mogelijkheden zijn voor het gebruik van risicotaxatie binnen de methodologie van de justitiehuizen. Ik val misschien in herhaling, maar ik vind het belangrijk om gebruik te maken van de kennis en ervaring die voorhanden is bij experten uit andere organisaties en ook bij de reclassering in Nederland, waar ze al werken met de RISc-tool. In november komen de Nederlandse collega’s – digitaal weliswaar – toelichten op welke manier zij aan risicotaxatie doen en op die manier wordt de visienota verder gevoed.
Ik blijf risicotaxatie wel zien als een instrument dat het professionele oordeel van een justitieassistent zal ondersteunen en er niet in de plaats van komt. Daarom heb ik ook voorzien in de aanwerving van vijf psychologen die de justitieassistenten kunnen ondersteunen bij het uitvoeren van risicotaxatie en/of zelf aan verdiepingsdiagnostiek doen. Ik wil tot een gedragen en verantwoord risicomanagement komen en zo’n proces vraagt veel tijd. Daarom doe ik geen uitspraken over de timing en laat ik de experten hun werk eerst doen. Ik zal op het gepaste moment en op basis van concrete voorstellen en beslissingen de verschillende stakeholders betrekken. Ook de implementatie van deze nieuwe manier van werken is een belangrijk aandachtspunt waarmee ik met de grootste zorg wil omgaan.
Het succes van de nieuwe manier van werken met risicotaxatie staat of valt hiermee. Opleiding van alle medewerkers zal hier uiteraard een belangrijk element in zijn.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw zeer uitgebreide antwoord.
Op 10 juli verscheen de omgevingsanalyse en het doelstellingenkader van het actieplan seksueel geweld. Mevrouw Schryvers haalde het daarnet ook al aan. De drie strategische doelstellingen spelen vooral in op preventie, het zorgen voor aangepaste maatregelen als seksueel geweld zich voordoet en het versterken van de kwaliteit van professionals en betrokken sectoren in de strijd tegen seksueel geweld. Op basis hiervan zouden er concrete acties opgenomen worden in het Vlaams actieplan ter bestrijding van seksueel geweld. Ik ben dan ook uiterst benieuwd naar de uitrol hiervan. Zou u eventueel een tipje van de sluier kunnen lichten en toelichten welke plaats risicotaxatie en risicomanagement zullen innemen in dit actieplan?
Minister Demir heeft het woord.
Ik ben altijd heel duidelijk geweest. Ik weet niet goed of u ervoor of ertegen bent, maar ik vind risicotaxatie zeer belangrijk. We maken er werk van. Het valt uiteraard onder mijn bevoegdheid, en alles wat ik hier in deze commissie al heb gezegd, zal ik ook doen. Als ik mij nu echter vastpin op een tijdslijn en als er dan iets naar boven komt wat meer tijd in beslag neemt, dan zult u zeggen dat de timing niet meer gehaald wordt. Ik kijk enorm uit naar wat eruit zal komen. Risicotaxatie zullen we doen. U zult ook zien bij de aanwervingen van de 128 extra personeelsleden dat er ook profielen zitten zoals psychologen die aan de slag moeten met risicotaxatie. Ik denk dat het hoog tijd is dat we dat in Vlaanderen doen. Dat is een van de goede redenen waarom we Justitie uit Welzijn hebben gehaald. We zullen het wat professioneler aanpakken, evidencebased, en risicotaxatie is daarin heel belangrijk. U mag mij daarover blijven ondervragen. Ik ben zelf met het idee van risicotaxatie gekomen en ik zal het dan uiteraard ook uitvoeren.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, mocht het nog niet duidelijk zijn: we zijn wel degelijk fan. We zijn ervan overtuigd dat hoe correcter een risico-inschatting kan worden gemaakt, hoe optimaler de daderbegeleiding en -opvolging kunnen gebeuren. Ik kan u alleen maar steunen in deze strijd. U hebt in ons een bondgenoot. Ik zal u zeer zeker blijven ondervragen hierover.
De vraag om uitleg is afgehandeld.