Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Voorzitter, ik zou graag beginnen met te verwijzen naar het gecoördineerde antwoord op mijn schriftelijke vraag 835 van 3 juli 2020, op basis waarvan er eigenlijk een aantal nieuwe vragen zijn gerezen omtrent de aanpak van stalking. Zoals ik reeds eerder stelde, is stalking een complex fenomeen, waarvoor een geïntegreerde aanpak absoluut nodig is. Zelfs een lichte vorm van stalking kan immers reeds volstaan om bij het slachtoffer van een dergelijk misdrijf diepe en onuitwisbare sporen na te laten. Kenmerkend voor stalking is meestal ook de ernst van de opeenvolgende belagende handelingen, die vaak stelselmatig toeneemt, om in bepaalde gevallen uiteindelijk zelfs te eindigen in levensbedreigende belaging.
Een krachtdadige, uniforme en voornamelijk snelle justitiële aanpak van stalking, in combinatie met een op het stalkerprofiel afgestemde daderbegeleiding en -opvolging, is dan ook absoluut noodzakelijk. Minister, het is dan ook uiterst verbazingwekkend om in uw antwoord op mijn voormelde schriftelijke vraag te vernemen dat er nog steeds grote regioverschillen bestaan wat die aanpak van stalking betreft, dat de evaluatie van de mobiele stalkingalarm-app pas in 2021 wordt gepland, alsook dat de invoering van een trackingsysteem om de slachtoffers van stalking te beschermen eerst nog verder grondig moet worden onderzocht. U laat ons bovendien volledig in het ongewisse over de vraag onder wiens leiding dit verdere onderzoek nog zal worden gevoerd, wie naast de privacydeskundigen verder nog deel zal uitmaken van deze werkgroep en hoeveel tijd dat onderzoek in beslag zal nemen. Daarnaast vernemen wij ook van u dat er op dit ogenblik geen verdere investering in wetenschappelijk onderzoek naar behandelprogramma’s voor stalkers vereist is, daar er reeds “verschillende projecten op het terrein” lopen “die mee vormgegeven worden door deskundige actoren ter zake”. Pas indien zou blijken dat er bij de evaluatie van een van die projecten een gegronde vraag is tot bijkomend onderzoek vanuit het welzijnsaspect, kunnen dergelijke investeringen worden bekeken. Om welke projecten inzake behandelprogramma’s voor stalkers het gaat, wie de deskundige actoren zijn die die projecten op het terrein mee vormgeven en wanneer de projecten zullen worden geëvalueerd, daar hebben we, opnieuw, nog steeds het raden naar. Van de absoluut vereiste krachtdadige, uniforme en snelle justitiële aanpak van stalking, in combinatie met een op het stalkerprofiel afgestemde daderbegeleiding en -opvolging, lijkt op basis van het antwoord op mijn voormelde vraag dan ook nog steeds geen sprake.
Minister, ik heb dan ook de volgende aanvullende vragen: Hoe verklaart u die grote regioverschillen inzake de aanpak van stalking? Voor bepaalde regio’s wordt verwezen naar de Family Justice Centers (FJC’s). Voor andere regio’s wordt dan weer verwezen naar de ketenaanpak intrafamiliaal geweld, waar aanmeldingen beperkt zijn tot meervoudig complexe dossiers, waarbij vaak al diverse vormen van hulpverlening of gerechtelijke maatregelen zijn geprobeerd en er nog steeds onveiligheid heerst. Hoe verzoent u dergelijke grote regioverschillen met de absolute nood aan een krachtdadige, snelle en vooral ook uniforme justitiële aanpak van stalking, in combinatie met een uniforme op het stalkerprofiel afgestemde daderbegeleiding en -opvolging? Kunt u een overzicht bezorgen van de volgens u op dit ogenblik lopende projecten inzake behandelprogramma’s voor stalkers, met voor elk project graag een beknopte inhoud en doelstelling, de looptijd van het project, de uiterste datum waarop de projecteindevaluatie moet worden afgeleverd, alsook welke dienst, instantie, persoon gelast is met de leiding van het project en onder wiens ministeriële bevoegdheid het project wordt uitgevoerd?
Minister Demir heeft het woord.
Collega, dank u. Zoals u weet, is het stalkingalarm een federale bevoegdheid. Als Vlaams minister heb ik totaal geen impact op de timing van een evaluatie. Ik stel dus voor dat u uw vraag of vragen daaromtrent federaal stelt aan de bevoegde ministers. U bent natuurlijk niet content met de antwoorden op de schriftelijke vragen, maar ik antwoord gewoon over wat binnen mijn eigen bevoegdheid valt. Collega’s, ik wil dat nogmaals herhalen: ik ben helaas niet bevoegd voor de federale justitie. Zoals u weet, is er ook geen overheveling van justitiebevoegdheden. Ik zal het dus moeten doen met hetgeen ik heb, en daar probeer ik het maximale uit te halen.
Op de vragen die u stelde inzake stalking, stalkingprofielen enzovoort zal ik dus antwoorden in het kader van mijn eigen bevoegdheden, voor alle duidelijkheid.
Zoals u waarschijnlijk weet, vielen de Family Justice Centers en de ketenaanpak intrafamiliaal geweld tot 2018 onder de bevoegdheid van de provincies. Deze initiatieven waren ook wel ‘succesvol’, in die zin dat veel slachtoffers de weg daarnaar hebben gevonden. In elke regio hebben ze zich ook aan een eigen tempo ontwikkeld, ook afhankelijk van de inzet en de financiële steun door onder andere lokale besturen, het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, maar ook van mijzelf toen ik nog staatssecretaris voor Gelijke Kansen was. Dit heeft ertoe geleid dat hun werking vanuit de eigen lokale dynamiek vorm heeft gekregen, en dat verklaart meteen ook de grote regionale verschillen. In 2018 zijn ze dan overgeheveld naar het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, waarbij men de ketenaanpak als minimumstandaard wilde uitdragen.
Vorig jaar kreeg ik de coördinatie van de ketenaanpak intrafamiliaal geweld, dat een samenwerkingsverband tussen hulpverlening, politie en justitie is, en de Family Justice Centers, waar deze partners ook onder één dak zitten, onder mijn hoede. Ik ben er dan ook meteen mee aan de slag gegaan, zoals u waarschijnlijk ook weet, want hoewel deze werkingen een voor een succesverhalen zijn en de mensen die daar werken, met hart en ziel werken voor die slachtoffers, ben ik ervan overtuigd dat het wel nog beter kan. Net zoals u denk ik dat we een uniformere aanpak van intrafamiliaal geweld en stalking moeten hebben. Idem dito wat stalking betreft.
Daarom heb ik vanaf mijn aantreden duidelijk gemaakt dat ik naar één Vlaamse aanpak wil gaan, naar intersectorale, multidisciplinaire, rechtstreeks toegankelijke en gebiedsdekkende centra voor intrafamiliaal geweld in Vlaanderen, waarin ook de aanpak van stalking zal worden geïntegreerd. Zo’n verandering is echter helaas niet een-twee-drie rond. Dat weet u natuurlijk ook. Ik zou dat wel willen. Dat vraagt de nodige voorbereiding. U moet weten dat ik als staatssecretaris de eerste drie Zorgcentra na Seksueel Geweld heb opgericht. Ik hoop dat de rest ook nog volgt, maar ik heb drie jaar nodig gehad om dat voor te bereiden. Je moet natuurlijk heel veel tijd steken in die voorbereiding. Alle neuzen moeten in dezelfde richting, zeker in een ketenaanpak. Iedereen zit daar onder één dak. Je hebt dus een model nodig dat goed werkt, en dat vraagt veel tijd. Voor die centra heeft me dat drie jaar gekost, maar dat is wel iets dat heel goed werkt. Ondertussen ben ik twee jaar weg uit dat federale niveau. Ik heb nog geen ander zorgcentrum zien opengaan. Ik hoop dus echt wel dat paars-groen daar werk van zal maken.
Een goede voorbereiding, en goede fundamenten, dat is de helft van het werk. Ook voor de FJC’s wil ik dus goed en degelijk werken, en ik wil dat ook wetenschappelijk onderbouwen. Daarom heb ik een overheidsopdracht uitgeschreven. Die procedure loopt. Via die procedure zal een model worden uitgewerkt voor de aanpak van intrafamiliaal geweld en stalking waarin rekening wordt gehouden met alle bestaande goede praktijken, maar ook met de lacunes in het aanbod en de noden van slachtoffers en daders. Ik voorzie een jaar om dit rond te krijgen en natuurlijk ook om gedragenheid op het terrein te creëren. Dat is eigenlijk heel weinig tijd, maar goed, we zullen ons best doen. Daarna zou ik graag willen starten met de eerste drie proefprojecten, om dit vervolgens in 2022 uit te rollen over heel Vlaanderen. Zoals u weet, heb ik daar ook de nodige financiële middelen voor, want het is natuurlijk ook wel belangrijk dat we met de lokale besturen die intrafamiliale centra goed bemannen.
Voor uw tweede vraag verwijs ik naar minister Beke, aangezien hij bevoegd is voor behandelprogramma’s voor stalkers.
Zoals ik eerder heb gezegd, is het stalkingalarm een federale bevoegdheid. Ik ken de timing van hun evaluatie niet.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben er mij terdege van bewust dat de stalkingalarm-app een federale bevoegdheid is. Betreffende dat onderwerp staan wij ook in contact met de collega's in de Kamer. Ze hebben daar ook al vragen over ingediend. Daarom gingen mijn vragen over de regioverschillen en de lopende projecten en niet zozeer over de stalkingalarm-app.
In uw antwoord op mijn schriftelijke vraag gaf u aan dat ongeveer de helft van de stalkers ex-partners zijn en dat de slachtoffers daardoor vallen onder het aanbod dat zich bezighoudt met intrafamiliaal geweld (IFG). Dit wil echter nog steeds zeggen dat de andere helft van de daders niet meteen tot de directe kring van het slachtoffer behoort en in sommige gevallen zelfs helemaal niet persoonlijk gekend is door het slachtoffer. Vindt u het dan niet opportuun dat er ook voor deze slachtoffers in een specifiek aanbod zou worden voorzien? Zo ja, welke initiatieven zult u hieromtrent nemen? Zo niet, waarom niet?
Minister Demir heeft het woord.
Zijn de antwoorden waarnaar u verwijst geen antwoorden van minister Beke?
Die heb ik hier niet. Het gaat over vraag 831.
Dat moet ik dan eens bekijken.
Voorlopig valt de aanpak van stalking buiten de IFG’s. Bij de uitrol van het hele systeem zal ik bekijken hoe we dat kunnen inbedden.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, u vindt in ons alvast een partner in de strijd tegen stalking.
De vraag om uitleg is afgehandeld.