Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
In het kader van mijn parlementair werk bezocht ik onlangs de gemeenschapsinstelling De Zande in Ruiselede. Tijdens een overleg met de directie kwamen er enkele knelpunten aan bod, in het bijzonder het vervoer van en naar de jeugdrechter. Volgens de directie kruipen er veel tijd, energie en kosten in het organiseren van het vervoer van en naar de jeugdrechtbank. De gemeenschapsinstelling is vragende partij voor een alternatief in de vorm van videoconferenties tussen de jongere en de jeugdrechter in plaats van fysieke zittingen.
Dit is een oud zeer. De heer Parys peilde in 2015 al naar cijfers. Het kostenplaatje van de verplaatsingen bedroeg toen al 700.000 euro voor de gemeenschapsinstellingen. Door de coronacrisis is er nu toch een soort regeling die meer videoconferences toelaat. Dit is echter geen structurele regeling en de instelling dringt aan om van de gelegenheid gebruik te maken om videoconferencing als tool te bestendigen en hier structureel werk van te maken. Zo kan er efficiënt worden gewerkt. Het brengt een kostenbesparing met zich mee, het biedt een oplossing voor het veiligheidsprobleem tijdens het transport en er wordt toch niet geraakt aan de rechten van de jongeren.
Het bepalen van de wijze van verschijning voor de jeugdrechter, en bijgevolg het instellen van de mogelijkheid om te verschijnen via videoconferentie, behoort voor een stuk tot de bevoegdheden van de federale wetgever. Het jeugdsanctierecht en de overbrenging tussen de gemeenschapsinstelling en de jeugdrechtbank is een bevoegdheid van de gemeenschappen. Om videoconferenties mogelijk te maken is er een wetswijziging nodig. Er is momenteel een wetsvoorstel hangende in de Kamer dat een aanpassing beoogt van de federale regelgeving.
Wat is uw standpunt over het verschijnen voor de jeugdrechter via videoconferenties?
Bent u bereid om dit systeem verder uit te rollen? Welke verdere stappen moeten er volgens u worden gezet in de betrokken bestuursdomeinen om een sterk systeem te ontwikkelen?
Als er toch nog struikelblokken op federaal niveau zijn, zult u dan in overleg gaan met uw federale collega om dit opnieuw op de agenda te brengen?
Minister Demir heeft het woord.
Zoals u weet, voorziet het decreet betreffende het jeugddelinquentierecht van 15 februari 2019 in artikel 15 in de mogelijkheid van het gebruik van de videoconferentie voor het verschijnen van minderjarigen voor de jeugdrechter.
Deze mogelijkheid werd al proactief ingeschreven om gebruik te kunnen maken van de moderne technologie.
Net voor de zomer heb ik op de bijeenkomst van de Vlaamse Regering van 17 juli 2020 samen met de minister van Welzijn een ontwerpbesluit gebracht dat uitvoering geeft aan artikel 15 van dat decreet. Intussen hebben we ook het advies van de Raad van State ontvangen. Hopelijk zal het aangepaste ontwerp volgende week op de agenda van de Vlaamse Regering staan voor een definitieve goedkeuring.
Vooraleer we dit voorstel van decreet voor de Vlaamse Regering hebben gebracht, was het voor mij belangrijk dat het systeem goed zou werken. Daarvoor werd uitvoerig overlegd met de toenmalige federale minister van Justitie en werd het systeem meermaals uitgetest in de instellingen en rechtbanken.
Het gebruik van videoconferentie zal zorgen voor een efficiënter verloop van de procedure. Het betekent het vermijden van lange ritten en overbrengingen, die vaak een halve of volledige dag in beslag nemen, het vermijdt de inzet van politiediensten om de overbrengingen te begeleiden en het vermindert de risico’s die gepaard gaan met dergelijke overbrengingen. Als het systeem werkt, kan dat wel een goed systeem zijn.
Voor wat betreft de videoconferentie voor het verschijnen van minderjarige verdachten voor de jeugdrechter, maken we gebruik van de rechtsgrond die gecreëerd is in het Vlaamse decreet.
Het is evident dat we rekening houden en afstemmen met het federale beleid of ontwikkelingen ter zake, zoals het afstemmen van terminologie, overleg met de magistratuur enzovoort.
Zoals we het nu voor minderjarigen vormgeven, kunnen we dit in ieder geval autonoom beslissen op basis van het decreet. Maar zoals ik eerder heb aangegeven, hebben we dit uiteraard uitvoerig getest met de federale diensten.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister, ik ben enorm verheugd dat u hier verder volop op inzet en dat het volgende week op de agenda staat voor een definitieve goedkeuring, om daar dan verder mee aan de slag te gaan. Ik ben ervan overtuigd dat de mensen op het terrein er ook zeer tevreden mee zullen zijn en dat dat voor hen een belangrijke verdere stap is. We zien dat tijdens de coronacrisis er op ieder vlak verder wordt ingezet op digitalisering. We moeten ook binnen de Vlaamse justitie daar verder op inzetten. Het werkveld is al lang vragende partij.
Dankzij deze beslissing zullen de gemeenschapsinstellingen ontlast worden. De procedure zal niet alleen efficiënter verlopen, het zorgt ook voor kostenbesparing en het risico bij overbrengingen zal verminderen. Deze beslissing zal zowel de gemeenschapsinstelling ten goede komen als de jongeren zelf, daar ben ik van overtuigd. Zo zullen zij bijvoorbeeld zelf minder tijd verliezen en de lessen kunnen volgen. Dat was ook een van de praktische overwegingen waar de gemeenschapsinstelling op heeft gewezen.
Ik ben blij met de vorderingen in dit dossier en ik heb op dit moment geen verdere vragen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Dank u wel, collega, voor de vraag en, minister, voor uw antwoord. Het dossier van de videoconferenties voor jongeren die verblijven in gemeenschapsinstellingen komt daarmee op een punt dat het effectief zal worden ingevoerd. Het heeft al een heel lange weg afgelegd. Vele legislaturen geleden zijn er proefprojecten geweest en is het systeem al geïnstalleerd maar kon het niet worden gebruikt voor de contacten met de jeugdrechter zelf omdat dat afhing van de federale regelgeving. Maar het werd wel gebruikt voor contacten van jongeren met hun consulent of advocaat. Daar is het natuurlijk ook heel zinvol voor. Het gaat niet alleen over het vermijden van een verplaatsing naar een rechtbank, het kan ook gaan over andere contacten.
In het kader van de opmaak van het decreet Jeugddelinquentie hebben we daar uitvoerig over gedebatteerd. Collega De Vreese, ik ben het met u eens dat heel dit systeem een meerwaarde kan hebben en dat het goed is dat we dat implementeren. Het is ook voorzien in het decreet. Maar waarover ik u niet gehoord heb, wat een beetje spijtig is, is het belang van de minderjarige. We hebben een aantal waarborgen ingebouwd in het decreet om ervoor te zorgen dat er mogelijkheden genoeg zijn voor echt persoonlijk contact met de jeugdrechter en dat wanneer een jongere voor de eerste keer verschijnt voor de jeugdrechter, dat altijd sowieso in persoon moet. Ik vind dat zeer belangrijk omdat een jeugdrechter moet kunnen inschatten wie hij voor zich heeft en hoe vrijuit die jongere spreekt bijvoorbeeld. Het kan niet dat we een jongere toelaten om daar niet naartoe te gaan en het op afstand te doen. Het is ook belangrijk dat een jongere altijd zelf kan kiezen en dat hij na overleg met zijn advocaat kan zeggen dat hij kiest voor videoconferentie. Het kan niet zomaar worden opgelegd. Ik herinner me destijds uitvoerige adviezen daaromtrent vanuit het Kinderrechtencommissariaat.
Ik denk dat we in het decreet de goede middenweg hebben gevonden: de rechten van de minderjarige worden veiliggesteld en aan de andere kant wordt er toch voor gezorgd dat een aantal praktische bezwaren die er nu vaak inderdaad zijn, met tijdverlies door verplaatsingen enzovoort, worden opgelost. Het is dus goed dat Vlaanderen nu zelf ook verder stappen zet in de uitvoering van het decreet ter zake. Minister, ik ga ervan uit dat dit echt wel binnenkort wordt ingevoerd, als u zegt dat het besluit van de Vlaamse Regering hopelijk deze week of anders een van de volgende weken opnieuw aan de regering wordt voorgelegd. Ik ken natuurlijk het advies van de Raad van State niet. Ik weet niet of dat eventueel nog bepaalde drempels inhoudt. Ik zou u echter willen vragen dat, vanaf het moment dat het wordt ingevoerd, men op een goede manier zou monitoren welke de effecten zijn, en dat u er ook verder op toeziet dat het niet alleen bruikbaar is voor jongeren in hun contacten met de jeugdrechter zelf, maar ook in contacten met advocaten en consulenten, en dat ook zij mee worden opgenomen in die evaluatie.
De heer Brouns heeft het woord.
Aanvullend op wat collega Schryvers zei, die al zeer volledig is geweest, wil ik in naam van onze fractie nog graag een aantal bezorgdheden meegeven. Ikzelf heb ervaring met het project dat in 2007 is opgezet tussen het hof van beroep in Antwerpen en Limburg. Limburg heeft nog altijd geen eigen hof van beroep. Daarom hebben we toen een videoconferentie opgezet, in 2007 al, dus enige tijd geleden. Ik stel voor dat de evaluaties van dat project, onder andere, want ook internationaal zijn er al zoveel voorbeelden, zeer grondig worden meegenomen bij de uitrol van dit project, want dit heeft onmiskenbaar een aantal praktische voordelen.
Maar zoals al aangegeven gaat er niets boven het echte persoonlijke contact. De technologie, die multimediatoepassingen staan zodanig op punt dat dat vandaag ook wel kan. Dat heeft natuurlijk zijn kostprijs. Het is ogenschijnlijk een detail, maar het is belangrijk dat er van jongeren een totaalbeeld wordt gebracht, dat ook het non-verbale gedrag, de non-verbale communicatie zo goed mogelijk kan worden gecapteerd door beide partijen. Want dit gaat natuurlijk gepaard met de nodige emoties, en het is natuurlijk nog iets anders als je voor een camera zit dan als je echt fysiek in een ruimte bent waar je echt wel alle vormen van communicatie kunt capteren en er ook gepast op kunt reageren. De nodige begeleiding en de technologie, de apparatuur, daar is toch al heel wat literatuur over. Er zijn al heel wat evaluaties daaromtrent. Ik stel voor dat die maximaal worden meegenomen bij de uitrol van dit project.
Minister Demir heeft het woord.
Collega’s, dank u. Ik denk dat ik in mijn antwoord op de vraag heel duidelijk heb gesteld dat het een mogelijkheid is. Ik denk dat ik daar heel duidelijk over was. In het decreet is ingeschreven dat men kan gebruikmaken van moderne technologie als alternatief voor het overbrengen van minderjarigen van gemeenschapsinstellingen naar de Vlaamse jeugdrechtbanken. Collega Brouns, uiteraard hebben we daarover ook constant overleg met de magistratuur en jeugdadvocaten. Ik denk dat het ook heel logisch is dat we dat na een paar maanden ook telkens gaan evalueren, en bijstellen zodra dat nodig is.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Ik wil wel nog eventjes repliceren op mevrouw Schryvers. Wat ik heb gezien in de gemeenschapsinstellingen, is dat er inderdaad zeer veel vooruitgang is geboekt precies als het gaat over rekening houden met dat belang van de jongere. Op dat vlak zijn er heel veel stappen voorwaarts gezet. Ik denk niet dat het de bedoeling is om die zaken terug te draaien, integendeel, ik ben ervan overtuigd dat minister Demir daar in de regelgeving en de decreetvorming zeker en vast verder rekening mee houdt. Daar maak ik me geen zorgen over. Ook van de directies van gemeenschapsinstellingen zelf krijg ik sterk het signaal dat ook daar het belang van de jongeren centraal wordt gesteld. Dat zal dus ook bij de beslissing daaromtrent zo zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.