Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Het recente ontwerp van decreet houdende de machtiging van de Vlaamse deelnemers aan en de regeling van de modaliteiten van deelname aan de lokale integrale veiligheidscellen inzake radicalisme, extremisme en terrorisme, vormt de decretale basis voor de Vlaamse diensten, voorzieningen en gesubsidieerde organisaties om te kunnen deelnemen aan een casusoverleg binnen een lokale integrale veiligheidscel inzake radicalisme, extremisme en terrorisme (LIVC R) zonder daarbij hun beroepsgeheim te schenden.
In het kader van dit casusoverleg kunnen politionele en gerechtelijke persoonsgegevens, waaronder zeer belangrijke info uit de gegevensbank Haatpropagandisten en/of uit de gegevensbank Terrorist Fighters, aan de Vlaamse LIVC R-deelnemers worden ter beschikking gesteld.
Op basis van artikel 8§4 van dit ontwerpdecreet mogen de Vlaamse LIVC R-deelnemers deze vanuit het LIVC R verkregen belangrijke politionele en gerechtelijke info echter slechts gedurende een jaar verwerken en bewaren. Deze termijn kan uitzonderlijk verlengd worden tot maximaal vijf jaar. Zoals artikel 8§4 op dit ogenblik werd geformuleerd, zullen de Vlaamse deelnemers aan het LIVC R dergelijke dossiers van haatpropagandisten en/of Terrorist Fighters na een of uiterlijk vijf jaar telkens opnieuw moeten agenderen op het LIVC R als zij de persoonsgegevens uit dergelijke gegevensbanken verder willen gebruiken in het kader van hun opdrachten. Na dergelijke agendering kan de korpschef van de lokale politie op basis van de beschikbare gegevensbankinfo telkens een gegevensterugkoppelingsfiche aan het LIVC R voorleggen, waarna de Vlaamse LIVC R-deelnemers opnieuw over een termijn van een jaar beschikken om deze persoonsgegevens te verwerken en bewaren.
Het hoeft geen betoog dat dergelijke korte verwerkings- en bewaartermijn, alsook de complexe manier van gegevensuitwisseling een efficiënte opvolging van onder meer haatpropagandisten en ‘terrorist fighters’ die zijn opgenomen in deze gegevensbanken op Vlaams niveau volledig hypothekeert.
Voor een efficiënte opvolging en bestrijding van radicalisme, extremisme en terrorisme vanuit Vlaams niveau lijkt het ons dan ook voor de hand liggend dat, zodra de Vlaamse deelnemers aan het LIVC R tijdens het casusoverleg vernemen dat iemand is opgenomen in de gegevensbank Haatpropagandisten of de gegevensbank Terrorist Fighters, deze info ononderbroken zouden moeten kunnen verwerken en bewaren gedurende minstens de volledige periode waarin dergelijke personen in deze gegevensbank zijn opgenomen.
Minister, hoe belangrijk acht u een efficiënte opvolging en, waar mogelijk, bestrijding van radicalisme, extremisme en terrorisme door de Vlaamse diensten, voorzieningen en gesubsidieerde organisaties die deelnemen aan de LIVC R’s? Hoe belangrijk acht u de informatie die in de gegevensbank Haatpropagandisten en de gegevensbank Terrorist Fighters door de politie en de gerechtelijke diensten wordt verwerkt en bewaard, voor de Vlaamse diensten, voorzieningen en gesubsidieerde organisaties die deelnemen aan de LIVC R’s?
Minister Demir heeft het woord.
Ik wil algemeen de opmerking maken dat ik heel wat vragen krijg, niet in deze vraag om uitleg maar in de komende vragen, over justitie op federaal niveau. Ik wil nog eens opmerken dat ik niet bevoegd ben voor justitie federaal. Het is altijd goed geprobeerd van verschillende collega’s maar ik ga daar niet op antwoorden. Ik kan daar ook niet op antwoorden. Het is best dat u dat allemaal doorgeeft aan jullie lieve collega’s die federaal de strijd kunnen aangaan met het federale justitiebeleid. Ik antwoord alleen voor de zaken waar ik bevoegd voor ben. Ik antwoord ook niet op vragen die ik krijg maar die tot de bevoegdheid van een andere collega behoren.
Eerst en vooral, collega Blancquaert, als ik de opvolging en bestrijding van radicalisering en terrorisme niet belangrijk zou achten, dan zou het LIVC-decreet er vandaag niet gelegen hebben. Tijdens de vorige legislatuur bleef men vastzitten in een samenwerkingsakkoord met de Federale Regering die er maar niet kwam. Ik heb bij mijn aanstelling onmiddellijk gezegd dat ik daar heel snel werk van ga maken. U ziet, het ontwerpdecreet is reeds een eerste keer op de ministerraad gekomen. Ik heb het initiatief genomen om alles te regelen wat we op Vlaams niveau konden regelen, namelijk het laten deelnemen van Vlaamse diensten zodat zij hun beroepsgeheim niet zouden schenden, alsook het regelen van een aantal modaliteiten voor de Vlaamse diensten, zoals de bewaartermijn. Dat zijn zaken die op federaal niveau nog niet geregeld zijn.
Nu er een Federale Regering is, zullen we opnieuw in gesprek gaan om een samenwerkingsakkoord te sluiten voor de zaken die federaal geregeld moeten worden en om de federale regeling te laten aansluiten op de Vlaamse regeling. Maar in tussentijd hebben we op Vlaams niveau dus niet stilgezeten.
Wat de bewaartermijnen betreft, moet ik – u weet dat ook, mevrouw Blancquaert, tenzij u daar een andere oplossing voor hebt, maar dan hoor ik het echt heel graag van u – nu eenmaal rekening houden met de algemene verordening gegevensbescherming (AVG) die bepaalt dat persoonsgegevens niet langer mogen worden bewaard dan strikt noodzakelijk is voor de doeleinden van de gegevensverwerking. Ik zou er uiteraard bijvoorbeeld een termijn van tien jaar op kunnen plakken maar dan zou het decreet nooit goedgekeurd worden. Dus is mijn vraag wat jullie bij Vlaams Belang dan willen. Een decreet of geen decreet? Ik hoor het graag straks in uw tussenkomst.
Ik heb het onderdeel van die bewaartermijnen bovendien ook juridisch afgetoetst bij heel wat experten – zo gaat dat als je beleid voert – om zeker te zijn dat dat het oordeel van de Vlaamse Toezichtscommissie en het Hof van Justitie zou doorstaan. Deze zijn dus niet lichtzinnig gekozen. Het Hof van Justitie aanvaardt enkel een bewaartermijn van vijf jaar als er op basis van objectieve gegevens kan worden aangenomen dat de betrokkene effectief een risico kan vormen op het gebied van de strijd tegen terrorisme. Er moet een hoog niveau van gegevensbescherming worden gegarandeerd, omdat het gaat om zwaarwichtige aantijgingen ten aanzien van een persoon die niet noodzakelijk ook effectief een terroristisch misdrijf zal plegen. Om een billijk evenwicht tot stand te brengen tussen die gegevensbescherming en de nagestreefde doelstelling van terrorismebestrijding, die ik zeer belangrijk vind, wordt de langere bewaartermijn van vijf jaar gekozen.
U zult het waarschijnlijk wel weten want u bent een clevere dame, maar ik wil erop wijzen dat wij veel verder gaan dan wat bijvoorbeeld de federale overheid doet als het gaat over de gegevensbanken Terrorist Fighters en Haatpropagandisten. Daar moeten de identificatiegegevens met betrekking tot de personen ten aanzien van wie er ernstige aanwijzingen bestaan dat zij zouden voldoen aan de criteria om opgenomen te worden in de gegevensbanken, al na een bewaartermijn van zes maanden geschrapt worden wanneer ze niet effectief aan de criteria beantwoorden. Ik denk dat ik in mijn bevoegdheden en binnen het juridisch kader dat voorhanden is, het maximale ben gaan opzoeken. Ik vind het ook zeer belangrijk dat als wij een decreet maken, het er ook komt en ook standhoudt. Ik heb liever een decreet dan geen decreet. Ik heb liever dat we er effectief mee aan de slag gaan dan dat we er niets aan doen. Maar we leven nu eenmaal in een rechtsstaat, er zijn andere verordeningen en verschillende instanties en daar moet je sowieso rekening mee houden. Ik heb in dat verband uiteraard gekozen voor het maximale, namelijk vijf jaar. Als je dat gaat vergelijken met bijvoorbeeld de federale overheid, zes maanden, dan denk ik dat ik zeer begaan ben met de thematiek en met de veiligheid van onze samenleving.
Dan had u een vraag over die gegevensbank. Ook daartoe strekt het ontwerp van decreet, namelijk het mogelijk maken dat de informatie uit de gegevensbank Terrorist Fighters gedeeld kan worden met de Vlaamse diensten binnen het kader van een LIVC R – via het gedeeld beroepsgeheim weliswaar – en om het hen mogelijk te maken deze info te registreren in hun eigen dossiers. Met dat doel voor ogen is de mogelijkheid tot verwerking van dergelijke persoonsgegevens in het ontwerp van decreet ingeschreven, rekening houdend met de algemene verordening.
Ik voeg daar wel aan toe dat de doelstelling van een LIVC R niet herleid kan worden tot het louter ter beschikking stellen van informatie uit de vermelde gegevensbanken. De doelstelling is en blijft de begeleiding en strikte opvolging van de betrokkene, om op die wijze te voorkomen dat die zou overgaan tot het plegen van terroristische misdrijven. Het is voor deze doelstelling dat we casusoverleg hebben, met andere woorden het mogelijk maken van een wederkerige uitwisseling van persoonsgegevens.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord. Het is duidelijk dat u het met ons eens bent dat de Vlaamse lokale integrale veiligheidscellen een sleutelrol spelen in de bestrijding van radicalisme, extremisme en terrorisme, die onze samenleving ontwrichten.
Ik wil van de gelegenheid gebruikmaken om alle mensen die werkzaam zijn in deze cellen een hart onder de riem te steken en hen uitdrukkelijk te bedanken voor hun dagelijkse inzet om onze bevolking tegen dergelijke invloeden te beschermen.
Terrorisme, radicalisme en extremisme stoppen, zoals u weet en aangeeft, niet aan de grenzen van ons gewest, noch aan onze landsgrenzen. Het zou dan ook niet alleen zonde zijn, maar zelfs neigen naar schuldig verzuim als u de expertise die onze veiligheidscellen intussen op dit vlak hebben opgebouwd, niet zou delen met soortgelijke overheidsdiensten in andere gewesten en de ons omringende landen, zeker nu u ook aankondigde dat er in Vlaanderen spoedig een LIVC R-draaiboek volledig operationeel zal zijn.
Bent u er voorstander van om bijvoorbeeld de kennis en expertise van de Vlaamse veiligheidscellen zowel op intergewestelijk als internationaal niveau te delen? Welke nuttige mogelijkheden ziet u om dergelijke netwerking desgevallend op korte termijn te realiseren?
De heer Brouns heeft het woord.
De LIVC R is een dossier dat ik bijzonder nauw volg. Het is belangrijk om uit te kijken naar het nieuwe decretale kader waarnaar verwezen is en waarin al heel wat werk is verzet. Het is één keer op de regering geweest en er is nu een brede ronde aan de gang voor verder advies en versterking van het decretale kader.
Het belang van databanken bij het uitwisselen van informatie kan uiteraard niet voldoende benadrukt worden. Dat is cruciaal. Voor de werking van zo'n lokale integrale veiligheidscel radicalisering, en in de toekomst hopelijk ook breder – wat in de praktijk al vaak zo is –, is het uiteraard van levensbelang. In zo’n casusoverleg draait het allemaal om informatie-uitwisseling tussen diensten. Daarom is het belangrijk om in het verdere traject van de uitbouw van het decretale kader te voorzien in een nieuwe databank, specifiek voor dat casusoverleg, om de noodzakelijke informatie – uiteraard GDPR-proof en voorzien van alle andere privacyregels – te kunnen bewaren en delen, ook door de nieuwe partners die aan de tafel zullen schuiven eens het decreet klaar is. Op die manier kan er gekomen worden tot een heel sterke werking van de LIVC R. Denkt u eraan om bij de uitbouw van het Vlaamse kader in een gegevensbank te voorzien voor de werking en versterking van de LIVC R?
Minister Demir heeft het woord.
Mevrouw Blancquaert, uiteraard kunnen we de goede voorbeelden ook delen. We zullen dat ook doen. We nemen ook deel aan heel veel Europese en internationale netwerken via de justitiehuizen. Daar komen dergelijke zaken sowieso aan bod.
Mijnheer Brouns, de databank waar u het over hebt, moet federaal worden opgesteld. Dat kunnen wij niet alleen doen. We moeten federaal eens horen wat intussen de stand van zaken is, maar zo’n databank kunnen wij helaas niet alleen opstellen. De meeste gegevens zitten op federaal niveau.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Bedankt, minister. Wat de oplossing van het Vlaams Belang betreft: ik kijk er alvast naar uit om over de partijgrenzen heen samen aan tafel te zitten om tot een degelijke oplossing te komen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.