Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Laeremans heeft het woord.
Minister, na mijn schriftelijke vragen over de Franstalige basisscholen in de zes faciliteitengemeenten van november 2019 en februari dit jaar dit jaar bleef ik op mijn honger want het enige dat u aangaf, was dat u contact zou opnemen met uw collega-minister bij de Franse Gemeenschap om de nodige afspraken te maken over het overmaken van de inspectieverslagen van de Franstalige basisscholen in de Vlaamse Rand. Ik citeer even uit het antwoord: “Ik zal er ook op aandringen dat bij die inspectiebezoeken wordt ingegaan op het vak Nederlands, dat op basis van de onderwijstaalwet van 1963 in die scholen sterker moet zijn dan in andere scholen van de Franse Gemeenschap.”
U wees ook mijn suggestie van de hand om de financiering van de faciliteitenscholen stop te zetten en stelde: “Het is geheel onduidelijk op basis van welke juridische elementen deze scholen uit de subsidiëring zouden kunnen worden gehaald.”
Maar veertien dagen geleden, op 17 september, duikt ineens een heel andere minister op, gestaald door corona, die eindelijk zijn harnas aantrekt en die deze Franstalige scholen onder de loep laat nemen door een onafhankelijke commissie. Die zal moeten nagaan of de eindtermen voldoen aan de Vlaamse verwachtingen.
Uiteraard juichen wij dit initiatief toe, maar we hebben toch nog een aantal concrete vragen bij de opzet van deze commissie.
Minister, heeft het beloofde overleg intussen plaatsgevonden en zo ja, wat is daaruit voortgevloeid?
Welke garanties hebt u dat deze scholen uw commissieleden zullen toelaten om die scholen te bezoeken en de kwaliteit van hun lessen en evaluatie te controleren? Maandag heeft de minister-president van de Franse Gemeenschap, Pierre-Yves Jiholet, beklemtoond dat de regering van de Franse Gemeenschap nooit eender welke Vlaamse controle zal aanvaarden in Franstalige scholen in de Rand die door de Vlaamse Regering worden gesubsidieerd. Ik ben daar zeer ongerust over.
Kunt u wat meer zeggen over de samenstelling van deze commissie?
Wordt hierbij enkel het vak Nederlands getest of gaat u breder? Waarop zal de focus liggen bij dit toezicht?
Tegen wanneer moet deze commissie haar werkzaamheden klaar hebben? Ik vernam immers dat de Vlaamse Regering tegen het einde van dit jaar zal beslissen of de Franstalige scholen opnieuw een uitzondering krijgen om de Franstalige eindtermen te volgen, dus dan zal de commissie toch wel vrij snel te werk moeten gaan.
Minister Weyts heeft het woord.
Mijnheer Laeremans, u verwart een en ander. Het gaat hier niet over een onderwijsinspectie maar over de vraag of de eindtermen in de Franse Gemeenschap gelijkwaardig zijn aan de Vlaamse eindtermen.
Ik vind het cruciaal dat de Vlaamse overheid de vinger aan de pols kan houden inzake onderwijskwaliteit, ook in de scholen van de faciliteitengemeenten. Daarom heb ik beslist om een commissie van deskundigen en de Vlaamse Onderwijsinspectie aan het werk te zetten om de gelijkwaardigheid tussen de eindtermen in de Franse Gemeenschap en de Vlaamse eindtermen na te gaan. Die scholen moeten een afwijking van de Vlaamse eindtermen vragen. Vroeger werd die automatisch en de facto verleend. Ik zeg: neen, we gaan dat eens bekijken.
U mag dat niet verwarren met een doorlichting door de Onderwijsinspectie. De commissie waarvan sprake gaat na in welke mate de eindtermen die deze scholen willen gebruiken gelijkwaardig zijn aan de Vlaamse eindtermen. We doen dat bijvoorbeeld ook in de Steinerscholen voor de eindtermen van de eerste graad secundair onderwijs. Ik heb daarover een hele discussie gevoerd met de Steinerscholen en we hebben uiteindelijk een akkoord bereikt. Het gaat hier om een gelijkaardige procedure.
Zoals het besluit van de Vlaamse Regering aangeeft, zullen de overheid en de aanvragers zelf elk evenveel leden kiezen uit een lijst die ik zal opstellen. De aanvraag tot gelijkwaardigheid betreft het hele curriculum en is dus niet beperkt tot het leergebied Nederlands. De vraag over de al dan niet-gelijkwaardigheid wordt nadien voorgelegd aan de Inspectie van Financiën voor advies. De Vlaamse Regering beslist ten laatste tegen eind dit jaar.
Wat de gelijkwaardigheid betreft, heeft het geen zin om contact op te nemen met mijn collega van de Franse Gemeenschap. Wel zal ik in de toekomst contact opnemen om de inspectieverslagen te krijgen. Maar opnieuw, het ene heeft as such niets te maken met het andere.
Ik start deze procedure dus op omdat de schoolbesturen zelf een aanvraag hebben ingediend om met afwijkende eindtermen te mogen werken. Ik neem aan dat schoolbesturen meewerken aan een procedure die ze zelf in gang hebben gezet. Ze hebben mij zelf een brief geschreven met de vraag of ze mogen afwijken van de Vlaamse eindtermen. Ik heb gezegd dat ik dat wel even zou onderzoeken. Het lijkt me evident dat degene die de afwijking aanvraagt, meewerkt aan het onderzoek. Anders kan ik de vraag zelfs niet beoordelen.
U zult zich ook wel herinneren dat deze aanvragen zich al sinds 2011 voordoen. Die aanvragen zijn niet ten gronde behandeld, zodat men eigenlijk impliciet de Franstalige eindtermen mocht blijven gebruiken. Ik wil die afwijking niet zomaar toekennen zonder een gelijkwaardigheidstoets uit te voeren. Ik neem aan dat de scholen tevreden zijn dat hun aanvraag eindelijk ook ten gronde zal worden behandeld.
De heer Laeremans heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. Ik begrijp dus dat dat uiteindelijk enkel een administratieve vergelijking is van de eindtermen en dat het jammer genoeg niet gaat over inspectie, dat ze dat zeker niet zouden dulden. Dat u breder gaat dan enkel Nederlands, vinden we goed. Dat dat overleg weinig zinvol is, had ik ook wel verwacht. Ik ben benieuwd of u erin zult slagen om die inspectieverslagen vast te krijgen, want daar is ook wel wat uit af te leiden. In elk geval, als het enkel om een administratieve vergelijking van de eindtermen gaat, dan kunnen we misschien wel vaststellen dat iets niet goed genoeg is voor ons, maar daar zullen ze zich waarschijnlijk niks van aantrekken. Wij zouden de praktijk beoordeeld willen zien, want wij geven hier een pak geld aan en we hebben geen enkel idee van het niveau van het Nederlands dat die gasten daar krijgen. Het gaat niet alleen over Franstalige leerlingen. Het gaat over een pak leerlingen wier thuistaal niet het Nederlands en niet het Frans is en die volgens ons absoluut geen Nederlands die naam waardig zullen krijgen op die lagere school, met alle gevolgen van dien. Daar vrezen we voor.
Het benieuwt me dus of u nu echt niet verder kunt gaan dan wat u op dit ogenblik doet.
De heer Coel heeft het woord.
Collega Laeremans, bedankt voor de vraag. Minister, bedankt voor het antwoord. Onze fractie vindt het belangrijk dat die commissie is aangesteld, volgens het principe dat wie betaalt, bepaalt. Dat zijn ze aan de overkant van de straat helaas vergeten. In dit geval denk ik dat het toch belangrijk is dat onderwijs gefinancierd met Vlaamse middelen ook voldoet aan de Vlaamse kwaliteitsnormen. Dat men nu via die commissie de eindtermen gaat vergelijken om te zien of er sprake is van evenwaardigheid, is dus toch al een goede stap. We zullen dat verder mee opvolgen en zien wat er uit die vergelijking komt en welke volgende stappen er dan verder nodig zijn.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik heb geen bijkomende vragen genoteerd, enkel steun voor dit initiatief.
De heer Laeremans heeft het woord.
We zullen dus inderdaad afwachten wat dit administratief onderzoek dan oplevert, maar in elk geval is de conclusie voor ons al jarenlang duidelijk: die subsidie moet worden gestopt. Wij willen die leerlingen best opvoeden en les laten volgen enzovoort, daar zijn die middelen terecht voor, maar wie betaalt, bepaalt, zoals de collega daarnet heeft gezegd. Wij vinden dat de huidige subsidiëring niet aan dat principe voldoet.
De vraag om uitleg is afgehandeld.