Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, jaarlijks worden er op het einde van het basisonderwijs toetsen afgenomen om na te gaan in welke mate de leerlingen de doelen bereiken. Zo kennen we de interdiocesane toetsen van het Katholieke Onderwijs Vlaanderen en de OVSG-toetsen, zoals het woord zelf zegt, de toetsen van de Onderwijsvereniging van Steden en Gemeenten. Dat zijn concrete voorbeelden daarvan in ons onderwijs. Die toetsen focussen zowel op kennis als op competenties van leerlingen en vormen op die manier zowel een hefboom voor onze onderwijskwaliteit alsook de spreekwoordelijke kanarie in de koolmijn. De voorbije jaren steeg het aantal deelnemende scholen dan ook volop. Collega’s, ik denk dat we alleen maar kunnen toejuichen dat scholen op een objectieve – want externe – manier hun eigen onderwijskwaliteit willen meten, niet alleen voor zichzelf maar ook om zich te positioneren ten aanzien van andere scholen in dezelfde koepel.
In het Vlaams regeerakkoord hebben we dan ook opgenomen dat er op het einde van de lagere school in alle scholen van Vlaanderen getoetst moet worden en dit om samen in te zetten op excellent onderwijs en dit via gevalideerde, gestandaardiseerde en genormeerde proeven – en elk onderdeel is belangrijk – om op die manier de kwaliteit van ons onderwijs op te volgen, van meer nabij op te volgen. PISA-proeven (Programme for International Student Assessment) zijn inderdaad interessant, maar die worden niet elk jaar afgenomen. Als we daar bij de 15-jarigen tekorten vaststellen, zitten we eigenlijk al heel ver. Toetsen op het einde van de lagere school kunnen veel meer en veel sneller info geven.
Naar aanleiding van de coronacrisis werd beslist dat scholen dit schooljaar zelf kunnen kiezen of ze gevalideerde proeven afnemen. We hadden namelijk al opgenomen in een decreet dat men dat vanaf vorig schooljaar moest doen, maar we hebben scholen nu in verschillende coronadecreten de kans gegeven daar zelf over te beslissen.
Wanneer we vandaag naar de cijfers van deelname kijken, zien we een duidelijke daling in het bereik van de scholen binnen het GO!, het onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap.
In 2020 bereikten we slechts 35 procent van de scholen, terwijl dit in 2019 nog 92 procent was. Dat is dus een heel grote daling. Daarbij zien we dat van de initieel bestelde OVSG-toetsen door stedelijke en gemeentelijke scholen, 87 procent de testen effectief hebben afgenomen. Dat betekent dat 13 procent van de initieel ingeschreven scholen de testen niet hebben afgenomen. Het verschil tussen scholen van het GO! en scholen van de OVSG en Katholiek Onderwijs Vlaanderen is dan ook groot. We stellen vast dat de scholen van de OVSG en Katholiek Onderwijs Vlaanderen die er toch voor gekozen hebben om die testen af te nemen, argumenteren dat die testen veel meer testen dan alleen maar de kennis, kunde en competenties op het einde van het zesde leerjaar lager onderwijs, maar eigenlijk betrekking hebben op de volledige lagereschoolopleiding. In het GO! zegt men dat men niet zo veel tijd in die toetsen wil steken.
In het antwoord op een vorige vraag in verband met de OVSG-toetsen in het basisonderwijs – dat was vraag nr. 645 – werd kort de onderbouwing van het negatieve advies op het uitvoeren van de testen toegevoegd. De scholen beargumenteerden onder andere dat ze wilden inzetten op een maximale onderwijstijd en dat de formatieve evaluaties voldoende waren om een beslissing te nemen. Ook zou het moeilijk zijn om het afnemen van de toetsen te organiseren en beslisten ze in te zetten op het welbevinden van de leerlingen.
Het verschil in deelname aan dergelijke toetsen tussen scholen van het GO! enerzijds en scholen van de OVSG en Katholiek Onderwijs Vlaanderen anderzijds is dan ook groot. Al deze scholen werden nochtans door dezelfde coronacrisis en -maatregelen getroffen en stonden voor dezelfde uitdagingen op het vlak van de onderwijstijd en het welbevinden van de leerlingen.
Bent u op de hoogte van de argumenten van de scholen voor het niet afnemen van de valide proeven op het einde van het jaar? Wat is uw reactie daarop?
Er werd door COVID-19 voorzien dat scholen zelf konden kiezen om al dan niet deel te nemen aan de proeven. COVID-19 houdt echter aan. Vindt u het aangewezen om dergelijke keuze ook voor het schooljaar 2020-2021 te voorzien?
Op welke manier kunnen we de objectieve impact meten van de leerachterstand naar aanleiding van de lockdown en het afstandsonderwijs?
Scholen zouden ook bij aanvang van het huidige schooljaar metingen hebben gedaan om na te gaan welke achterstand leerlingen zouden hebben. Hebt u zicht op die metingen?
Zijn er intussen stappen gezet om tot een gevalideerde proef voor heel Vlaanderen te komen?
Minister Weyts heeft het woord.
De afname van gevalideerde toetsen aan het eind van het gewoon lager onderwijs is een decretale verplichting sinds het schooljaar 2017-2018.
Vorig schooljaar hebben we naar aanleiding van de coronacrisis scholen de mogelijkheid geboden om ervoor te kiezen deze toetsing in juni 2020 niet te doen. De scholen hebben zelf een keuze gemaakt. Ze kennen de eigen situatie het best.
Het uitgangspunt daarbij was dat het na de lockdown bij de heropstart van de scholen van belang was om de beschikbare onderwijstijd te maximaliseren. Naast het tijdelijk schrappen van de verplichting om gevalideerde toetsen af te nemen, is er bijvoorbeeld ook beslist om geen peilingstoetsen af te nemen en om het internationaal vergelijkend onderzoek uit te stellen. Dat was opnieuw met de bedoeling om de resterende tijd maximaal te besteden aan onderwijstijd. U herinnert zich dat de scholen toen net opnieuw open waren en dat er nog weinig onderwijstijd overbleef.
Uit de cijfers die we van de onderwijskoepels voor de scholen van de OVSG en Katholiek Onderwijs Vlaanderen gekregen hebben, blijkt dat er inderdaad minder scholen aan de proeven hebben deelgenomen. Het cijfer voor het GO! dat u aangeeft, is vergelijkbaar met het cijfer dat Katholiek Onderwijs Vlaanderen ons bezorgd heeft over het percentage deelnames van de eigen scholen. Dat is ongeveer 32 procent.
Scholen van de OVSG hebben meer deelgenomen dan andere scholen. 98 procent van de OVSG-scholen bestelde initieel de OVSG-toets voor dit jaar. Uiteindelijk werd 12 procent van de initiële bestellingen geannuleerd. Dan blijft er nog altijd 86 procent over.
Over het waarom van dat verschil hebben noch ik, noch de koepels een bevraging gedaan. We kunnen er dus ook geen onderbouwde verklaring voor geven. Voor het GO! weten we dat er een advies was om niet deel te nemen aan de OVSG-toetsen. Het OVSG adviseert natuurlijk wel positief over een deelname. Voor het Katholiek Onderwijs was er ook een oproep om wel deel te nemen aan de interdiocesane proeven.
Voor dit schooljaar voorzien we de afwijkingsmogelijkheid niet. De situatie is ook anders. In alle pandemiescenario’s blijven de basisscholen dit schooljaar open en is er dus geen verlies aan onderwijstijd, waardoor het meest essentiële basisargument voor heel de operatie weg is.
Ook de peilingsproeven en het internationaal vergelijkend onderzoek zullen dit schooljaar plaatsvinden. We proberen opnieuw zo maximaal mogelijk de draad op te nemen en te leren leven met COVID-19 en naar school te gaan, ook in het gesternte van dat coronavirus. Het is volgens mij goed om dit jaar maximaal over te gaan tot de orde van de dag en dus ook de metingen met betrekking tot onderwijskwaliteit maximaal weer op te nemen.
Verder kan ik helaas nog geen diepgaande uitspraken doen omtrent de leerachterstand naar aanleiding van de coronalockdown, behalve de cijfers die u kent. Ik heb kennisgenomen van het onderzoek van Kristof De Witte. Dat onderzoek geeft een indicatie dat er leerachterstand is opgelopen, wat in de lijn van de verwachtingen ligt en van de percepties door scholen en ouders zelf, en in de lijn van centrale toetsen in ons omringende onderwijssystemen.
Bij mijn aantreden als minister van Onderwijs viel het me toch ook snel op dat we in Vlaanderen nu zeer weinig instrumenten hebben om leerwinst, leerprestaties en leerachterstand in kaart te brengen. Nu worden we daar ook mee geconfronteerd. Het is net daarom dat ik sterk wil inzetten op die gestandaardiseerde, genormeerde, gevalideerde net- en koepeloverstijgende proeven. Ik denk dat dat ook een goede diagnostische tool en goed instrument kan zijn voor de onderwijsverstrekkers. Ook als Vlaamse overheid krijgen we vooralsnog geen resultaten daarover. Bovendien maken de toetsen zoals die vandaag bestaan, het niet mogelijk om een vergelijking te maken voor alle Vlaamse leerlingen en scholen. Daarvoor zijn we, gek genoeg, aangewezen op buitenlandse onderzoeken en proeven, genre PISA en Progress in International Reading Literacy Study (PIRLS). Zelf hebben we die instrumenten niet. En voor die buitenlandse proeven moeten we trouwens ook heel veel geld betalen. Daarom stellen we voor om de bekende Vlaanderenbrede proeven te kunnen uitrollen. Dat is een belangrijk dossier voor mij. Daarom werd de oproep voor een nieuw universitair steunpunt dat de proeven moet ontwikkelen, al goedgekeurd op 10 juli. Voor het zomerreces heeft de Vlaamse Regering dus al een oproep gedaan. Het steunpunt gaat aan de slag van 2021 tot en met 2025. De gunningsprocedure is momenteel lopend. De werkzaamheden van het steunpunt moeten starten op 1 januari volgend jaar.
Er zijn natuurlijk nog wel wat ambitieuze uitdagingen, zoals het vermijden van het klassieke tegenargument ‘teaching to the test’, toetsfraude en rankings van scholen. Daarom heb ik ook de opdracht gegeven om een haalbaarheidsstudie uit te voeren, met drie luiken: een pedagogisch-psychometrisch luik, een organisatorisch luik en een juridisch-technisch luik. Dat is opgestart en zal begin volgend jaar afgerond worden. Er zullen verschillende mogelijke scenario’s ontwikkeld worden en de implicaties van elk van die scenario’s zullen in kaart worden gebracht. Op basis daarvan zullen we bekijken hoe we die toetsen in concreto zullen kunnen uitrollen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Bedankt, minister. Ik stel samen met u dat grote verschil vast. Wat ik raar vind, is dat het GO! actief advies heeft gegeven om niet deel te nemen. Als we horen zeggen dat elke school zelf beslist, afhankelijk van de lokale situatie, is het natuurlijk raar dat een koepel zelf oproept om dan niet deel te nemen. Als men zegt ‘neem niet deel, maar het is lokale autonomie’, dan moet je als school al sterk in je schoenen staan om toch deel te nemen.
En waarom betreur ik dat? Omdat, ten gevolge van corona en de lockdownmaatregelen die toen genomen zijn, de leerwinstdaling of de leervertraging nu veel moeilijker te meten zijn. Ik betreur dat dat gebeurd is.
Wat het inhoudelijke stuk betreft, lijkt het mij goed dat u verder werkt aan dat steunpunt dat werd opgericht. Het lijkt mij een zeer goede zaak om die toetsen wetenschappelijk te laten begeleiden, zodat we goede en betrouwbare toetsen hebben. Ik wil u wel heel expliciet de vraag stellen om niet enkel te toetsen op het niveau van de eindtermen. In het verleden waren er de peilingsproeven, die enkel toetsten op de eindtermen. U hebt verwezen naar PISA, dat zes niveaus heeft, waarbij niveau één en twee de basisgeletterdheid betreffen. Onze eindtermen zitten iets hoger. Maar het is ook belangrijk dat we op die hogere doelen toetsen, om op die manier onze scholen te enthousiasmeren, te triggeren, om niet enkel de eindtermen of de basisgeletterdheid te geven, maar ook erop in te zetten alle leerlingen zo ver mogelijk te brengen, en ook die leerlingen die extra uitdagingen nodig hebben extra doelen te laten bereiken. Dat lijkt me een belangrijk signaal om mee te geven aan het steunpunt.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Collega Daniëls, ik dank u voor de vraag. Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik noteer vooral de bereidheid bij veel scholen om de proeven die er nu al zijn ook af te nemen. Het steunpunt krijgt een heel belangrijke opdracht. Minister, u had het al over een aantal ambitieuze uitdagingen, waarbij een haalbaarheidsstudie wordt gepland, met een drietal poten. Ik had nog een andere uitdaging, die ik niet echt terugvond in die drie voorstellen, en dat is: hoe we scholen kunnen versterken in hun datageletterdheid. Want het is zeker niet de bedoeling van onze fractie om toetsen te gaan organiseren die dan uitmonden in rankings van scholen. Maar het is net de bedoeling om scholen te versterken en leerkrachten te leren hoe ze nog meer effect kunnen halen uit hun lessen en hoe ze kunnen leren wat de effecten zijn van wat ze doen op de klasvloer. Meten is weten, maar dan moet je ook wel weten hoe je dat moet aanpakken.
Minister, hoe kunnen we leerkrachten, directeurs, scholen, sterker maken op het vlak van datageletterdheid? Neemt u dat ook mee in uw plannen rond de gevalideerde proef? Ik dank u.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik kijk natuurlijk uit naar de bevindingen en suggesties van het steunpunt. Ik neem alle suggesties mee, ook het aspect met betrekking tot datageletterdheid – ik zal er niet te veel op vooruitlopen. Het is inderdaad belangrijk dat wij de scholen kunnen begeleiden bij de interpretatie van die cijfers, wat die cijfers betekenen en hoe ze zich op grond van de resultaten van die proeven kwalitatief kunnen vergelijken met vergelijkbare scholen, en wat dat betekent voor bepaalde competenties waarin ze het beter of minder doen dan andere vergelijkbare scholen. Ik kijk er echt naar uit. Dit is een van de meest ambitieuze projecten van de regering wat het onderwijs betreft.
In het voorjaar van 2021 zullen we wellicht al iets meer antwoorden hebben.
De heer Daniëls heeft het woord.
Het voorjaar van 2021 is niet meer zo veraf. Ik ben blij dat u op dat vlak stevige stappen hebt gezet. Dat wil ook zeggen dat daar hard zal moeten worden gewerkt.
Ik ga nog even in op de bedenking van mevrouw Vandromme, over de effectiviteit, de efficiëntie en het leren lezen van resultaten. Vorige week was er de zeer interessante hoorzitting over de lerarenopleiding. Een van de cruciale zaken daarbij was een vierde element, naast vakkennis, vakdidactiek en klasmanagement – dus twee keer ‘vak’ –, met name de effectiviteit van wat men doet. Dat gaat dan vooral over toetsen, maar ook over wat men bereikt: welke doelen bereikt men wel, welke niet?
Ik denk dat het op dat vlak ook belangrijk is aandacht te besteden aan de leesbaarheid van die toetsen. Bij de peilingsproeven kregen scholen die daaraan deelnamen, een zeer interessant rapport. Ik neem aan dat men bij het steunpunt hetzelfde doet om de leesbaarheid van de resultaten te verhogen. Daarbij blijf ik niet alleen pleiten voor eindtermen in basisgeletterdheid maar ook voor het blijvend toetsen van die voldoende ambitieuze doelen. Het kan zijn dat heel wat leerlingen die niet halen, maar het is wel belangrijk om het totaalniveau van het onderwijs sterk genoeg te houden en iedereen voldoende mee te trekken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.