Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Minister, de onderwijsinspectie stelde in juni haar jaarverslag, de Onderwijsspiegel 2020, voor. Tijdens de bespreking kwam ook de planlast bij leerkrachten aan bod. De inspecteur-generaal van de Vlaamse onderwijsinspectie, de heer Lieven Viaene, zei tijdens de commissievergadering van 2 juli dat de onderwijsinspectie u een voorstel van aanpak heeft bezorgd. Hij kondigde ook aan dat de inspectie samen met het onderwijsveld een traject zou willen afleggen om planlast aan te pakken. De inspectie wil samen met het onderwijsveld onderzoeken wat planlast is, waar die vandaan komt, wie de drijvers zijn en, belangrijker, hoe we dat fenomeen in de hand kunnen houden.
Dat traject zou uiteindelijk moeten uitmonden in een zelfevaluatie-instrument, waarmee scholen hun eigen beleid kunnen aftoetsen op het probleem van planlast. De onderwijsinspectie schreef daarover een voorstel van aanpak uit en overhandigde dat aan u, minister. Ik heb daarover de volgende vragen. Welke concrete maatregelen staan er in het voorstel van de onderwijsinspectie? Hoe kijkt u daarnaar? In de beleidsnota geeft u aan dat de onderwijsinspectie de opdracht heeft om bij de doorlichting van scholen de planlast mee te onderzoeken en uitspraken te doen over hoe die kan worden verminderd. Welke rol zal het zelfevaluatie-instrument daarin spelen? Is het de bedoeling dat scholen zichzelf beoordelen op planlast of blijft dat de taak van de inspectie? Hoe zal dit traject zich verhouden tot het meldpunt voor planlast? Kunt u een stand van zaken geven over dat meldpunt?
Minister Weyts heeft het woord.
De onderwijsinspectie heeft inderdaad een plan voorgelegd, op grond van vier sporen: informeren, sensibiliseren, inventariseren en rapporteren. Ik heb dat plan ook goedgekeurd. De onderwijsinspectie werkt verder aan dat viersporenmodel in de loop van dit schooljaar.
Het eerste spoor is informeren, waarbij men in cocreatie met stakeholders, dus de onderwijsvertrekkers, directeurs, leerkrachten en de overheid, een kader wil ontwikkelen dat een koppeling maakt tussen de kwaliteitsverwachtingen uit het gekende referentiekader voor onderwijskwaliteit (OK) en de daarbij horende minimale administratieve verplichtingen. Met dat te ontwikkelen kader krijgen de scholen zowel duidelijkheid over wat noodzakelijk is om te voldoen aan de kwaliteitsverwachtingen uit het OK en aan de onderwijsregelgeving, als over wat niet zo noodzakelijk is.
Voor het tweede spoor, sensibiliseren, wil de inspectie een kritische reflex bij de schoolteams stimuleren voor onnodige planlast en overdreven verantwoordingsdruk via een planlastcalculator. Dat is een soort zelfevaluatie-instrument, waar u het ook over had in uw vraagstelling. Via die te ontwikkelen tool krijgen scholen de kans om een soort eigen planlastcoëfficiënt te meten. Zo krijgen het schoolbeleid en het schoolteam een duidelijke indicatie van onnodige planlast of overdreven verantwoordingsdruk.
Een derde spoor is inventariseren, waarbij men een planlastradar wil ontwikkelen. Op grond van de gewone doorlichtingen wil de inspectie ook signalen capteren van doorgedreven planlast, door indicatoren uit haar bestaande instrumentarium te gebruiken.
Indien die indicatoren oplichten, kan het doorlichtingsteam de regeldruk onder de aandacht brengen van het schoolteam, de oorzaken bekijken en samen met het schoolteam zoeken naar concrete oplossingen om die planlast te verminderen. Hierbij kan ze haar rol opnemen als een soort van planlastinspectie.
Tot slot zal de onderwijsinspectie ook rapporteren door mij en mijn medewerkers periodiek te informeren over veelvoorkomende planlastveroorzakers, vanuit de planlastcalculator en de planlastradar. Naast de vaststellingen zal de analyse waar mogelijk beleidsaanbevelingen bevatten.
Het meldpunt voor planlast en irriterende regeldruk heb ik daarom formeel nog niet opgericht. Ik wil eerst bekijken wat die werkzaamheden concreet opleveren.
Er is formeel gezien eigenlijk nog altijd een e-mailadres, planlast@ond.vlaanderen.be, waar individuele burgers meldingen kunnen doen. Dat e-mailadres is nog steeds actief, maar de laatste e-mail dateert van oktober 2019. Het bruikbare deel van planlastmeldingen was beperkt. Een aanzienlijk deel van de meldingen had betrekking op vormen van planlast waarover wij geen bevoegdheid hebben. Een ander deel ging over zaken die de ene wel en de andere niet als planlast zou beschouwen. Aangezien er niet veel kon worden gedaan met die klachten, werkt dat frustrerend en zelfs contraproductief voor de indieners.
Op grond van de rapportering en het viersporenmodel van de onderwijsinspectie dat ik u net heb beschreven, zullen we bepalen of een meldpunt zinvol is. In elk geval zijn de werkzaamheden van de onderwijsinspectie in het kader van planlast zeer bruikbaar voor heel het onderwijsveld.
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Minister, ik vind dit op de Dag van de Leraar enorm fijn en bijzonder goed nieuws. Het is geen geheim dat dit voor mij een stokpaardje is en dat ik het enorm belangrijk vind dat de planlast wordt verminderd.
We hadden het tijdens de vorige commissie nog over dit thema. Toen zei een collega: ‘Veel woorden, weinig daden.’ Wel, ik ben heel tevreden dat er concrete stappen worden gezet met dit viersporenplan. Ik hoop dat het heel snel in werking kan treden.
Ik heb nog een bijkomende vraag, over iets dat me niet helemaal duidelijk is. U zou ook de juridisering aanpakken. Maakt dat deel uit van dit plan of is dat nog iets aparts?
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, ik heb een zijdelingse vraag bij deze vraag. Deze vraag gaat over planlast, maar we hebben ook de planlast die scholen ervaren in functie van de inspectie. Ik heb de twee onderwerpen even samengebracht. Ik heb een gefrustreerde mail binnengekregen van een school die nu, in tijden van corona, inspectie krijgt en zucht dat ze die erbij moeten nemen. Ik weet dat de inspectie een aangepaste, kortere doorlichting doet. Afhankelijk van het pandemieniveau zal die zelfs online gebeuren. We weten natuurlijk dat, als er een inspectie komt, scholen wat zenuwachtiger zijn en alles toch nog in orde willen maken. Dat brengt toch een heleboel stress met zich mee.
Ik weet dat we de kwaliteit van het onderwijs belangrijk vinden, ook in tijden van corona, en ik wil er zeker niet voor pleiten geen inspecties meer te doen. Maar ik zou u toch willen vragen, minister, om de inspectie te vragen of ze op een of andere manier hun communicatie met de scholen wat geruststellender kunnen brengen. Kunnen ze de scholen duidelijk maken dat de inspectie beperkt en kort is, dat ze niet van alles moeten doen, dat we er ons van bewust zijn dat de coronaperiode heel veel van onze directies en leerkrachten vergt en dat we hen zeker niet nog eens willen overbelasten met een inspectie die hun toch wat stress bezorgt?
Minister, kunt u vragen of ze duidelijk willen communiceren dat de inspectie toch op een andere manier gebeurt dan andere jaren? Ik dank u.
Minister Weyts heeft het woord.
Wat dat laatste betreft, is het duidelijk dat de inspectie zich moet hoeden om extra last, extra druk te leggen op de scholen die vandaag wel wat anders voor de boeg hebben dan zich volledig te schikken naar de richtlijnen van de Onderwijsinspectie. Ik denk dat de afgelopen maanden heel wat onderwijsinspecteurs zich zeer coöperatief en bereidwillig hebben getoond om de scholen net bij te staan wanneer het gaat over risicoanalyses en andere dienstverlening die zij hebben gepresteerd ten bate van de scholen. Dat was een zeer goede, coöperatieve attitude.
Coaching en bijstand verlenen blijft belangrijk maar natuurlijk kunnen we ook niet volledig voorbijgaan aan de onderwijskwaliteit en de inspectie daarvan. Dat blijft een essentiële taak, we kunnen dat niet volledig opzijschuiven. Het is een beetje zoals ik, ook op andere vlakken, een voorstander ben geworden van Agalev, anders gaan leven. We moeten hetzelfde doen maar gewoon op een andere manier. We moeten anders gaan leven, anders gaan sporten, zaken anders gaan organiseren.
Er is ook gevraagd naar de juridisering maar dat zie ik nog als een apart spoor. Juridisering zal misschien nog opduiken als een soort planlast maar ik beschouw het nog altijd als een apart spoor omdat het misschien meer dan ooit vervat zit in de regelgeving die we zelf hebben uitgevaardigd.
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Ik vind dit een heel belangrijk thema, ik zal het verder opvolgen en ik hoop dat er verdere voortgang wordt gemaakt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.