Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Met de wet van 15 mei 2012 werd het vanaf 1 januari 2013 mogelijk om een tijdelijk huisverbod op te leggen in geval van huiselijk geweld. Dat was toen toch wel een grote vernieuwing. Het schenden van zo’n opgelegd huisverbod is strafbaar. Er werden bij wet van 5 mei 2019 een aantal wijzigingen doorgevoerd. Zo werd er onder meer voorzien dat de procureur des Konings zijn beslissing tot tijdelijk huisverbod onverwijld meedeelt aan de bevoegde dienst van de gemeenschappen, opdat die de uithuisgeplaatste zou bijstaan en opvolgen tijdens het tijdelijk huisverbod. Die bepaling is vanzelfsprekend cruciaal, want die maakt het ook effectief mogelijk om een integraal hulpverleningsaanbod te ontwikkelen en aan opvolging te doen.
Vanaf dit jaar worden niet alleen de slachtoffers die te maken krijgen met intrafamiliaal geweld, maar ook de daders die een tijdelijk huisverbod opgelegd krijgen, opgevolgd door de justitiehuizen. Op die manier wordt er een meer contextgerichte aanpak nagestreefd. Het is de bedoeling dat de justitieassistent de betrokkenen maximaal toeleidt naar de nodige hulp- en dienstverlening. Dikwijls wordt intrafamiliaal geweld immers veroorzaakt door of houdt het verband met alcohol, drugs, schulden, psychologische problemen enzovoort. Het is enkel als die problematieken worden aangepakt en opgelost, dat een gezinssituatie weer kan stabiliseren. Een tijdelijk huisverbod zonder hulpverlening is absoluut niet afdoende om herval of ergere feiten uit te sluiten.
Bij de begeleiding is het bovendien uitermate belangrijk dat er aan de betrokken kinderen wordt gedacht. Het is met andere woorden essentieel dat de Kindreflex wordt toegepast.
In antwoord op mijn vraag om uitleg van 4 februari van dit jaar aan de minister bevoegd voor Justitie over de begeleiding en doorverwijzing van daders van huiselijk geweld, antwoordde minister Demir dat elk justitiehuis lokaal én per regio een passend handelingsplan zal uitwerken in overleg met de reguliere partners uit de hulp- en dienstverlening, de coördinatoren ketenaanpak en de Family Justice Centers (FJC).
Minister, op welke manier gebeurt de samenwerking tussen de hulpverleningssector en de justitiehuizen op het vlak van de opvolging van daders van huiselijk geweld?
Hoe wordt er vanuit het beleidsdomein Welzijn ingezet op de problematiek van huiselijk geweld en meer bepaald op de begeleiding van daders en hoe kan dit nog worden versterkt?
Hebt u zicht op de stand van zaken voor de uitwerking van de verschillende lokale en regionale handelingsplannen tussen de justitiehuizen en de partners uit de hulp- en dienstverlening?
Minister Beke heeft het woord.
Collega, samenwerking en netwerking tussen de justitiehuizen en de hulp- en dienstverlening is van cruciaal belang bij situaties van huiselijk geweld. Het is de taak van de coördinerende justitieassistent om tijdens het mandaat de betrokkenen, zowel plegers als slachtoffers, indien aangewezen, toe te leiden naar het reguliere aanbod van hulp- en dienstverlening.
Eventueel kan de justitieassistent het dossier ook aanmelden bij de ketenaanpak of samenwerken met de Family Justice Centers. Tijdens deze periode van maximaal 3,5 maanden blijft de justitieassistent contact houden met de uithuisgeplaatsten en de thuisblijvers en rapporteert hij op regelmatige wijze aan de rechter over de stand van zaken in het dossier.
Omdat de samenwerking tussen het justitiehuis en de hulp- en dienstverlening in elke regio anders verloopt, dient een regionaal handelingsplan te worden opgesteld waarin de samenwerkingsafspraken worden geconcretiseerd.
1712 en de Centra Algemeen Welzijnswerk (CAW’s) nemen een prominente rol op in de aanpak van huiselijk geweld. Zij hebben een aanbod voor iedereen die betrokken is bij dit geweld, ook voor de daders. Binnen de hulpverlening vertrekt men vanuit de visie van partnergeweld als dynamiek binnen een partnerrelatie die gekenmerkt wordt door communicatie- en rolpatronen waarbij beide partners een aandeel hebben in het samenspel van geweld. Er wordt niet gepolariseerd tussen dader en slachtoffer, maar gezocht naar een herstelgericht hulpverleningsaanbod dat beiden aanspreekt en motiveert met voor beiden erkenning van het probleem waarmee geworsteld wordt.
Het beëindigen van de relatie kan een wens zijn van de betrokkenen, maar meestal willen de partners dat het geweld stopt en niet dat de relatie stopt. Inzetten op ondersteuning om de onderlinge relaties opnieuw veilig en betrouwbaar te maken, het bespreken van duidelijke voorwaarden om het geweld te doen stoppen zonder het gezin uit elkaar te halen, is dan de meest aangewezen interventie.
Hulpverlening aan betrokkenen van partnergeweld vergt een gedifferentieerd aanbod dat vertrekt vanuit het uitgangspunt van de minst ingrijpende zorg. Gezien de complexiteit van partnergeweld beantwoorden de CAW’s deze problematiek met een gedifferentieerd hulpaanbod. Minst ingrijpend wil natuurlijk niet zeggen dat er in gevallen van acuut geweld en zware situaties niet ook snel en zeer ingrijpend ingegrepen moet worden, niet enkel door de politie, maar ook door de hulpverleners.
Het aanbod van het CAW beslaat een continuüm van minder tot zeer ingrijpende hulp. Aan de ene kant van het spectrum is er 1712, de telefonische hulplijn die de CAW’s in samenwerking met de vertrouwenscentra kindermishandeling bemannen voor iedereen met vragen over geweld, misbruik en kindermishandeling. Daar kan iedereen terecht voor informatie en advies maar ook voor hulp en gerichte doorverwijzing. Aan de andere kant bevindt zich het vluchthuis waar vrouwen en kinderen terechtkunnen, die ten gevolge van familiaal geweld nood hebben aan een geheim adres en een veilige plek.
Bij het behandelen van hulpvragen gerelateerd aan partnergeweld is het belangrijk om de tijd te nemen om de context in beeld te krijgen in functie van het zoeken naar de meest passende hulp voor het hele systeem. De CAW’s hanteren een motiverende aanpak wegens de wisselende hulpvraag bij situaties van partnergeweld.
Wanneer er kinderen betrokken zijn in deze situaties, hebben de CAW’s extra aandacht voor de impact op hen en voor hun veiligheid; dit kadert in de Kindreflex. Bij het zoeken naar een gepast hulpaanbod houden de CAW’s maximaal rekening met het belang van de ouder-kindrelatie en de stabiliteit van de omgeving voor kinderen.
Als de conflicten te hoog oplopen en er nood is aan een time-out, maken de CAW’s gebruik van het crisisnetwerk.
In situaties waarin blijvend gevreesd wordt voor de veiligheid van een van de cliënten of zijn omgeving, doen de CAW’s een indicatiestelling van het meest gepaste hulpaanbod via het screeningsinstrument risicotaxatie. In zeer ernstige situaties schakelen de CAW’s ook de politie in of doen ze een melding aan het parket. En omgekeerd worden ook aangiftes van partnergeweld bij de politie doorverwezen zodat de CAW’s een ondersteunend en hulpverlenend traject kunnen opzetten. Op basis van de gegevens die de politie aan de CAW’s bezorgt, nemen de CAW’s proactief contact op met de cliënt.
Concreet zetten de CAW’s dus in op het stopzetten van het intrafamiliaal geweld binnen een conflictueuze gezinscontext. De geboden hulp wordt gecombineerd met aanklampende nazorg.
De CAW’s installeren veiligheid door het stoppen van het geweld. Er wordt gewerkt rond het relationeel conflict, interactionele patronen en ondersteuning bij de emotionele verwerking.
De CAW’s geven inzicht in de geweldsspiraal, basisinzicht in risicofactoren, mechanismen en gevolgen van gewelddadig gedrag en helpen bij het verwerken van geweld met specifieke aandacht voor kinderen.
De CAW’s ondersteunen en stimuleren dat de cliënten hun rol als ouder kunnen blijven opnemen en bekijken hoe het herstel van het individu en gezin kan verlopen. Indien de veiligheid in de eigen context niet gegarandeerd is, bieden de CAW’s een tijdelijke opvang aan in een beveiligde context of op een geheim adres, een vluchthuis, en in een gestructureerde omgeving met een huisreglement, het aanbieden van structuur en het maken van duidelijke afspraken.
De CAW’s bespreken de aanpak van een eventuele hercontactname met de partners en bekijken of een hulpverleningstraject met de gewelddadige partner opgezet kan worden. Ze exploreren, ondersteunen en activeren het cliëntsysteem in het verwerven van de basisrechten en realiseren deze ook effectief.
Er zijn uitzonderlijke situaties waar deze aanpak uitzichtloos en niet werkbaar is. Hiervoor wordt de ketenaanpak uitgewerkt.
In het kader van de daderhulp zijn er momenteel de alternatieve gerechtelijke maatregelen waar de CAW’s een gedragstrainings- en vaardigheidstrainingsaanbod hebben voor daders van familiaal geweld om hen op een aanvaardbare manier te leren omgaan met hun agressie.
Waar een therapeutische behandeling nodig is, kunnen cliënten ook worden doorverwezen naar een Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg (CGG) of een zelfstandig hulpverlener.
Ik wijs ook graag op de in 2018 gelanceerde projectoproep betreffende herstelgerichte initiatieven die een aanbod bieden dat niet verstrekt wordt ter uitvoering van een beslissing van een gerechtelijke of administratieve overheid. Een van de geselecteerde projecten was dat van CAW Boom-Mechelen-Lier. Het project loopt nog tot eind 2020. De aanleiding van dit project was het feit dat er geen aangepaste hulpverlening was wanneer een tijdelijk huisverbod werd uitgesproken. In 2019 is CAW Boom-Mechelen-Lier gestart met de uitrol van dit aanbod. Dit project mikt op een kwaliteitsvol samenspel tussen het parket, het Family Justice Center (FJC), het justitiehuis, het CAW en de politie rond gezinnen die een tijdelijk huisverbod opgelegd kregen.
Het betreft een modulair herstelgericht aanbod voor plegers en slachtoffers van familiaal geweld. Zo wordt er bijvoorbeeld gewerkt met de methodieken van Emotionally Focused Therapy (EFT), een model dat daders en slachtoffers op een verbindende wijze benadert. Ook in andere CAW’s lopen gelijkaardige trajecten in samenwerking met de FJC’s.
Er lopen momenteel gesprekken binnen de Interministeriële Conferentie (IMC) Vrouwenrechten rond het opzetten van acties die de rechten van de vrouw op alle levensgebieden waarborgen. Familiaal geweld staat hierbij uiteraard mee op de agenda.
De partners uit de hulp- en dienstverlening zijn betrokken bij de opmaak van deze plannen. Uit navraag blijkt dat men in de verschillende regio’s aan de slag is gegaan met de uitwerking van deze plannen en dat dit nog lopende is. Voor meer concrete informatie hieromtrent verwijs ik naar mijn collega, minister Demir.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw heel uitvoerig antwoord. Intrafamiliaal geweld is een heel ernstige problematiek en heeft heel veel verschillende facetten, dat weten we allemaal. Binnen de verschillende facetten die daarbij betrokken zijn, moet er krachtdadig opgetreden worden. Ik heb het zowel over preventie als over politieoptreden, justitie, maar natuurlijk ook hulpverlening. Dat is vanzelfsprekend hulpverlening voor slachtoffers, partner, kinderen, maar ook hulpverlening voor de dader is daarvoor nodig – ik heb ernaar verwezen in mijn inleiding – omdat vaak een oorzaak te vinden is in achterliggende problematieken, en als die niet aangepakt worden, leidt dat tot niets.
Met de tijdelijke uithuiszetting werd een bijkomend middel gecreëerd om een gespannen situatie een stuk te laten afkoelen. Dit middel heeft echter nood aan meer bekendmaking. Ik heb recent een vraag gesteld aan minister Demir en daaruit blijkt dat de toepassing van het tijdelijk huisverbod veel verschilt qua regio en eigenlijk voornamelijk in de provincies Limburg en Antwerpen wordt toegepast. Ik heb minister Demir ook gevraagd om te zorgen voor verdere bekendmaking, want ik denk dat het een belangrijk middel is.
Wat de hulpverlening betreft, minister, hebt u gezegd dat er grote regionale verschillen zijn. Daarom is het ook wel belangrijk dat die plannen regionaal worden opgemaakt. Mijn bekommernis daarbij is vanzelfsprekend dat wie slachtoffer is van intrafamiliaal geweld, in elke regio op eenzelfde – niet noodzakelijk helemaal dezelfde – en gelijke hulp kan rekenen. Ik mag hopen dat die verschillende plannen daaraan ook tegemoet zullen komen.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Ik heb een aantal vragen. Collega Schryvers heeft het al gehad over het belang van de Kindreflex; die is ondertussen ook uitgerold bij de ziekenhuizen en bij de CAW’s. Mijn vraag is: hoe is dat verlopen? Op welke problemen is men eventueel gestoten en kan die Kindreflex ook een grotere rol spelen bij de politionele en bij de juridische diensten? Zal daar ook het nodige overleg zijn om dat effectief mogelijk te maken?
In uw beleidsnota staat dat u met minister Demir een samenwerkingsverband wilt aangaan om lokale besturen en jeugdhulppartners te ondersteunen. Wat is in de uitbouw van de ketenaanpak voor intrafamiliaal geweld de stand van zaken van die ondersteuning? Hoe kadert dat binnen de uitrol van de daderhulp?
Voor welke hulpverleners ziet u een grotere rol weggelegd in het ondersteunen van de justitieassistenten?
Tijdens de lockdown heeft onder andere 1712 de alarmbel geluid over het stijgende aantal meldingen. Kunnen we daar een correlatie zien met wat er ondertussen bij daderhulp gebeurd is? Is daar ook een stijgend aantal hulpverleningen te merken?
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Ik ga vragen stellen in de lijn van die van collega’s Schryvers en Parys. Mijn fractie heeft in het parlement al meermaals vragen gesteld over de aanpak van intrafamiliaal geweld en de opvolging van daders, aangezien deze problematiek uitermate belangrijk is.
In het antwoord op mijn schriftelijke vraag van begin mei stelde de Vlaamse minister van Justitie dat er een digitale opleiding rond het nieuwe mandaat tijdelijk huisverbod loopt, die verplicht is voor alle justitieassistenten die het mandaat moeten opnemen – collega Schryvers vermeldde het zojuist ook. Het is dan ook een initiatief dat enkel aan te moedigen valt.
De minister gaf daarnaast ook mee dat er samen met de Kindreflex volledig op maat van de justitiehuizen wordt gewerkt, en dat er volgend jaar ook opleidingen volgen voor alle justitieassistenten om hiermee aan de slag te gaan.
Minister, kunt u meedelen wat de huidige stand van zaken is inzake de uitrol van de Kindreflex in de justitiehuizen? Hoe evalueert u de huidige begeleiding van daders van huiselijk geweld in het kader van tijdelijk huisverbod?
Minister Beke heeft het woord.
Wat de regionale verschillen betreft, collega’s: die verschillen hebben te maken met de regionale verschillen tussen de verschillende actoren en contexten. Uiteraard heeft elke regio nood aan en recht op dezelfde kwaliteit van hulpverlening.
Collega Parys, u hebt een aantal heel concrete vragen gesteld die onder de bevoegdheid van minister Demir vallen. Ik stel voor dat ik die samen opneem en aan haar bezorg, zodat u daar een heel concreet antwoord op kunt krijgen.
Ook de uitrol van de Kindreflex in de justitiehuizen is de bevoegdheid van mijn collega Demir. Ik zal ook dit aan haar voorleggen.
Op dit ogenblik hebben we nog geen zicht op de cijfers inzake de daderhulp en de relatie tot de stijging van de oproepen naar 1712.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Het is goed dat binnen de justitiehuizen werk gemaakt wordt van een handelingsplan en dat dat wordt uitgewerkt samen met de verschillende actoren die betrokken zijn bij de hulp- en dienstverlening. Inderdaad verschilt het landschap regio per regio en is het logisch dat in functie daarvan die handelingsplannen afzonderlijk worden opgemaakt per regio. Maar het is natuurlijk essentieel dat iedereen die geconfronteerd wordt met intrafamiliaal geweld recht heeft op dezelfde hulpverlening. Ik kijk uit naar die verschillende plannen en zal daarover bijkomende vragen stellen, ook aan minister Demir. Dank u wel.
De vraag om uitleg is afgehandeld.