Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Ampe heeft het woord.
Voorzitter, minister, acht op de tien jeugdsporters hebben al te maken gehad met psychisch grensoverschrijdend gedrag. Dat blijkt uit cijfers van de Thomas Morehogeschool. Vijf op de tien werden al fysiek aangepakt en een op de vier jongeren gaf aan reeds seksueel belaagd te zijn door een trainer of andere sporter. Dat zijn angstwekkend hoge cijfers.
Mijn vraag is heel simpel: wat gaat u doen om dat op te lossen? Ik stel voor dat er alvast een attest van goed gedrag en zeden wordt ingevoerd. Dat is eigenlijk het minimum. De opleidingen kunnen beter. Ik weet dat er al aan gewerkt is, maar er is duidelijk nog een heel grote inspanning nodig. Ik hoop dat u zo snel mogelijk werk maakt van het plan, want die cijfers zijn gewoon veel te hoog.
Minister Weyts heeft het woord.
Deze cijfers zijn prima facie echt hoog. Maar we hadden die gelukkig niet nodig om in actie te schieten. Ik wil dit wel wat in perspectief plaatsen. We hebben in het verleden al andere onderzoeken gehad, veel hangt af van de vraagstelling.
De onderzoeker in kwestie erkende dat het om een gelegenheidssteekproef bij een zevenhonderdtal jonge sporters ging en dat het geen representatieve steekproef was. In deze problematiek is elk slachtoffer er natuurlijk een te veel.
Ik verwijs even naar andere onderzoeken. In 2014 wees een onderzoek, van dezelfde onderzoeker, uit dat 38 procent van de respondenten op z’n minst eenmalig psychisch, 11 procent fysiek en 14 procent seksueel grensoverschrijdend gedrag in de sport heeft ervaren. Het onderzoek Geweld, gemeten en geteld, in 2018, ging iets breder: het ging over de contexten van gezin, school en vrije tijd heen. Het leverde de volgende cijfers op: emotioneel geweld 69 procent bij jongens en 74 procent bij meisjes; fysiek geweld 59 procent bij jongens en 55 procent bij meisjes; seksueel grensoverschrijdend gedrag 16 procent bij jongens en 19 procent bij meisjes.
Het is altijd moeilijk om cijfers te duiden of te vergelijken. Daarbij rijst ook de vraag waarover de respondenten juist spreken. Want ieder van ons kan zich wel situaties inbeelden waarin iemand eens tegen hem verbaal uitgevaren is. Zeker is dat in de sport ook zo. Maar als ik dat dan vermeld in dergelijke enquête, ben ik dan een ‘slachtoffer’ van grensoverschrijdend gedrag? Niet elk gedrag dat dat label krijgt, heeft dezelfde ernst of gevolgen. We moeten er ons van bewust zijn dat grensoverschrijdend gedrag cognitief geassocieerd wordt met seksueel grensoverschrijdend gedrag. Laat ons vooral opletten dat het ene het andere niet ondersneeuwt. Dat is natuurlijk de allerbelangrijkste problematiek.
Dat er een hogere sensitiviteit en bewustwording is rond bepaalde topics, is goed, en ook dat we hierdoor bepaalde gedragingen in vraag moeten stellen. In deze evoluerende tijdsgeest zijn we beter in staat om die grenzen te durven benoemen, dat is al een belangrijke stap. En dan moet er ook kunnen en durven begrensd en gereageerd worden.
Vanuit het Vlaamse sportbeleid hebben we al goede stappen gezet. We zetten samen met de sector, samen met het Internationaal Centrum Ethiek in de Sport (ICES) en samen met de betrokken onderzoekers reeds jaren in op deze thematiek. Alle federaties hebben een aanspreekpunt integriteit en een integriteitsbeleid uitgewerkt, gaande van preventie tot tucht, net zoals we in andere beleidsdomeinen al stappen hebben gezet.
Recent nog richtte de Vlaamse Sportfederatie het Vlaams Sporttribunaal op, dat deze tuchtzaken vanaf 2021 overkoepelend voor de federaties kan afhandelen. We hebben dan een formeel en overkoepelend tuchtorgaan. We subsidiëren het ICES om de sportsector hierbij te ondersteunen. De extra middelen die het ICES de voorbije jaren specifiek voor integriteit kreeg, voorzie ik ook voor de toekomst. We hebben een extra budget toegekend boven op de reguliere 100.000 euro. Voor het ICES hebben we nu een extra jaarlijkse subsidie toegekend van 150.000 euro, specifiek voor de integriteit.
We hebben het beleid decretaal verankerd en afdwingbaar gesteld. Het aanstellen van een aanspreekpunt integriteit en het voeren van een integriteitsbeleid is vanaf volgend jaar een decretale subsidievoorwaarde voor de federaties. Dat zijn al twee belangrijke stappen voor volgend jaar.
Preventie is natuurlijk veel beter. Specifiek naar trainers zetten we in op opleiding en bijscholing. De Vlaamse Trainersschool heeft nu een aantal elementen rond integriteit in de opleiding en bijscholing van trainers geïntegreerd, met ook aandacht voor motiverend coachen en ethische dilemma’s. Mede op basis van dat recente onderzoek wil de Vlaamse Trainersschool dit nog verder uitwerken. Daarbij willen we ook nog meer trainers opleiden en bijscholen zodat we de signalen beter kunnen detecteren. Op dit ogenblik is ongeveer 45 procent van de actieve trainers gekwalificeerd, wat betekent dat ongeveer 55 procent nog niet via een opleiding de basisprincipes rond ethisch verantwoord sporten heeft meegekregen. Daarom wordt de basismodule van de opleidingen helemaal herwerkt om ze laagdrempeliger te maken, zodat meer niet-gekwalificeerde trainers instromen.
Naast de trainer zijn er ook rond sportclubbestuurders of ouders nog belangrijke stappen te zetten, waar dan andere partnerorganisaties rond werken zoals Dynamo of het ICES.
Het beleid en het engagement bij federaties, clubs en trainers is er zeker. Het komt er de komende jaren op aan om dit beleid nog te versterken en nog verder te laten doorsijpelen tot op het sportveld en tot in de clubs. De vereiste om te werken op sportclubniveau is in het decretaal kader alvast verankerd en versterkt ten opzichte van het doelstellingenkader van 2018.
Het ICES maakte reeds werk van een aantal ondersteunende tools om het integriteitsbeleid tot op het niveau van de clubs te vertalen. Het werk van het ICES, dat ook als caseondersteuner optreedt, wordt sterk gewaardeerd binnen de sector. We hebben dus een stevige basis waarop we voortwerken. In het najaar wordt er een campagne vanuit de hulplijn 1712 gestart richting Cultuur en Sport, om de problematiek en de hulplijn ook in deze sectoren meer onder de aandacht te brengen. Dat was voor het voorjaar voorzien maar is door corona uitgesteld. Ook hier is er een boodschap naar de omstaanders om niet weg te kijken bij geweldsituaties. Ook dat is essentieel. In hoofde van ouders en toeschouwers geven we het signaal dat we dat niet aanvaarden.
Ik kijk ook uit naar het actieplan tegen seksueel geweld van collega Demir, waar ik actief wil aan meewerken. Over de grenzen heen van dit beleidsdomein maken we daar werk van.
Mevrouw Ampe heeft het woord.
Minister, de cijfers zijn hoog. Ik vraag om ze niet te minimaliseren. Er zijn verschillende cijfers. De waarheid over het juiste cijfer zal ergens tussenin liggen. Dat blijft nog altijd erg hoog. Ik ben blij dat u met een integriteitsplan bezig bent. Maakt het attest voor goed gedrag en zeden daar deel van uit? Dat zou ik heel graag willen weten.
U spreekt over een tuchtcommissie, zeer goed, maar op welke datum wordt die geïnstalleerd?
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik zal niet alle cijfers herhalen. 82 procent psychisch geweld is zeer veel. 25 procent seksueel grensoverschrijdend gedrag is zeer veel. Dan komt u met andere onderzoeken en minimaliseert u toch de cijfers. U spreekt over 38 procent, over 58 procent. Als de cijfers 1, 2 en 3 procent zouden zijn, zouden we kunnen zeggen dat het goed is, maar dit is allemaal zeer slecht. Dit toont aan dat niets werkt dat in het verleden is ingesteld. Het is voor ons gewoon wachten tot de onderzoeken dezelfde cijfers opleveren.
Dat maakt mij toch een beetje moedeloos. Telkens als het over dit thema gaat, over racisme of grensoverschrijdend gedrag, komen er cijfers die tonen dat het allemaal niet zo erg is. We geven geld aan het ICES waardoor het veel beter zal gaan. Ook de oprichting van een Vlaams Sporttribunaal is goed, dat is een van de vele dingen die kunnen werken, maar een kind moet daar ook nog durven naartoe te gaan om tegen een ouder of een trainer in te gaan. Ik raad iedereen aan om de documentaire over de Amerikaanse turnsters te bekijken, hoe kinderen en jongvolwassenen daar echt angstig waren om met hun klachten naar buiten te komen.
Wat u zei, minister, is dat we de omstaanders moeten sensibiliseren om durven in te grijpen. Dat vind ik een van de belangrijkste zaken.
Wat ik nog belangrijker vind, is dat in de zomer van 2017 een bijzondere commissie in het leven werd geroepen rond grensoverschrijdend gedrag in de sport. Maar door #MeToo heeft men dat moeten uitbreiden naar alle andere categorieën, waardoor sport een beetje in een hoekje gedrumd is en die commissie niet veel heeft opgeleverd. Had ze veel opgeleverd, dan waren er al veel aanbevelingen gevolgd en dan zaten we hier vandaag wellicht niet met dergelijke slechte cijfers.
Ik heb twee vragen, minister. Hoe verklaart u het gebrek aan effect van de genomen maatregelen na afloop van de Commissie Grensoverschrijdend Gedrag in de vorige legislatuur? Hoe staat u tegenover de heropening van die bijzondere commissie rond grensoverschrijdend gedrag in de sport? Met dergelijk hoge cijfers lijkt het mij evident om kort op de bal te spelen met onze commissie hier en te kijken of alle aanbevelingen nauwgezet zijn gevolgd en of de cijfers beter worden.
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Minister, elk slachtoffer is er een te veel. Het lijkt een no-brainer, maar ik ben ervan overtuigd dat dit uitspreken en herhalen het taboe doorbreekt. Dat is een van de zaken die we gewoon moeten doen.
We kunnen streven naar lage cijfers, maar dat mag niet ons doel zijn, toch niet als de lage cijfers zoals we voordien misschien hadden, betekenen dat slachtoffers zich niet durven uit te spreken. We hebben nu hoge cijfers, maar ergens is dat goed: dat betekent dat de slachtoffers durven spreken over wat hen overkomt en wat niet oké is. Er zijn in de vorige legislatuur enorm veel stappen gezet. Ik denk dat sport een sterke voorloper is inzake het brede probleem dat dit grensoverschrijdend gedrag is.
Collega Muyters was op dat vlak een grote trekker, dat kunnen we wel allemaal erkennen. De maatregelen hebben het misbruik nog niet uit de sport gehaald, kunnen we ook erkennen. Dat is gewoon zo. Het heeft heel veel wel gedaan. Het heeft ervoor gezorgd dat slachtoffers horen dat wat hen overkomen is, niet oké is. Dat is ongelooflijk. We moeten dat blijven herhalen, overal, niet alleen in de sport.
Slachtoffers worden aangemoedigd om het te melden: ongelooflijk essentieel. Als die melding binnenkomt – en dit raakt mij persoonlijk heel erg – moet die ‘fucking’ worden opgevolgd. Dat is echt belangrijk.
Nu, sport staat hierin veel verder dan andere domeinen. Is een bewijs van goed gedrag en zeden aangewezen? Is dat waar we naartoe willen? Dat is slechts een momentopname. Wie gaan we vragen om dat voor te leggen? Gaan we ons beperken tot mensen die rechtstreeks betrokken zijn bij de sporters, de sportleraars? Of gaan we verder naar het kantinepersoneel? Of nog verder naar het publiek en de andere sporters? Het is niet de ideale manier om ervoor te zorgen dat dit verder wordt aangepakt. Wat ik wel een goede manier vind, is verder inzetten op sensibilisering. Minister, u haalde aan dat 45 procent van de sportleraars de kwalificatie al heeft en die extra opleiding krijgt. Hebt u een timing om te zorgen dat de rest van de sportleraars ook die opleiding krijgt zodat zij de gevoeligheden begrijpen, zodat ze alert zijn voor de signalen en ze kunnen oppikken, bij voorkeur voor de feiten zich voordoen, en als het niet anders kan, wanneer er al een slachtoffer viel?
De heer Annouri heeft het woord.
Voorzitter, dit dossier kwam in de vorige legislatuur al heel vaak aan bod, heel terecht. In de sportwereld zijn er logischerwijs dezelfde problemen als in de hele maatschappij. Er is seksueel en psychisch grensoverschrijdend gedrag dat we absoluut moeten aanpakken. Er is veel meer maatschappelijke gevoeligheid ontstaan in de afgelopen jaren. Dat is een goede zaak.
Ik ben het eens met collega Perdaens dat lage cijfers niet per se een goede zaak zijn. Ik herinner me collega Muyters dat we in 2016 de discussie hebben gevoerd en dat er toen heel lage cijfers waren. Achteraf bleek dat mensen niet goed wisten hoe ze klacht moesten indienen. Als mensen dat nu wel durven zeggen, is dat een heel positieve zaak.
Minister, ik ben het volledig met u eens dat er moet worden ingezet op het ‘by-standereffect’ of de omstaanders. Als mensen zien dat er iets gebeurt dat niet door de beugel kan, moeten ze het kunnen identificeren: ‘Dit hoort niet, dit kan niet, dit is niet normaal.’. En twee, ze hebben de mogelijkheid om er iets over te zeggen. Heel veel van die zaken gebeuren onder het oog van omstaanders die niet durven of niet weten in te grijpen. Het bespreekbaar maken en het taboe doorbreken is van cruciaal belang. Vaak is er schaamte, zich niet willen richten tegen de eigen club. Door het niet te durven zeggen, blijft het sluimeren.
We hebben er al heel veel discussies over gehad, ook met collega Muyters, over het bewijs van goed gedrag en zeden. Elke drempel die we opgooien, houdt mensen met slechte bedoelingen tegen. Van experten weten we trouwens dat er rond seksueel grensoverschrijdend gedrag een steppingstonetheorie bestaat: het gaat over mensen die geen voorgeschiedenis hebben, maar als de kans zich voordoet, plegen ze seksueel overschrijdend gedrag. Dat kan men natuurlijk niet voorkomen met zo’n bewijs van goed gedrag en zeden. Toch zie ik het nut er van in om dat te doen.
Minister, u hebt stappen genomen die in gang zijn gezet in de vorige legislatuur. Mij lijkt het belangrijk dat er een bevraging komt, ergens midden of eind volgend jaar. We moeten heel breed in de sportwereld van Vlaanderen, alle jeugdsportspelers, amateurs en professionelen, vragen of ze weten waarnaartoe als er iets zou gebeuren. Op welke manier worden zij ondersteund op het vlak van psychisch en seksueel welzijn? Kunnen ze een foto maken of een situatieschets? Zijn de stappen die de afgelopen jaren gezet zijn en nu ook door u voldoende? Hoe worden die geëvalueerd? We kunnen in deze commissie heel veel spreken over wat er moet gebeuren, ik ben wel benieuwd naar het effect. Is het een optie om een bevraging te doen, een foto te maken, over het brede sportterrein in Vlaanderen om de effecten te kennen naar de sporters?
Minister Weyts heeft het woord.
Het gevaar is natuurlijk altijd dat, als men een nuance maakt, men beschuldigd wordt van minimaliseren. Voor de accuraatheid van de discussie is het altijd nodig ... Ik vrees in dezen een contaminatie van begrippen waardoor de belangrijkste problemen ondergesneeuwd dreigen te geraken. Het cijfer is 8 op 10. In relatie tot grensoverschrijdend gedrag wordt er al direct gepraat over #MeToo.
Nu, alstublieft, laat ons ervoor zorgen dat we niet alles op een hoopje gooien, want dan gaan we de meest belangrijke problematiek, het grensoverschrijdend seksueel gedrag, volledig laten ondersneeuwen in een grote berg van andere elementen en gedragsproblemen die van een totaal andere orde zijn. Dat is mijn bezorgdheid.
Het tuchtorgaan is voor begin volgend jaar. In januari 2021 gaat het van start.
Voor de timing van de opleiding van trainers zitten de onderzoekers samen met de Vlaamse Trainersschool om te kijken hoe men die 55 procent zo snel mogelijk kan bereiken op het vlak van integriteit.
Er werd gevraagd naar een uittreksel uit het strafregister. In de vorige regeerperiode is een bijzondere parlementaire commissie opgericht. Het werd al door verschillende sprekers beaamd: sport heeft zich gemanifesteerd als voorloper in deze problematiek. Er zijn heel concrete aanbevelingen gedaan en omgezet door mijn voorganger. Er was een discussie over het verplicht maken van het uittreksel van het strafregister en de extra administratieve belasting van de sportclubs. Daarom is in de resolutie van die parlementaire commissie opgenomen dat een uittreksel verplicht zou zijn voor werknemers en zelfstandigen die een verantwoordelijkheid dragen voor minderjarigen. Daartoe moet een beleidsdomeinoverschrijdend decretaal initiatief worden genomen.
Tot slot werd de vraag gesteld naar een nieuwe commissie. Die discussie is ook al gevoerd in het Bureau van het Vlaams Parlement. De conclusie van het Bureau was om geen werk te maken van een nieuwe aparte commissie, maar wel de thematiek aan bod te laten komen in de diverse commissies, zoals ook nu al gebeurt.
Mevrouw Ampe heeft het woord.
Ik blijf erop aandringen om de cijfers echt naar waarde te schatten.
Ik ben blij dat er een integriteitsplan komt, dat de tuchtcommissie er komt, maar ik vind het een minimum om een attest van goed gedrag en zeden te vragen.
Ik zou aan de sportclubs aanraden om eens te gaan kijken wat bijvoorbeeld een voetbalclub zoals Anderlecht doet op provinciaal niveau. Ze geven aan alle ouders en trainers een cursus met richtlijnen over hoe men zich moet gedragen. Het gaat erom dat ouders niet staan te roepen langs het terrein. Ik heb als voetbalmama toch al langs redelijk wat terreinen gestaan in Brussel en in Vlaanderen. Er zijn toch wel wat verschillen tussen de provinciale voetbalclubs. Het zou wel helpen als ze van elkaar leren en de goede praktijken van elkaar overnemen. Dit is gewoon een tip. Ik zie dat er in het provinciale voetbal, bij Anderlecht bijvoorbeeld, bij de ouders heel veel rust en kalmte is en absoluut geen agressie. Dat kan men verwezenlijken met duidelijke richtlijnen. Dat hoeft niet in een wet te staan, dat zijn zaken die de sportclubs van elkaar kunnen leren.
Minister, kunt u dit meenemen? Het attest van goed gedrag en zeden is een minimum.
De vraag om uitleg is afgehandeld.