Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Bex heeft het woord.
De KU Leuven neemt met ingang van volgend academiejaar nieuwe maatregelen om de studieduurverlenging tegen te gaan. De universiteit stelt vast dat steeds meer studenten meer dan de voorziene drie jaar nodig hebben om hun bachelordiploma te halen, dat slechts 12 procent van de eerstejaarsstudenten in eerste zit slaagt voor alle vakken en dat dit na de tweede examenkans 29 procent is. Ook in uw beleidsnota hebt u reeds aangekondigd dat u wou inzetten op studie-efficiëntie.
De KU Leuven gaat een systeem invoeren waarbij studenten drie mijlpalen kunnen behalen tijdens de opleiding. Een eerste bij het behalen van alle eerstejaarsvakken, de tweede en derde respectievelijk bij het bachelor- en masterdiploma. De focus van de nieuwe maatregelen ligt op de eerste mijlpaal. Studenten zullen alle eerstejaarsvakken binnen de twee jaar moeten afronden. Indien dat niet lukt, worden ze uitgesloten van de opleiding.
Daarnaast zal de KU Leuven ook haar deliberatiesysteem hervormen. In het eerste jaar zullen studenten niet meer de mogelijkheid hebben tot zelfdeliberatie. De universiteit zal in het eerste academiejaar voortaan zelf de studenten delibereren. De deliberatievoorwaarden worden ook strenger. Een deliberatie kan enkel nog indien er een klein tekort is, indien een student aan alle examens deelnam en indien die gemiddeld minstens 50 procent van de punten behaalde. Na het behalen van de eerste mijlpaal blijft het systeem van zelfdeliberatie behouden.
De studentenraad van de KU Leuven is tevreden dat studenten aangemoedigd worden om hun opleiding sneller te voltooien. Tegelijkertijd is de studentenraad ook bezorgd over de extra druk die deze maatregel op eerstejaarsstudenten kan leggen.
De maatregelen lijken mij minder ver te gaan dan de maatregelen die u zelf hebt aangekondigd in uw beleidsnota, waarin u zei in te zetten op een snelle heroriëntatie en op de vereiste dat generatiestudenten in hun eerste jaar minstens de helft van de opgenomen studiepunten moeten behalen om opnieuw te kunnen inschrijven voor dezelfde opleiding, tenzij er sprake is van overmacht. Ze zouden het jaar enkel kunnen overdoen in dezelfde opleiding indien bindende voorwaarden zouden gelden inzake de evolutie van de studieresultaten.
Ik denk dat we die verstrenging van de studievoortgangsmaatregel kunnen toejuichen, dat dat een goede zaak is, gelet op de problemen die zich stellen. Maar ik wou u toch een aantal vragen stellen, minister.
Hoe staat u tegenover de maatregelen van de KU Leuven om de studie-efficiëntie te verhogen, die minder ver lijken te gaan dan wat u zelf voorstelde in uw beleidsnota?
Hoe ver staat u met uw overleg met de instellingen, de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) en de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) inzake een verhoogde studie-efficiëntie?
Hoe zult u de maatregelen om de studie-efficiëntie te verhogen coördineren tussen de verschillende universiteiten en hogescholen? Ik hoop dat we het erover eens zijn dat het geen goede zaak zou zijn indien al die regels zouden verschillen tussen al die instellingen.
De nieuwe maatregelen rond de studieduur kunnen de druk op eerstejaarsstudenten verhogen, terwijl vele getalenteerde studenten net dan vaak nog zoekend zijn. Hoe wilt u negatieve effecten op het mentale welzijn van eerstejaarsstudenten voorkomen en monitoren?
Hoe wilt u voorkomen dat deze maatregelen een verhoogde uitval van studenten uit kansengroepen, zoals eerstegeneratiestudenten, zullen veroorzaken? Zult u monitoren welke invloed eventuele negatieve effecten van deze maatregelen om de studie-efficiëntie te verhogen, hebben op verschillende doelgroepen?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik heb intussen een werkgroep opgericht met de VLIR, de VLHORA, de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS), mijn administratie en mijn kabinet om te bekijken welke maatregelen we kunnen uitwerken in functie van die studie-efficiëntie en de verhoging ervan. Momenteel maken ze werk van een dataset waarbij de afgelopen jaren worden geëvalueerd.
We zien alleszins dat de studie-efficiëntie, niettegenstaande de vele inspanningen, nog steeds niet aan het verbeteren is. Wat de timing betreft, plant men op het niveau van de werkgroep om dit najaar te komen tot specifieke beleidsvoorstellen in mijn richting, waarmee ik dan verder aan de slag kan.
De maatregelen van de KU Leuven zijn vandaag al mogelijk binnen het huidige decretale kader. Er zijn nu mogelijkheden om studievoortgangsmaatregelen op te leggen, en men kan werken met volgtijdelijkheid. De regels rond deliberatie en het inzetten van toleranties behoren tot de autonomie van de instellingen. De maatregelen van de KU Leuven passen dan ook volledig binnen het decreet, maar ook binnen de doelstellingen die we opgenomen hebben in het regeerakkoord en in mijn beleidsnota om de studie-efficiëntie te verhogen. Trouwens, de KU Leuven is ook niet de enige die ter zake goede inspanningen levert.
Ik denk wel dat we met die expertise van de hogeronderwijsinstellingen aan de slag kunnen in die werkgroep. Het is ook op basis van analyses van cijfermateriaal en andere data van de instellingen zelf dat we aan de slag kunnen.
Ik ben het volkomen met u eens dat de maatregelen die we nemen er niet toe mogen leiden dat we grote groepen afschrikken of dat we ze zouden kwijt geraken. Net daarom werkt men ook aan een goede dataset om de effecten te monitoren, beleid te simuleren en te kijken wat het effect is op de diverse doelgroepen.
Ook het mentaal welbevinden van studenten is belangrijk. Maar dienaangaande ben ik er niet van overtuigd in welke richting er een link is tussen het mentaal welbevinden van studenten en de studie-efficiëntie. Het zou ook zeer goed kunnen dat het nemen van beleidsmaatregelen zoals bijvoorbeeld modeltrajecten en het verplichten om voor bepaalde vakken voor een bepaalde periode te slagen, eerder het mentaal welbevinden ten goede zal komen. Ik zou er niet bij voorbaat van uitgaan dat dat een negatieve impact zou hebben op het welbevinden.
De flexibiliteit die er nu is, is zeker positief voor werkstudenten of bepaalde groepen van studenten, maar kan voor bepaalde andere studenten ook voor te veel vrijheid zorgen, wat aanleiding geeft tot stress. Sommigen hebben heel graag een duidelijk afgelijnd parcours zonder al die keuzemogelijkheden en een keuzestress. Het duidelijk aangeven dat ze bepaalde vakken eerst moeten afleggen en daarmee ook de volgtijdigheid van vakken meer onder de aandacht brengen, kan structuur en houvast bieden en dus via die weg bijdragen tot het welbevinden. Dat is maar een assumptie, ik zeg niet dat dat de weg en de waarheid is. Ik zeg wel dat je niet zomaar moet uitgaan van een negatieve impact van studie-efficiëntiemaatregelen, dat die negatief zouden wegen op het welbevinden van studenten. Maar we gaan dit nog bekijken.
In dat opzicht is natuurlijk ook de permanente dialoog die we hebben met de VVS essentieel. Ik financier ook het project dat de VVS opzet rond het mentaal welzijn van studenten, waarbij ze een grootschalige bevraging doen en waarbij een link wordt gelegd met aspecten van het studentenleven, inclusief de studiedruk, de oriëntering, de indeling van het academiejaar, de studie-efficiëntie ook – dat zit er allemaal in.
Aan de hand van die resultaten gaan zij een rapport opleveren en publiceren. En die kunnen worden meegenomen in de beleidsaanbevelingen van de werkgroep, waar zij deel van uitmaken.
De heer Bex heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het antwoord. We zijn het erover eens dat het goed is dat er in dit dossier vooruitgang wordt geboekt. Ik zou u zeker uitnodigen om naast de eventuele negatieve gevolgen ook de positieve gevolgen te monitoren, zodat we dat op basis van feiten en geverifieerde informatie verder kunnen opvolgen.
Specifiek in het kader van de studie rond het mentale welbevinden van studenten wil ik mijn oproep herhalen om in dat onderzoek echt oog te hebben voor specifieke doelgroepen en daar ook specifiek onderzoek rond te voeren.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Minister, als ik de huidige versie van de studievoortgangsmaatregelen bekijk, stel ik vast dat de KU Leuven inderdaad iets milder is geworden. Eind februari was er nog sprake van dat startende studenten zich niet zouden kunnen herinschrijven als ze hun mijlpaal niet binnen de twee jaar behaalden. In het huidige scenario mogen niet-geslaagde studenten een jaar lang niet meer inschrijven in de desbetreffende opleiding, wat hun dus de kans geeft om ofwel een andere opleiding te zoeken, ofwel een sabbatjaar in te lassen, dat ze al dan niet nuttig zouden kunnen invullen.
Ondanks die kleine mildering blijft het Vlaams Belang het concept van de mijlpaal inzake de eerstejaarsvakken een goed idee vinden. De hogeronderwijsinstellingen zijn wat dat betreft voor een groot deel autonoom, maar ik wil toch nog eens herhalen dat wij liever zouden zien dat andere universiteiten en hogescholen het voorbeeld van de KU Leuven zouden volgen, aangezien dat volgens ons de studie-efficiëntie uiteindelijk ten goede zal komen. Ik had gehoopt dat u daarvoor alsnog de nodige stappen zou zetten.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, we hebben het natuurlijk al vaker gehad over die werf van de studievoortgangsmaatregelen. Ik heb ook kennisgenomen van de nieuwe plannen van de KU Leuven. Wat ons betreft, zijn er twee belangrijke aandachtspunten. Het eerste is uniformiteit. Het kan niet de bedoeling zijn dat studenten ook hun keuze tussen instellingen gaan laten afhangen van een wirwar aan verschillende studievoortgangsmaatregelen. Ik hoor dat u daar zelf een werkgroep rond hebt opgericht, om daar uniformiteit in te brengen. Dat vinden we alvast goed.
Ten tweede: monitoring. Als het gaat over het streefdoel om de studieoriëntatie van studenten zo snel mogelijk op punt te stellen, denken wij dat dat een goede zaak is, maar dan op twee voorwaarden. De maatregelen die daarvoor genomen worden, moeten doelmatig zijn. We moeten er dan ook wel voor zorgen dat ze het doel bereiken, en niet dat mensen uitvallen die eigenlijk misschien soms wat meer tijd nodig hebben om hun weg te vinden. En ze moeten proportioneel zijn. In die zin kan het niet de bedoeling zijn dat dit soort maatregelen ervoor zorgt dat de druk op studenten enorm wordt opgevoerd of dat eerstegeneratiestudenten extra worden ontmoedigd om verder te studeren. Ik reken erop dat dit soort maatregelen, ook binnen de KU Leuven zelf natuurlijk, goed gemonitord wordt, zodat we geen ongewenste neveneffecten hebben.
De heer Warnez heeft het woord.
Ik wil nog even reageren, omdat collega Slagmulder aan de minister vraagt om de zaken die KU Leuven doet, over te zetten naar de andere universiteiten en hogescholen. Dat doet wat uitschijnen alsof de andere universiteiten en hogescholen geen maatregelen nemen om het studierendement te verbeteren. Integendeel, zij doen dat wel. Zij doen dat inderdaad soms op een andere manier, en ik denk dat dat op zich ook niet slecht is. Dat is autonomie bij de instellingen. Vanuit die verschillende maatregelen die worden genomen, zullen we nu – en daar volg ik u in, minister – een analyse en een evaluatie moeten maken. Dan is het goed dat we die zaken samenbrengen in zo’n werkgroep. Het omgekeerde denken, namelijk dat die universiteiten en hogescholen niet van elkaar zouden willen leren, zou die instellingen wantrouwen zijn. Dat zou impliceren dat wij denken dat zij gewoon niet met elkaar willen praten om zaken te verbeteren ten voordele van de student.
Ik denk dat we dat wantrouwen echt niet mogen hebben. In die beleidsvoorstellen moeten we richting autonomie gaan en ook richting het levenslang laten leren van universiteiten, hogescholen en onszelf, ook wat betreft studievoortgangsmaatregelen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Het is een interessante materie, waarnaar de NV-A-fractie al sinds 2009 en ook tijdens de vorige legislatuur kijkt. Ik wil de viertrapsraket, die letterlijk in het regeerakkoord staat, nog eens aanhalen. Het gaat niet alleen om de toelatingsproef en ook niet enkel over die generatiestudenten, het is veel meer dan dat. Het start in het secundair onderwijs, met het advies van de klassenraad en een oriënteringsproef voor de leerlingen van het secundair onderwijs. Dat is trap één. Trap twee is het oriënteringstraject, met verplichte, maar niet-bindende toelatingsproeven. Trap drie is, in overleg met de hogeronderwijsinstellingen bekijken voor welke opleidingen het is aangewezen om die toelatingsproeven bindend te maken. Trap vier is een snel heroriënteringstraject wanneer de student niet slaagt in de eerste evaluatieperiode.
Daar komt dan nog bij dat we die generatiestudenten moeten aanmoedigen om minstens 50 studiepunten op te nemen en dat ze minstens voor de helft moeten slagen, voor 25 studiepunten dus. Die getallen komen niet uit de lucht vallen, maar zijn gebaseerd op wat we de afgelopen jaren hebben gezien. Er wordt hier regelmatig gezegd dat we moeten vermijden dat studievoortgangsmaatregelen een negatief effect hebben. Maar als we het heroriënteren van studenten als negatief effect zien, zullen we veel negatieve effecten hebben. Het is net de bedoeling om studenten sneller te heroriënteren, want dat heeft een positief effect. Zo heeft de student namelijk een studieduur waar hij wél gemotiveerd uit komt, waarbij hij zijn leerkrediet niet moet uitputten en waarbij mama en papa, de student zelf en de maatschappij niet blijven betalen voor iets dat niet lukt. Dat zijn de positieve gevolgen. Ongewenste neveneffecten, dat is een term die in alle richtingen schiet.
Minister, het is inderdaad goed dat u samenzit met de instellingen, om te bekijken waar we voor congruenties en duidelijkheid kunnen zorgen. Want ik deel de bekommernis dat de student goed moet weten waar er welke studievoortgangsmaatregelen gelden en hoe we daarmee omgaan. Het mag geen vorm van shoppen worden tussen de verschillende instellingen. Dat zou inderdaad niet wijs zijn. Ook al te complexe zaken in het kader van studievoortgang moeten we vermijden.
Eén ding is duidelijk, collega’s: we moeten de student beschermen voor zichzelf, en ook de ouders. En de docenten moeten weten wie ze voor zich krijgen in de klas.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik hoor allerhande interessante suggesties en bemerkingen. We kijken uit naar het najaar en naar de beleidsmaatregelen die zullen worden voorgesteld.
Een belangrijk element in de discussie is dat de studie-efficiëntiemaatregelen het laatste stuk van de weg zijn. Het eerste stuk van de weg is inderdaad de oriëntatie. We willen werk maken van alle stukken van de weg: een betere oriëntatie, heroriëntatie, remediëring en tot slot ook de studie-efficiëntie. Die moet het sluitstuk van het verhaal zijn. Maar de stappen die daaraan voorafgaan, zijn minstens even belangrijk.
De heer Bex heeft het woord.
Minister, u kijkt uit naar het najaar, ik kijk uit naar de zomer. Ik heb geen verdere opmerkingen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.