Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, in de beleidsnota van de minister is opgenomen dat de lerarenopleiding sterk zal worden gemonitord en bijgestuurd waar nodig. De minister geeft aan te werken aan een inhoudelijke versterking van de lerarenopleiding met sterke aandacht voor het Nederlands – de reden daarvoor moeten we niet ver zoeken – en kennisverwerking, de andere belangrijke poot die we ook hebben uitgebouwd in ons regeerakkoord. Op die manier zijn de startende leerkrachten beter gewapend tegen de vele uitdagingen die op hen afkomen en kunnen ze meewerken aan de versterking van de kwaliteit die ons onderwijs nodig heeft.
In de lerarenopleiding, nascholing en begeleiding van leraren wil de minister de aandacht voor de vakkennis en vakdidactiek, de kennis van het Nederlands, omgaan met kinderen met gedrags- en leerproblemen, omgaan met hoogbegaafdheid, omgaan met diversiteit in de klas en het opstellen van valide proeven, versterken, die zogenaamde datageletterdheid. Met die opsomming alleen al geven we aan dat de lerarenopleiding een stevige opleiding is waar alle noodzakelijke tijd zinvol zal moeten worden gebruikt.
Op de website www.lerarenstage.be kunnen studenten in de lerarenopleiding scholen zoeken waar ze hun stage kunnen lopen. Niet alle scholen zijn echter vertegenwoordigd op deze website: 82 procent van de scholen is momenteel geregistreerd, wat wil zeggen dat 18 procent van de scholen zich niet heeft geregistreerd op de website en langs die weg dus geen stage aanbiedt aan studenten in de lerarenopleiding.
Ik heb hier ook tijdens de vorige legislatuur vragen over gesteld, omdat we soms situaties hadden waarin studenten lerarenopleiding allerlei projecten deden als stage, in bibliotheken, bij sociaal-cultureel werk. Dat was allemaal zinvol, maar met de uitdagingen en de realiteit van de klas lijkt de beste stage voor de lerarenopleiding, nog altijd leraar zijn in een klas en lesgeven. Dat spreekt voor zich.
Minister, wat is de stand van zaken met betrekking tot de monitoring en versterking van de lerarenopleiding, wetende dat corona hier en daar voor wat vertraging zorgt?
In welk tijdspad voorziet u om tot een inhoudelijke versterking van de lerarenopleiding te komen?
Zult u alle overgebleven scholen aansporen zich te registreren op de website lerarenstage.be? Zo ja, op welke manier tracht u hen over de streep te trekken? Zo neen, waarom niet?
Minister Weyts heeft het woord.
In de beleidsnota staat de ambitie neergeschreven om de kwaliteit van de lerarenopleidingen te monitoren en de lat wat hoger te leggen, ook in functie van het aantrekkelijker maken van het beroep. We willen wat trek in de schouw veroorzaken. Daarbij willen we zowel inzetten op vakbekwaamheid als op de didactische bekwaamheid van de startende leerkrachten. Op die manier kunnen de lerarenopleidingen voldoende gepassioneerde en competente leerkrachten afleveren.
De educatieve graduaten en educatieve masters zijn net grondig hervormd. We geven hun de tijd om hun opleiding uit te rollen. Door de coronacrisis was het nu nog niet het moment om met de initiële lerarenopleidingen samen te zitten.
Ik besef dat deze bacheloropleidingen nu net begonnen zijn aan hun eigen instellingsreview en zo aan zelfkwaliteitscontrole doen. Toch wil ik met hen afspraken maken om gerichte maatregelen te nemen, net in functie van de doelstellingen zoals opgenomen in de beleidsnota.
Voor de inhoudelijke versterking van de lerarenopleiding zullen we zeker dit najaar nog met concrete initiatieven komen. We zijn momenteel bezig met het voorbereiden van een aantal voorstellen in het kader van de monitoring van de kwaliteit van de lerarenopleidingen.
Wat de lerarenstage betreft en de registratie op lerarenstage.be, zullen we de scholen die zich nog niet hebben geregistreerd, motiveren om dat alsnog te doen. Er zijn twee voltijdse medewerkers actief binnen de scholengemeenschap Sint-Nicolaas SO die daarvoor subsidies krijgen van bijna 150.000 euro.
In het afsprakenkader is ook duidelijk opgenomen dat het werven van nieuwe scholen tot het takenpakket behoort van de medewerkers. Er wordt van hen verwacht dat zij blijvend inzetten op het informeren en overtuigen van scholen om te werken met lerarenstage.be. Er kan telefonisch of per mail contact worden gelegd. Daarnaast zijn er ook infosessies ter plaatse. In 2020 worden dertig infosessies georganiseerd voor niet-deelnemende scholen. Verder tracht men ook nieuwe scholen te activeren en te begeleiden bij de opstart. Voor elke nieuwe school zorgen we voor de technische opstart en opstartbegeleiding.
Het is een aantrekkelijk pakket. We hopen er via die weg voor te zorgen dat alle scholen zich laten registreren.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, de trek in de schouw om profielen aan te trekken, dat een lerarenopleiding een uitdagende opleiding is, dat is een goede zaak. We moeten ook het debat durven aan te gaan over de kern van de lerarenopleiding. Telkens er iets gebeurt in de maatschappij – collega's, ik kijk ook naar onszelf –, dan is het eerste wat mensen in de omgeving zeggen dat het onderwijs het moet oplossen, met dan de vraag om extra eindtermen te maken. Daar komen we natuurlijk ook bij de lerarenopleiding, want die moet dan alles oplossen en alles in die drie jaar stoppen.
Vanuit de N-VA-fractie wil ik een pleidooi houden. Voor een goede leraar zijn er drie essentiële onderdelen. Ten eerste, vakbekwaamheid en vakkennis. Als je je vak kent, heb je al veel. Ten tweede, vakdidactiek. Hoe breng je dat vak aan? Ten derde, klasmanagement. Hoe run je een klas? Als je met die drie elementen aan de slag gaat, kun je in de loop van je carrière heel veel andere zaken en projecten doen. In een aantal lerarenopleidingen stel ik soms vast dat men eerst al die projecten doet en er dan van uitgaat dat vakdidactiek, klasmanagement en vakbekwaamheid wel zullen komen.
Minister, soms kijk ik met lede ogen naar dat theoretisch inzicht. Ik snap wel dat men die uitdagingen wil doen, maar we zullen toch keuzes moeten maken. Om die reden is het misschien wel handig om te kijken naar de scholen die niet in de lerarenstage stappen, waarom ze daar niet instappen. Ik hoor u vertellen over de initiatieven van de twee medewerkers van de scholengemeenschap Sint-Nicolaas. Ik ken ze allebei persoonlijk en ik ken hun enthousiasmerend gehalte. Als zij er niet in slagen om een school te overtuigen, dan zal het aan andere redenen liggen om te weten waarom men niet instapt. Is dat door de kwaliteit van de studenten? Is het om andere redenen? Gaat het over ideologische redenen? Het zou goed zijn om daar een zicht op te krijgen.
Een derde punt is de monitoring van de kwaliteit van die lerarenopleidingen, met de instellingsreviews. Dat is natuurlijk een macrogegeven, maar op welke termijn ziet u dat gebeuren?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, ik heb er een schriftelijke vraag bijgehaald van mevrouw Celis uit 2017 aan minister Crevits over het platform. Dat platform was toen al een succes in West- en Oost-Vlaanderen; in andere regio's was dat minder het geval. Ik vraag me af of er nog merkbare regionale verschillen zijn en of er misschien provinciaal gebonden initiatieven kunnen worden genomen om de andere provincies aan te wakkeren.
Minister, u haalt vaak het beeld van de trek in de schouw aan. Dat is een mooie economische theorie. Het gidsland Nederland, waar een aantal initiatieven zijn genomen om de kwaliteit van de instroom te proberen te verbeteren, concludeert nu dat dat niet altijd het geval is. Kunnen we daar dan niet uit leren?
De heer Laeremans heeft het woord.
Uiteraard zijn we het volledig eens met de poging om de lerarenopleiding inhoudelijk te versterken en om daar wat aan te doen. Alle pogingen in die richting zijn nuttig. Ik weet niet of jullie de brief hebben gelezen van een zekere Bart Devlieger, die lector Frans was aan de VIVES hogeschool in Torhout. Hij heeft een carrière van meer dan dertig jaar in het onderwijs en daarna heeft hij twintig jaar lerarenopleiding gegeven aan toekomstige onderwijzers en regenten Frans. In april van dit jaar heeft de hogeschool gezegd: ‘U moet niet meer komen, want u hebt te lage slaagcijfers, vooral in de afdeling van de studenten lager onderwijs.’ Maar dat zijn degenen die het aan onze kinderen zullen moeten aanleren.
Hij geeft een hele hoop voorbeelden van het bedroevende niveau van een aantal studenten die daar naartoe komen, die niet eens de basiswerkwoorden kennen: ‘Je dois’ is ‘ik doe’, ‘je travaille’ is ‘ik reis’. Ze kennen het verschil niet tussen ‘tu veux’ en ‘tu peux’, tussen ‘tu es’ en ‘tu as’. Als je dat nog niet weet voor het vak Frans, dan heb je precies maar een jaartje les gekregen en dat is dus echt wel dramatisch. De hogeschool krijgt werkingsmiddelen volgens het aantal ingeschreven eerstejaars en op basis van de toegekende credits, de voldoendes in het tweede en derde jaar. Het is dan toch de kwantiteit die wordt beoordeeld en niet de kwaliteit.
Minister, moeten we dat niet eens herbekijken? Want het zou toch dramatisch zijn dat we op die manier goede, kwalitatieve lesgevers verliezen, die ontmoedigd afhaken, omdat ze geen studenten meer mogen buizen die het echt niet verdienen om te slagen?
Minister Weyts heeft het woord.
Momenteel zijn de instellingsreviews lopende. Die info willen we dan ook zeker meenemen in functie van de monitoring van de kwaliteit. We werken nu een plan van aanpak uit dat we na de zomer zullen finaliseren.
Wat leerstages betreft, contacteer ik ook nog eens de betrokken enthousiaste medewerkers. Wanneer ze denken dat ze aan het eind van hun Latijn zijn, zal ik de resterende scholen die zich hebben geregistreerd, trachten te contacteren om hen toch te bewegen tot enige participatie.
De trek in de schouw en het Nederlandse voorbeeld, dat zullen we zeker meenemen. Ik vind toch dat we gevolgen moeten verbinden aan de niet-bindende toelatingsproef. Of je nu een Mickey Mouse tekent op de formulieren van die proef dan wel of je die goed voorbereidt en ernstig invult, eigenlijk maakt het geen verschil uit. Dat vind ik een beetje gek. Laat ons ervoor zorgen dat er minstens bindende gevolgen worden verbonden aan de niet-bindende toelatingsproef, en dat je dan tenminste moet remediëren wanneer er tekorten worden vastgesteld. Iedereen heeft er baat bij, zowel de student in kwestie als de onderwijsinstelling.
De heer Daniëls heeft het woord.
De trek in de schouw, ik denk dat dat juist is. Ik denk echt dat we van het beeld af moeten dat als het niet lukt in andere opleidingen in het hoger onderwijs, we naar de lerarenopleiding gaan. Daar moeten we echt vanaf, behalve als de vraag op de toelatingsproef zou zijn: teken een Mickey Mouse, wat ik me nog kan inbeelden voor het kleuteronderwijs. In alle andere gevallen, als je die opleiding start, mogen we wel verwachten dat je dat met enige sérieux doet.
Collega's, één leraar in de lagere school beïnvloedt in zijn carrière duizend leerlingen. Je zult maar de pech hebben een leraar te hebben die een niet zo goede basis legt bij een leerling. Dan kunnen we in het parlement grote debatten houden over kansongelijkheid en noem maar op, de factor leraar speelt daarin een belangrijke rol.
Iemand die begint in de lerarenopleiding kan veel, maar niet alles. Als een starter op zijn 18 jaar niet het niveau haalt op Nederlands of Frans van het vijfde leerjaar lager onderwijs… wel, je kunt veel verwachten van de lerarenopleiding, maar niet alles. Dat moet een belangrijk signaal van ons zijn aan de lerarenopleiders.
Wat de lerarenstage betreft, neemt 18 procent van 5123 scholen, 922 scholen, op dit ogenblik niet deel aan de lerarenstage. Minister, we hebben al gehoord dat u meer moet communiceren: Twitter, Facebook, Instagram. Als u die scholen persoonlijk wilt motiveren, lijkt het me goed hen, indien ze niet instappen, te vragen naar de reden daarvoor. Heeft het te maken met de kwaliteit van de uitstroom van de lerarenopleiding? Het is belangrijk dat wij daar zicht op hebben en dat we daaraan kunnen werken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.