Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Er is een rapport van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt (VREG) verschenen over warmtenetten. Zij hebben een groot potentieel om de energie-efficiëntie en het aandeel hernieuwbare energie in Vlaanderen te helpen verhogen. Het aantal warmtenetten kent een duidelijke groei in Vlaanderen. Deze evolutie vroeg om een duidelijk regelgevend kader, dat op 1 april 2019 van kracht werd. Met dit regelgevend kader kreeg de VREG er een aantal taken en bevoegdheden bij.
In dit eerste jaar van regulering van warmtenetten werden een aantal verbeterpunten duidelijk. Er is nood aan duidelijkere informatie rond de definitie van een warmtenet, de verplichtingen van de warmtenetbeheerder en warmteleveranciers inzake melding en rapportering en de rollen van de VREG en het Vlaams Energieagentschap (VEA). We zien bij sommige warmtenetten bijzonder complexe organisatiestructuren. Meer algemeen zorgt de rol van de Vereniging van Mede-eigenaars (VME) als tussenpersoon in veel warmtenetten voor extra uitdagingen, onder andere voor de verzameling van de nodige gegevens.
Tot op vandaag werden er al 56 warmtenetten bij de VREG gemeld, waarvan een kleine helft in hoofdzaak huishoudelijke klanten belevert. De overige netten leveren warmte aan de industrie, aan de dienstensector of aan publieke gebouwen. In geleverde warmte ligt het zwaartepunt echter duidelijk op de niet-huishoudelijke afnemers, ook al heeft de VREG nog geen volledige gegevens van alle warmtenetten ontvangen.
Een terugkerende vraag betreft de kwalificatie als een warmtenet wanneer meerdere appartementsgebouwen, ondergronds verbonden door een gemeenschappelijke kelder of parkeergarage, door een gemeenschappelijke bron van thermische energie worden voorzien. Een daaraan gerelateerde vraag heeft te maken met de verdeling van rollen binnen het warmtenet. Daarbij valt op dat in een aantal gevallen – onbewust – een verkeerde partij als warmteleverancier werd gemeld.
Ten slotte ontving de VREG ook een aantal vragen over een mogelijke regeling bij het uitvallen van een van de producenten of de enige producent op een warmtenet, hetzij tijdelijk door bijvoorbeeld een storing, of voor langere tijd, zoals bij een faillissement of de stopzetting van de productieactiviteiten.
Ik heb daarover volgende vragen. Hoe beoordeelt u de bevindingen van het rapport van de VREG rond warmtenetten? Hoe zult u de uitbouw van warmtenetten op basis van hernieuwbare energiebronnen of restwarmte stimuleren? In welke fase zit de opmaak van het Warmteplan 2025? Wanneer mogen we de oplevering verwachten?
Betere informatie en informatiedoorstroming is een dringend verbeterpunt. Minister, op welke manier en binnen welke timing zult u hieraan tegemoetkomen? Kunt u duidelijkheid brengen over welke systemen onder de definitie in het Energiedecreet vallen? Met welke ingrepen kunnen de warmtenetten minder complex georganiseerd worden? Op welke manier wordt het best gereageerd als een producent op het warmtenet uitvalt? Waar zult u eventueel nog verbeterpunten aanbrengen?
Minister Demir heeft het woord.
Welke visie heb ik op de bevindingen van het rapport?
De VREG heeft in kader van zijn taken en bevoegdheden één jaar na het in werking treden van het regulerend kader voor warmtenetten een eerste stand van zaken opgemaakt. Ik zie dat het aantal warmtenetten toeneemt. Er zijn heel wat verbeterpunten zoals u ze aanhaalt: de definitie en de rolverdeling bijvoorbeeld moeten duidelijker worden. Het is ook te begrijpen dat er verbeterpunten zijn in een snel groeiende sector.
Zoals beschreven in het Vlaams Energie- en Klimaatplan, willen we de warmtelevering via warmtenetten van 250 gigawattuur per jaar realiseren, met 50 percent hiervan op basis van hernieuwbare energiebronnen. We leggen hiervoor specifiek onze focus op maatregelen om de ontwikkeling van warmtenetten te stimuleren, op het maximaliseren van het gebruik van restwarmte in industrie en op een versnelde uitbouw van groene warmte. De call groene warmte, restwarmte, warmtenetten en biomethaan blijft het belangrijkste subsidiekanaal.
Vanaf 2020 worden twee calls per jaar georganiseerd zodat projecten sneller kunnen worden uitgerold. Bij de eerste call van 2020 werd ruim 10 miljoen euro subsidie toegekend aan deze projecten.
Ter voorbereiding van de opmaak van het Warmteplan 2025 werd op 9 maart 2020 een stakeholdersessie georganiseerd met de stroomgroep hernieuwbare energie. De oplevering van het Warmteplan 2025 waarin die verbeterpunten worden opgenomen die zijn gebleken uit de evaluatie, is voorzien voor dit najaar.
Ik zal aan het VEA vragen om het beleidsplatform warmtenetten ook in de toekomst te blijven organiseren om de nodige informatie tot bij de stakeholders te krijgen en omgekeerd. Waar een betere informatiedoorstroming mogelijk is, moeten we dat ook doen. Er is heel veel informatie beschikbaar maar we moeten ervoor zorgen dat die terechtkomt bij de stakeholders. Daar zullen we een tandje moeten bij steken.
Om te bepalen welke systemen onder de definitie voor warmte- of koudenet valt, kan ik u in eerste instantie verwijzen naar de beslissingsboom die gepubliceerd werd op de website van de VREG. Het komt erop neer dat een warmtenet of een koudenet in het Energiedecreet wordt gedefinieerd als een geheel van onderliggende, verbonden leidingen en de daarmee verbonden hulpmiddelen die noodzakelijk zijn voor stadsverwarming of stadsverkoeling, met uitsluiting van netwerken op een industriële site.
In de praktijk is het niet altijd duidelijk of bijvoorbeeld bepaalde warmteverdelingen in appartementsgebouwen onder het decreet vallen. Waar begint de warmte en waar begint bijvoorbeeld de vereniging van mede-eigenaars? Op basis van de feedback over specifieke projecten zullen de definities verduidelijkt worden. Dit maakt ook deel uit van het technisch reglement warmte dat door de VREG zal worden opgesteld
Wat de ingrepen betreft om warmtenetten minder complex te organiseren, denk ik dat een duidelijk regelgevend kader met duidelijke definities belangrijk is. Dat is echter niet evident, we moeten nog wat verduidelijken en beter definiëren. Daar bestaat input voor die in een duidelijk regelgeving kader moet worden gestopt. Daarnaast moet ook de kostenefficiëntie worden onderzocht. Tegen 2021 moeten we rond zijn met die oefening.
De VREG heeft in het Energiedecreet de taak gekregen om een ontwerp van technisch reglement voor warmte- en koudenetten op te stellen. De VREG zal het aspect rond storingen zoals het uitvallen van een warmteproducent hierin behandelen.
De belangrijkste verbeterpunten kwamen eerder al aan bod. Sowieso voorzien we nog in een evaluatie van het regelgevend kader, de EPB-regelgeving (energy performance of buildings) en de call groene- en restwarmte om een grotere stimulans te geven aan de ontwikkeling van warmtenetten gevoed met groene- en restwarmte.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Het feit dat het een uitgebreid antwoord is, wijst er ook op dat er nog heel wat werk aan de winkel is voor wat de warmtenetten betreft. Ik denk dat die een heel belangrijk issue kunnen zijn bij het vergroenen van ons energiesysteem, zij het natuurlijk dat we het best werken op basis van restwarmte die ter beschikking is.
Ik ben ook blij dat die calls nu tweejaarlijks worden georganiseerd. Eigenlijk zou dat tweemaal per jaar moeten gebeuren en zouden we moeten komen tot een systeem waarbij kan worden ingespeeld op de economische logica van een ontwikkeling, met zo weinig mogelijk administratieve lasten.
Ik ben blij dat er met de stakeholders wordt gewerkt, met nog net voor corona die stakeholderssessie. Op welke manier worden de stakeholders verder betrokken bij de opmaak van het warmteplan? Wat is de timing voor de opmaak daarvan? Ik denk dat daar een aantal cruciale antwoorden in moeten komen op de vragen die aan de orde zijn. Ik heb dezelfde vraag met betrekking tot het technische reglement dat de VREG voorbereidt. Wat is de timing daarvan? Wordt er ook daar een participatie georganiseerd met de sector?
Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Ik kom graag even tussen op de vraag van collega Bothuyne met betrekking tot de warmtenetten. U zei, collega Bothuyne, dat er inmiddels 56 zouden zijn aangemeld. Ik sprak over meer dan 50, maar dat zijn er dus mogelijk al 56, wat een pak is. Wij zijn in de haven van Antwerpen bezig met de uitrol van een open access-net. Dat wil zeggen dat meteen ook meerdere leveranciers warmte kunnen leveren. Dat zou meteen ook uniek zijn, niet alleen in België, maar ook in Europa. Het is, denk ik, ook de toekomst voor een globaal warmtenetbeleid.
Wij worden daar wel geconfronteerd met de vraag of er naar het broodnodige Vlaamse regulerende kader zal worden gegaan, dan wel – en daar pleiten sommige anderen voor – of het aan de lokale besturen is om het heft meer in handen te nemen. Persoonlijk vind ik dat laatste geen goede visie of mening, omdat dat alleen maar tot verregaande versnippering zou leiden, wat we toch moeten vermijden, minister. Wij krijgen ook te horen dat er internationaal al heel veel knowhow is. Wie kan daar een voortrekkersrol in opnemen, om die internationale knowhow te verzamelen inzake regulering van die open-acceswarmtenetten? En bent u ook de mening toegedaan dat die regulering beter op Vlaams niveau gebeurt in plaats van op verschillende lokale initiatieven te stuiten, wat dan voor versnippering en een lappendeken zou zorgen in Vlaanderen?
Minister Demir heeft het woord.
Collega’s, de deadline voor de VREG zou volgend jaar zijn, zegt men mij. Uiteraard zullen we de stakeholders blijven betrekken, via de stroomgroep hernieuwbare energie en het beleidsplatform warmte. Ook de VREG doet standaard in alle grote dossiers consultatie en informatie met de stakeholders. De timing voor het warmteplan is eind dit jaar, voor het technisch reglement is dat volgend jaar. De VREG beslist dat uiteraard, maar dat zou dus de timing zijn.
Mevrouw De Ridder, ik begrijp uw vraag. Vandaag wordt warmte meestal vanuit één bron via één leiding aan een aantal verbruikers geleverd. In de toekomst zullen echter meerdere combinaties mogelijk zijn: meerdere warmtebronnen op één leiding of het koppelen van warmtenetten onder elkaar. Het beheer van warmtenetten wordt dus complexer dan we vandaag kennen. Het open access-principe is daarom belangrijk. Hoe kan aangesloten worden op bestaande netten, in het bijzonder op een grote ruggengraat, zoals die in Antwerpen-Nood wordt aangelegd? Die problematiek maakt deel uit van het advies over het toekomstige beheer van warmtenetten dat ik heb aangevraagd bij Warmtenet Vlaanderen. Maar ik begrijp de vraag goed, dat dat natuurlijk het best goed gecoördineerd wordt op Vlaams niveau.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Ik ben blij met de bijkomende informatie van de minister. Volgend jaar wordt een belangrijk jaar met het nieuwe Warmteplan, een nieuw technisch reglement. Het wordt ongetwijfeld vervolgd want dit is een sector in ontwikkeling.
Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. We zullen dat verder blijven opvolgen want het is erg belangrijk dat het goed wordt meegenomen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.