Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
De heer Ongena heeft het woord.
Last but not least, een korte maar krachtige vraag rond de openbaarheid van de rapporten van Audit Vlaanderen, specifiek wat lokale besturen betreft. Vandaag bestaat die openbaarheid al voor de rapporten over de Vlaamse overheid en haar entiteiten, maar nog niet voor de rapporten die Audit Vlaanderen opstelt over de individuele besturen. Maar wat niet is, kan nog komen, want dit ligt op tafel. Vlaanderen denkt er in het kader van zijn ondernemingsplan aan om ook naar die actieve openbaarheid te gaan. Ik moet zeggen dat ik daardoor gecharmeerd ben, want een actieve openbaarheid is altijd beter dan de huidige situatie, waarbij de ene gemeente de rapporten wel publiceert en de andere niet. Ik denk dat het gewoon beter zou zijn om daar een duidelijke lijn in te trekken en ik denk ook dat actieve openbaarheid alleen maar voordelen kan brengen. Men zal immers kunnen nagaan of de adviezen van lokale besturen worden opgevolgd en andere lokale besturen kunnen eruit leren om hun eigen dienstverlening en organisatie te verbeteren.
Daarom wilde ik even navragen, minister, of u ook zo’n fan bent van actieve openbaarheid bij lokale besturen. Wat is uw positie inzake het voornemen?
Als men naar die actieve openbaarheid gaat, hoe zal men dat dan aanpakken en wanneer zou die ingaan?
Is er sprake van beperkingen of andere voorwaarden bij het openbaar maken van deze rapporten? Soms bevatten die immers gevoelige informatie.
Alvast bedankt voor uw omstandig antwoord.
Minister, dat is een uitdaging om omstandig te antwoorden.
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Ongena, u weet dat ik een cultuurchristen ben. De laatsten zullen de eersten zijn – maar alle gekheid op een stokje.
Audit Vlaanderen is geen agentschap als een ander. Als Vlaamse Regering vinden we het belangrijk dat er een onafhankelijk agentschap is. Dat betekent dat je als minister altijd enige terughoudendheid aan de dag legt. Er is uiteraard een regelgevend kader dat een aantal zaken oplegt; het is vooral belangrijk dat de audits in volle onafhankelijkheid kunnen worden uitgevoerd binnen de daartoe vastgelegde professionele normen. Een belangrijke rol om de onafhankelijkheid te garanderen, ligt bij de twee auditcomités die Audit Vlaanderen aansturen en opvolgen: het auditcomité van de Vlaamse administratie en het auditcomité van de lokale besturen. Wat de audits in de lokale besturen betreft, heb ik een waarnemer die mij vertegenwoordigt in dat auditcomité. Verder bestaat dat auditcomité uit onafhankelijke deskundigen en vertegenwoordigers van de steden en gemeenten en de provincies. En de onafhankelijke deskundigen, de voorzitter incluis, hebben de meerderheid.
Wie lokale auditrapporten ontvangt, is momenteel op twee plaatsen geregeld. Het oprichtingsbesluit van Audit Vlaanderen legt een aantal organen op die het auditrapport van een lokaal bestuur minimaal moeten ontvangen. Bij een audit bij een gemeente is dat bijvoorbeeld de gemeenteraad. De auditcomités hebben daarnaast een auditcharter goedgekeurd, waarin een aantal verdere richtlijnen staan rond wie het ontwerprapport en het definitieve rapport ontvangt.
Het debat rond de grotere transparantie staat op de agenda en is lopende. Het was opgenomen in het ondernemingsplan van Audit Vlaanderen, wordt vermeld in de beleidsnota Binnenlands Bestuur en het wordt momenteel gevoerd in de schoot van de beide auditcomités.
Wat is de huidige stand van zaken? Vanuit Audit Vlaanderen is na bespreking op het auditcomité van de lokale besturen een adviesvraag gesteld aan onder meer de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en de Vereniging van de Vlaamse Provincies (VVP). Het antwoord van de VVSG is intussen bekend en gaat in de richting van meer actieve openbaarheid. Mijn kabinet heeft hierover ondertussen ook al met Audit Vlaanderen van gedachten gewisseld. De bedoeling is dat dit dossier, na eventueel advies van andere actoren, verder besproken wordt op het auditcomité.
Principieel ben ik natuurlijk geneigd om te pleiten voor meer actieve openbaarheid, maar er zijn ook een aantal randvoorwaarden. Nu is het misschien nog te vroeg om op de verdere operationalisering in te gaan, want veel zal afhangen van de beslissing van het auditcomité. Als het auditcomité zou beslissen om de rapporten zelf te publiceren op de website van Audit Vlaanderen, dan is een wijziging in de regelgeving niet nodig. Als het de bedoeling zou zijn de auditrapporten via de webtoepassing van de gemeente te publiceren, is mogelijk wel een aanpassing van het decreet nodig.
Er zijn uiteraard ook beperkingen aan de transparantie van auditrapporten, bijvoorbeeld omwille van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, maar ook voor forensische auditrapporten of voor rapporten waarin ernstige risico’s voor de informatieveiligheid van het bestuur zijn beschreven. We willen uiteraard geen handleiding voor hackers gaan publiceren.
Ook de eventuele startdatum van de aangepaste rapporteringswijze zal besproken worden op het auditcomité van oktober. Vanuit zijn partnerrol zal Audit Vlaanderen auditrapporten echter niet retroactief publiceren. Het zou overigens een te grote inspanning vergen om alle rapporten te screenen op informatie die, om welke reden dan ook, beter niet publiek wordt gemaakt. Als het gebeurt in oktober, dan zal het dus van toepassing zijn op de periode daarna.
Principieel sta ik er dus zeker voor open om naar meer actieve openbaarheid te gaan, maar ik sta er als minister ook wat terughoudend tegenover, omdat ik vind dat ik me niet te veel moet gaan mengen met de werking van het auditcomité. Onafhankelijkheid is voor een auditcomité immers heel belangrijk.
De heer Ongena heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord. Ik begrijp dat u een zekere terughoudendheid aan de dag moet leggen en de onafhankelijkheid van Audit Vlaanderen moet respecteren, maar ik begrijp ook dat u, of toch uw kabinet, contact heeft met Audit Vlaanderen. Ik kan alleen maar hopen dat u – en u verwijst er eigenlijk ook naar – toch ook mee aan de kar probeert te trekken om in de richting van meer actieve openbaarheid te gaan.
Het is inderdaad zo dat er ook wat bekommernissen zijn en ik heb ondertussen ook het advies van de VVSG gezien, waarin de VVSG stelt dat ze bereid is om naar meer actieve openbaarheid te gaan, maar ze inderdaad een aantal bekommernissen opsomt, onder andere rond privacy en de plaats waar die auditrapporten dan worden gepubliceerd. Ik noteer dat er inderdaad misschien een decretaal initiatief nodig is, als die rapporten op de gemeentelijke website gepubliceerd zouden worden, al stelt de VVSG wel dat de gemeentelijke website de voorkeur wegdraagt, omdat gemeenten sowieso al verplicht zijn om hun besluiten kenbaar te maken en het dus goed zou zijn als de rapporten op dezelfde plaats staan. Als het zover komt, dan moet u er misschien voor zorgen dat er een decretaal initiatief komt. Ik hoop ook dat u de bekommernissen van de VVSG meeneemt in de verdere uitvoering.
De heer Vandeput heeft het woord.
Ik denk dat actieve openbaarheid en openbaarheid in het algemeen ingebakken zitten in het decreet Lokaal Bestuur. Uw voorgangster heeft dat mee op sporen gezet en heeft daar aanzetten toe gegeven, minister.
Ik zou toch nog een extra bekommernis willen meegeven. Als gemeenten aan Audit Vlaanderen vragen om tussen te komen, dan moet er een goed onderscheid gemaakt worden tussen een voorlopig rapport en een definitief rapport. (Opmerkingen van minister Bart Somers)
Welk rapport is geschikt voor publicatie en welk net niet? Als er forensische handelingen zijn gebeurd of forensische onderzoeken gevoerd, wat wordt daarvan dan bekend gemaakt? Voor mijn part is dat zoveel mogelijk, maar ik vrees dat de transparantie die we zo graag willen, wel eens zou kunnen botsen met de kwaliteit en de diepgang van een onderzoek, net omdat Audit Vlaanderen heel ver kan gaan, veel verder dan vele andere, en daarom heel waardevolle informatie kan aanbrengen die niet altijd even geschikt is om voor een breed publiek kenbaar te maken.
We moeten ook altijd goed opletten. Het is zo dat het vragen van een audit en de publicatie ervan tot een politiek boemerangeffect kunnen leiden, waarbij degene die het probleem met goede intenties – en laten we ervan uitgaan dat er alleen maar goede intenties zijn – op een professionele manier wil oplossen en er daarvoor professionele externe hulp bij haalt, getorpedeerd zou kunnen worden op basis van de resultaten van het rapport zelf. Een audit moet altijd een audit blijven: een duidelijke weergave van de feiten.
Minister, ik deel uw mening als u zegt dat er, als we verder willen gaan, een decreetaanpassing nodig zal zijn en dan zal goed moeten worden nagedacht over wat er al dan niet gepubliceerd wordt. Ik deel ook de gedachtegang om eerst alles eens te evalueren en dan pas concrete stappen te zetten naar operationalisering toe, want we staan nog maar in de kinderschoenen.
Minister Somers heeft het woord.
Ik denk dat beide invalshoeken juist zijn. Ik denk dat de vraag van collega Ongena om vooruitgang te boeken op het pad van passieve openbaarheid naar actieve openbaarheid, een relevante vraag is. Nogmaals, ik vind het wat moeilijk om daar als minister heel uitgesproken over te zijn, maar ik denk dat we nu eenmaal in een tijdsgeest leven waarin openbaarheid belangrijk is. Ik denk dus dat ik de bezorgdheid van collega Ongena deel.
Tegelijkertijd is ook wat collega Vandeput zei, juist. Wanneer er onderzoeken zijn of wanneer er voorlopige rapporten zijn waar nog een wederwoord op moet komen, dan mogen die niet zomaar zonder de nodige context of zonder de nodige verfijning gepubliceerd worden. Maar op dat vlak heb ik wel alle vertrouwen in de ernst en de sérieux van onze mensen bij Audit Vlaanderen, die echt wel een goede reputatie hebben en hun werk op een heel volwassen, evenwichtige en goede manier doen. Dat zijn mensen die echt het onderscheid kunnen maken tussen zaken die relevant of niet relevant zijn en die ook niet uit zijn op sensatie, maar gewoon kwalitatief, degelijk auditwerk doen.
Het proces dat nu loopt, volg ik met belangstelling en ik hoop dat we in het najaar resultaten gaan zien. En als er een decretale aanpassing moet komen, dan zullen we die nemen. Is die niet nodig, dan is dat zo en dan kan Audit Vlaanderen doen wat het denkt te moeten doen.
De heer Ongena heeft het woord.
Het gaat inderdaad enkel over de eindrapporten. Vandaag heb je sowieso al de passieve openbaarheid: je kunt altijd rapporten opvragen. Het is zeker niet de bedoeling dat die actieve openbaarheid ertoe zou leiden dat we alles op straat gooien. Daar moet omzichtig mee omgegaan worden. Een van de bekommernissen is trouwens dat de regie voor het opkuisen van eindrapporten, bijvoorbeeld om er persoonlijke gegevens uit te halen, bij Audit Vlaanderen blijft en dat we niet aan de gemeenten gaan vragen om alles op te kuisen. Voor je het weet, zijn er dan vijftien verschillende versies en dat zal het vertrouwen natuurlijk niet gaan vergroten. Die bekommernissen zijn er, die randvoorwaarden moeten we in acht houden, maar ik denk dat het sowieso beter is om naar de actieve openbaarheid te gaan, wat ook in het verlengde ligt van het Bestuursdecreet van uw voorganger, dat ook in de richting van actieve openbaarheid gaat. Ik kijk uit naar verdere evoluties en eventuele decretale aanpassingen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.