Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Op 20 mei 2020 stelde ik een vraag naar aanleiding van de begrotingsaanpassing 2020, over de middelen voor taalstimulering, die na de besparingen nog slechts 51.000 euro bedroegen. Dat is minder dan de helft van de 108.000 euro die in 2019 nog werd voorzien. Minister, u gaf aan dat u deze subsidies vanaf volgend schooljaar zou willen stopzetten voor Sint-Pieters-Leeuw, en vanaf 2021 voor Vilvoorde. De middelen die op die manier vrijkwamen zou u dan willen inzetten op de structurele subsidielijnen.
Ik meen, en ik geloof dat u deze mening deelt, dat projecten die het versterken van de samenwerking tussen onderwijs-, vrijetijds- en andere welzijnsactoren als doel hebben, teneinde de formele en informele leer- en oefenkansen van anderstalige gezinnen te bevorderen, net erg belangrijk zijn. Daarom is het wel nuttig en nodig dat er zekerheid is dat er blijvend kan worden ingezet op die leer- en oefenkansen, door projecten zoals die in Sint-Pieters-Leeuw en Vilvoorde.
Door die verschuiving naar de structurele subsidielijnen had ik enkele vragen voor u.
Naar welke structurele subsidielijnen worden de middelen die nu aan projectsubsidies worden gegeven overgezet?
Is de zekerheid er dat een deel van het geld voor deze structurele subsidielijnen specifiek voor taalstimulering zal worden ingezet? Hoeveel wordt van deze middelen effectief voor taalstimulering voorzien in 2020? Hoeveel was dat in 2019?
Minister, hoe wilt u taalstimulering in de toekomst behartigen vanuit de bevoegdheid Jeugd, nu de projectsubsidies vandaaruit worden geschrapt?
Minister Dalle heeft het woord.
Mevrouw Perdaens, de eerste 51.000 euro herverdeeld bij begrotingsaanpassing 2020, werd opgesplitst. Deze middelen gaan deels naar de jaarlijkse subsidiëring van het netwerk Kindvriendelijke steden en gemeenten, voor een bedrag van 30.000 euro, en deels naar de algemene projectmiddelen binnen het Jeugdbeleid, voor 21.000 euro. Bij de begrotingsopmaak 2021 zullen we de resterende 51.000 euro herverdelen.
Dan kom ik tot uw tweede vraag. In 2020 wordt nog een laatste subsidie van 51.000 euro toegekend aan Vilvoorde voor haar werking rond taalstimulering. De werking van Sint-Pieters-Leeuw loopt bovendien gelijk met het schooljaar 2019-2020, dus ook daar waren er dit jaar nog activiteiten rond taalstimulering.
De twee subsidielijnen waar we het budget bij de begrotingsaanpassing 2020 naar herverdeelden, behelzen geen formele verplichtingen rond taalstimulering. Dat wil echter niet zeggen dat er bij deze subsidielijnen niet wordt ingezet op taalstimulering. Zo werden er in het verleden al projecten goedgekeurd waar er een focus lag op taal of waar er gemikt werd op inclusie van kinderen met een leerachterstand of kinderen waar Nederlands niet de thuistaal is. Deze projecten hebben een positief effect op de taalbeleving en de taalontwikkeling van jongeren.
Ook in het kader van het Vlaams Netwerk Kindvriendelijke Steden en Gemeenten kan taal een rol spelen. Steden en gemeenten die in aanmerking willen komen voor het label moeten immers prioritaire thema’s uitwerken waar de taalkennis van jongeren ook aan bod kan komen.
In uw derde vraag peilde u naar hoe ik in de toekomst taalstimulering wil behartigen vanuit mijn bevoegdheid Jeugd, nu de projectsubsidies worden geschrapt. Ik deel uw mening dat projecten die het versterken van de samenwerking tussen onderwijs-, vrijetijds- en andere welzijnsactoren als doel hebben, met het oog op het bevorderen van de formele en informele leerkansen van anderstalige gezinnen, heel belangrijk zijn.
Voor een goed begrip wil ik de middelen die vanuit de bevoegdheid Jeugd naar taalstimulering gaan toch even kaderen. Taalstimulering wordt immers als onderwijsthema recurrent ondersteund vanuit het Departement Onderwijs en Vorming. Daar worden voor taalstimulerende activiteiten Nederlands in de schoolvakanties en de buitenschoolse opvang voor kinderen en jongeren projectmiddelen voorzien. Dit heeft als doel de organisatie van andere taalstimulerende activiteiten Nederlands door lokale besturen, in samenwerking met partners uit het onderwijs en de vrijetijdssector in de Vlaamse Gemeenschap, voor leerplichtige kinderen en jongeren.
Regio’s waar kinderen minder in contact komen met het Nederlands, zoals de grootsteden en de Vlaamse Rand, krijgen hier bijzondere aandacht. Het totale budget voor deze projecten bedraagt voor 2020 2,7 miljoen euro. Het is dus zeker niet zo dat er geen middelen voor taalstimulering meer zouden zijn, wel integendeel.
De middelen die vanuit Jeugd naar taalstimulering gaan, waren echter nog een uitloper van de vroegere sectorale regelgeving, waarbij ieder lokaal bestuur een jeugdbeleidsplan kon opmaken en bij goedkeuring ervan middelen kreeg van de Vlaamse overheid. Dit systeem was voorzien in het decreet lokaal jeugdbeleid, dat grotendeels opgeheven werd bij de overheveling van de lokale sectormiddelen naar het Gemeentefonds. Zowel voor als na de overdracht vielen enkele gemeenten uit het arrondissement Halle-Vilvoorde uit de boot bij de toekenning van deze middelen.
Om deze specifieke problematiek het hoofd te bieden, konden de twee lokale besturen binnen de Vlaamse Rand met het grootste aantal lagereschoolkinderen met een andere thuistaal dan het Nederlands een project taalstimulering via het jeugdwerk opzetten. De stad Vilvoorde en de gemeente Sint-Pieters-Leeuw werden op basis van dit criterium geselecteerd.
De toekenning van middelen was dus eerder een uitzonderingsregel vanuit de bevoegdheid Jeugd, dit terwijl er vanuit de bevoegdheid Onderwijs voldoende mogelijkheden geboden worden. Dat is een initiatief dat ik zeker ondersteun. Dit laat ook toe om deze reeds langlopende uitzonderingsregel om te zetten naar een recurrente verhoging van structurele beleidsinitiatieven binnen Jeugd.
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Minister, heel erg bedankt voor uw antwoord. Ik blijf een tikkeltje op mijn honger zitten, moet ik zeggen. Het kan dat er projecten uit voortkomen voor taalstimulering. Het gebeurde al in het verleden. U geeft daar terecht ook een aantal zaken aan. Maar ik vind dat geen zekerheid dat er in de toekomst ook effectief middelen naar die taalstimulering zullen gaan.
U haalt erg terecht aan dat er vanuit Onderwijs op wordt ingezet, en dat daar middelen voor worden toegekend. Maar ik zou het ongelooflijk spijtig vinden en een gemiste kans vinden mocht dat niet ook bij Jeugd nog behartigd worden. Het is natuurlijk bevoegdheidsoverschrijdend. En dergelijke projecten hebben zeker ook een impact op de kansen van die jongeren.
Wat is de zekerheid dat dit soort projecten binnen het reguliere aanbod worden opgenomen? Ik miste een beetje een zekerheid die kan worden ingebouwd. Want u geeft aan dat er een kans is, maar hoe zeker zijn we dat de middelen die nu op structurele subsidielijnen worden ingeschreven echt aan taalstimulering of onder andere aan projecten rond taalstimulering worden besteed? Kan daar een bepaalde zekerheid worden ingebouwd? Alvast bedankt.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, voor mij is dit een gelegenheid om nog eens een stokpaardje, een heel belangrijk punt van in het begin van deze legislatuur, aan te halen. Het staat er een beetje los van, of het heeft er eigenlijk alles mee te maken. In de hele brede rand rond Brussel kampen we natuurlijk met een belangrijke problematiek van verstedelijking. Die biedt heel wat kansen, maar stelt ook heel wat uitdagingen. De problematiek van de verstedelijking en de daarmee gepaard gaande uitdagingen beperken zich niet tot de negentien gemeenten in de Rand.
Bij het begin van deze legislatuur is er aan de ene kant beslist om een Randfonds op te richten. Minister Weyts beheert dat en hij klopt zich op de borst dat hij vijf keer 4 miljoen euro veil heeft voor de problematieken in de gemeenten van de Rand – de strikte negentien gemeenten van de Rand. Zij kunnen dossiers indienen, hoewel het eigenlijk nog totaal onduidelijk is hoe hij het gaat verdelen. Daar zitten zeker ook middelen bij voor projecten rond taalpromotie.
Aan de andere kant is er ook een Denderfonds opgericht om problematieken aan te pakken met betrekking tot de grootstedelijkheid. Daar kunnen gemeenten als Denderleeuw, Geraardsbergen of Zottegem een beroep op doen. Maar de Rand rond Brussel bestaat niet meer exclusief uit die negentien gemeenten. Het uitdijen van Brussel en de problematiek van verstedelijking en de uitdagingen die dat met zich meebrengt gaat veel verder dan die negentien gemeenten die strikt gezien tot de Rand behoren.
En die gemeenten kunnen eigenlijk geen beroep doen op de middelen van het Randfonds, noch op de middelen van het Denderfonds. Die moeten nu dus strijden met ongelijke wapens. Ja, daar hoort ook mijn gemeente Liederkerke toe. Daar zie je dat 42 procent van de kinderen niet het Nederlands als moedertaal hebben. Wij organiseren zomerscholen enzoverder, maar wij kunnen niet rekenen op de middelen die we absoluut nodig hebben om de hele brede problematiek van verstedelijking aan te pakken.
Mijn concrete vraag is eigenlijk: bent u bereid om dit te bekijken en het aan te kaarten bij uw collega? Ik dank u.
Minister Dalle heeft het woord.
Wat de laatste vraag van mevrouw Segers betreft: dat is een maatschappelijke problematiek die relevant is, en die ook in de hoofdstad aan de orde is. Ik denk dat het ook aan collega Weyts is om te verduidelijken wat de exacte plannen zijn rond het Randfonds. Daar ga ik absoluut geen uitspraken over doen. Ik ben niet goed geplaatst om dat te doen. Ik denk dat dat in onze commissie rond de Brusselse Rand zeker aan bod kan komen, en dat collega Weyts daar zeer graag ook verdere duiding bij zal geven.
De vraag van collega Perdaens begrijp ik, maar die hangt samen met de grondige hervorming, waarbij we sectoraal, lokaal jeugdbeleid hebben afgeschaft in het verleden, en we dat hebben vervangen door een brede autonomie voor onze lokale besturen. In die zin staat zekerheid een beetje haaks op de verantwoordelijkheid en de autonomie die we geven aan lokale besturen. In die zin denk ik dat dat daaraan gekoppeld is, en dat dit niet het gevolg is van de beslissing die we nu nemen. De beslissing die we nu nemen is de logische implementatie van de eerdere hervorming.
Het spreekt voor zich dat ook taalstimulering aan bod kan komen in het reguliere, nationale of bovenlokale jeugdbeleid. Het staat projectverenigingen en dergelijke ook vrij om aanvragen in te dienen in het kader van de projectmiddelen die we hebben. Want ook daar kan projectstimulering aan bod komen. Ik dank u.
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Ik dank u voor uw antwoorden. Nu, de projecten waarvan sprake was, hebben een belangrijke impact op de deelnemers in die gemeenten. Ze creëren kansen om vaardigheden te ontwikkelen die deze jongeren in de rest van hun leven zullen kunnen helpen. Dat het geld via een andere weg bij hen terechtkomt hoeft op zich geen probleem te zijn, als die projecten kunnen doorlopen. En dat er via Onderwijs middelen worden ingezet is terecht. Ik zei daarstraks al dat dat ongelooflijk belangrijk is. Maar ik zie een meerwaarde in de inzet via Jeugd en via projecten specifiek vanuit Jeugd.
In die zin vind ik het een beetje spijtig dat die zekerheid in het toewijzen van de middelen niet ingebouwd kan worden. Maar ik ben ervan overtuigd, en ik reken daarvoor op u, minister, dat u daar bij die toewijzing – zoals u verwijst naar die andere subsidies, die projectoproepen en projectsubsidies – zeker rekening mee houdt, in het belang van al die anderstaligen in de Rand, in het belang van die jongeren en hun kansen. Ik dank u.
De vraag om uitleg is afgehandeld.