Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Minister, u hebt al verschillende keren duidelijk gemeld dat een corona-app gebruikt zou worden. In het kader daarvan zou ik twee aspecten willen toelichten en er vragen over stellen.
Het eerste aspect is de stand van zaken van het samenwerkingsakkoord. Het samenwerkingsakkoord over de verschillende regio’s van dit land zal niet uitgerold raken. Dus graag een stand van zaken: hoe staat het daarmee? Dit zou besproken moeten zijn op de voorlaatste of laatste interministeriële conferentie van een week geleden.
Aan de andere kant is er het Europese aspect, waarbij de Europese Commissie een afsprakennota klaar heeft om verschillende apps van verschillende Europese landen op elkaar af te stemmen. Er zou een pilootproject zijn in enkele Europese landen. Wat is de stand van zaken daar? Is dat besproken op de interministeriële conferentie? Hoe is de houding van Vlaanderen ten opzichte van dat Europese voorstel?
Minister Beke heeft het woord.
De focus van de huidige fase van de ‘first line of defence’ ligt op de organisatie van het klassieke bron- en contactonderzoek. Het voorzien in een corona-app is een traject dat inderdaad momenteel wordt voorbereid. De Vlaamse Regering heeft op 12 juni beslist om te gaan voor de ontwikkeling van de app. Op de meest recente vergadering van de Vlaamse Regering zijn er nog bijkomende stappen gezet. Het is de bedoeling dat de app in heel België wordt uitgerold. Er wordt gekozen voor DP3T als onderliggende basistechnologie via bluetooth met een decentrale opslag. Op die manier wordt er maximaal tegemoetgekomen aan de privacybekommernissen die daaromtrent leven.
Een samenwerkingsakkoord is daarvoor een cruciaal element en het juridische kader voor zo'n coronanotificatie-app moet daarvoor ontrold worden. Dit heeft prioriteit en werd voor de eerste keer goedgekeurd vorige week vrijdag op de Vlaamse Regering. We zijn samen met de federale overheid de eerste overheid die dat heeft gedaan. Nu zal het samenwerkingsakkoord voorgelegd worden aan de Raad van State, de Vlaamse Raad voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, de Vlaamse Toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens (VTC) en de Gegevensbeschermingsautoriteit.
Aangezien Vlaanderen reeds heeft aangegeven gebruik te willen maken van het technologische kader van DP3T zal een app in Vlaanderen koppelbaar zijn binnen een Europese aanpak. Dat is ook de reden waarom voor deze technologie gekozen wordt. Er zal maximaal getracht worden om een operationele app te hebben tegen hopelijk september, maar natuurlijk aanvullend op de klassieke contactopsporing, zoals ik daarnet al zei. Contactname met patiënten zal hoe dan ook noodzakelijk blijven, ook met een functionerende app, aangezien de adaptatie door zowel toekomstige patiënten als door contacten in binnen- en buitenland maar partieel zijn.
Een app kan wel een belangrijk hulpmiddel zijn, en daarom heeft de Vlaamse Regering ervoor geopteerd om deze weg daadwerkelijk in te slaan. Maar de app zal nooit, zelfs niet bij optimale adaptatie, de klassieke contactonderzoeken kunnen vervangen. Het wordt een en-enverhaal.
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Minister, ik ben tevreden dat we al een stap verder zijn en dat het samenwerkingsakkoord is goedgekeurd. Er zijn nog heel wat stappen te zetten, maar deze kaap is toch al genomen, wat zeer positief is.
De app wordt voorzien tegen september, maar de vakantieperiode komt eraan. Mensen zullen naar het buitenland gaan en zich meer bewegen. Wordt er toch nog in een alternatief voorzien buiten de normale contactopsporing om deze bewegingen in kaart te kunnen brengen?
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, wat betreft de app ben ik benieuwd naar uw reactie op de beperkingen die in de pers in de afgelopen dagen zijn aangehaald. In hoeverre een app bijdraagt tot de successen in de landen die zijn aangehaald, is de afgelopen dagen sterk gerelativeerd. Bovendien is er bijvoorbeeld in Rusland een enorme beperking van recht via de app. In Taiwan blijkt het eigenlijk vooral via andere maatregelen te gaan. Zoals u zegt, is het minstens een en-enverhaal. Als er een app op Vlaams niveau wordt uitgebouwd, dan begrijpt u mijn evidente vraag als Nederlandstalige Brusselaar. We leven in één land. Zelfs bij een komende lockdown zal er mobiliteit zijn. In normale omstandigheden gaan honderdduizend Vlamingen elke dag hun boterham verdienen in Brussel. Zal die app minstens gecoördineerd worden aangepakt? Zo ja, op welke manier?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik ben inderdaad ook heel blij dat in de app de mogelijkheid wordt ingebouwd om het Europees te gaan aansturen, want het is heel belangrijk dat we niet allemaal op onszelf een bepaalde app gaan gebruiken.
Ik had wel nog een vraag in verband met de app. Voor de efficiëntie van zo'n app wordt vaak gezegd dat hij door een groot aantal mensen daadwerkelijk geïnstalleerd moet worden. Nu, ik heb gelezen dat 50 procent van de Vlamingen geïnteresseerd zou zijn om een dergelijke app te installeren. Hebt u zelf reeds een bevraging gedaan of hebt u al zicht op cijfers?
Minister Beke heeft het woord.
Wij hebben, collega Saeys, zelf nog geen bevraging gedaan, maar wij zijn wel van plan om daar ook iets rond te doen, dus dat staat gepland. Ik heb inderdaad ook wel gezien dat 55 procent van de Vlamingen het wel zou zien zitten en daar vertrouwen in heeft, volgens een bevraging van VTM Nieuws en Het Laatste Nieuws.
Of het nu gaat om klassieke contactopsporing dan wel digitale, het is belangrijk dat we er allemaal veel vertrouwen aan geven, want naarmate we dat doen, krijgen we ook een stukje van onze vrijheid terug. Als we dat niet doen, dan worden we toch wel erg gehinderd.
Wat het buitenland betreft, collega Sleurs, heb ik tijdens een vorige interministeriële conferentie (IMC) al gezegd dat het belangrijk is om een goede informatie-uitwisseling te hebben met het buitenland en dat daar dus stappen rond gezet zouden moeten worden. Ik vermoed dat dat morgen opnieuw ter sprake zal komen tijdens de IMC, omdat die zorg en bekommernis wel terecht zijn.
Zoals ik al gezegd heb, is de technologie die naar voren geschoven wordt, de DP3T-technologie (Decentralized Privacy-Preserving Proximity Tracing). Dat is de technologie die ons de meeste garantie moet geven. In Duitsland, collega Groothedde, werkt men er ook mee en we hebben vastgesteld dat er op 70 miljoen Duitsers toch 12 miljoen zijn die de app na een week al geïnstalleerd hadden, wat toch 17 procent is op, een week tijd. Dat lijkt me toch wel aardig te zijn. Als we Duitsland op dat vlak achterna kunnen gaan … Ik zou zeggen: ‘Sie schaffen das.’ Wij kunnen dat misschien ook op die manier doen.
Uw zorg en bekommernis als Brusselaar zijn terecht, vandaar dat wij tijdens de interministeriële conferentie altijd de positie hebben aangenomen dat wij het liefst van al een gemeenschappelijk initiatief of ten minste een gecoördineerd initiatief zouden willen. Het zou het beste zijn dat we dat samen zouden doen. Maar als – en morgen zal het ook al ter sprake komen – Wallonië en Brussel zouden zeggen dat ze daar toch niet mee doorgaan, dan gaan wij daar in Vlaanderen wel mee door en dat hebben we ook al gezegd. Maar het is dus eigenlijk een uitgestoken hand naar de andere regio's om samen met ons toch ook in dit aanvullend contactopsporingsverhaal mee te stappen.
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoorden. We kijken uit naar de verdere evolutie. Ik zie net dat de bevraging van Zorg en Gezondheid online staat, vanaf vandaag tot 11 juli, dus we kijken bijzonder uit naar de resultaten daarvan. Dank u voor uw antwoord.
De vraag om uitleg is afgehandeld.