Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Brouns heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, het is een actueel thema. Het project Connect was vorige legislatuur een belangrijke pijler in de concrete uitrol van het actieplan ter preventie van gewelddadige radicalisering en polarisering in het beleidsdomein Onderwijs.
Het project Connect heeft als doel om heel snel expertise in te zetten in die scholen in Vlaanderen en Brussel waar een concentratie van jongeren met een extreem risicogedrag de draagkracht en de veerkracht van het leerkrachtenteam en de school te boven gaan. Het project werd jaarlijks positief geëvalueerd en bijgevolg ook jaarlijks verlengd. De huidige periode van ondersteuning van het project loopt af op 31 augustus 2020.
Momenteel worden zo’n veertig scholen ondersteund door Connect. Dit project is zeer belangrijk voor de betrokken scholen en blijft voor de toekomst volgens ons zeer waardevol, getuige de praktijk en de actualiteit. Bovendien moet absoluut worden vermeden dat de expertise die ondertussen, sedert 2015, door Connect werd opgebouwd in het basisonderwijs en het secundair onderwijs, verloren zou gaan.
Minister, wordt het project Connect ook volgend schooljaar verdergezet? Rekening houdende met het einde van het schooljaar, is het belangrijk dat er daaromtrent snel duidelijkheid komt.
Door de coronacrisis zijn een aantal initiatieven van Connect in het schooljaar 2019-2020 noodgedwongen op een laag pitje gezet. Kunnen die initiatieven en de daarvoor voorziene financiële middelen in het volgende schooljaar worden aangewend in het kader van het project Connect, bovenop de middelen die voor het volgende schooljaar voorzien worden?
Minister Weyts heeft het woord.
Zoals u al aanhaalde, willen we met het project Connect scholen ondersteunen in Vlaanderen en Brussel waarvan een concentratie van jongeren met een extreem risicogedrag de lokale werking onder druk zet.
Hoe doet Connect dat? Ze volgen twee sporen: door een intensieve begeleiding van leerlingen en klasgroepen, maar ook door ondersteuning van leraren en directies.
We ondersteunen Connect al sinds het schooljaar 2015-2016. Ik denk dat dat project in de praktijk altijd als zeer waardevol is beschouwd, ook als onderdeel van ons beleid ter versterking en professionalisering van scholen. Om die reden is het ook al meermaals verlengd. Ook dit schooljaar werd het project positief geëvalueerd en daarom hebben we beslist om Connect opnieuw te verlengen voor het schooljaar 2020-2021. Wel willen we volgend jaar focussen op scholen uit het basisonderwijs. Waarom? Ten eerste zien we dat er daar een grote vraag is. Ten tweede kunnen scholen uit het secundair onderwijs al een beroep kunnen doen op het NAFT-aanbod (naadloos flexibele trajecten), die voor een groot stuk een gelijklopende doelstelling hebben als Connect. En we willen de beschikbare middelen natuurlijk ook zo efficiënt mogelijk inzetten.
Dat betekent niet dat we secundaire scholen helemaal uitsluiten. Bij ernstige problemen kan men nog steeds een beroep doen op Connect, maar enkel als de stuurgroep daar in die specifieke gevallen mee instemt. De taakverdeling is dus helder: Connect voor basisonderwijs, NAFT voor secundair onderwijs, maar er staat geen Berlijnse Muur tussen beide.
En hoe zit dat dan met de ondersteuningstrajecten die gepland waren voor dit schooljaar, maar vanwege de coronacrisis niet konden worden afgerond? Daar hebben we een heel concrete oplossing voor. Voor de trajecten in het secundair onderwijs verlengen we de subsidieperiode tot 31 december 2020. Zo kunnen deze trajecten alsnog worden afgerond. De trajecten in het basisonderwijs kunnen verder worden opgevolgd via de nieuwe projectsubsidie voor het schooljaar dat er aankomt.
De heer Brouns heeft het woord.
Ik ben heel blij te horen dat u de mening deelt dat dit sterke projecten zijn, met inderdaad als doel om radicalisering te voorkomen, maar vooral om scholen, het volledige schoolteam, te kunnen versterken op het vlak van problematische en extreme gedragingen.
Ik hoor u zeggen dat de focus in het volgende schooljaar verlegd zal worden naar het basisonderwijs. Op zich is dat goed, alleen is het jammer dat dat ten nadele is van het secundair onderwijs, omdat ook daar de zorgen reëel blijven. Er is heel wat expertise opgebouwd, zoals iedereen ook erkent, en het is heel belangrijk dat we die kunnen behouden, maar uit het terrein blijkt toch wel dat de expertise en de knowhow niet bij alle aanbieders van NAFT aanwezig is. Dat is toch wel een terechte bekommernis, denk ik, want als we voor het secundair onderwijs enkel nog zullen kunnen terugvallen op NAFT, dan moet er zeker meer dan een brug geslagen worden tussen Connect en NAFT, zodat de expertise van Connect ook door NAFT opgevangen kan worden en niet verloren gaat. Mijn bijkomende vraag is dus welke initiatieven u zult nemen om de binnen Connect opgebouwde expertise, niet verloren te laten gaan.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Voorzitter, ik wil toch even tussenkomen, omdat ik de minister hoor zeggen dat er een grotere focus komt op het basisonderwijs. Het is natuurlijk zo dat Connect als doel heeft in te zetten op jongeren met extreem risicogedrag naar radicalisering of polarisering toe. Mijn vraag is dan of er zich voldoende zulke gevallen stellen in het basisonderwijs. Of gaat de vraag vanuit het basisonderwijs voornamelijk over de opleiding en ondersteuning van leerkrachten met het oog op een grotere veerkracht en weerbaarheid van jongeren in het algemeen? Als we immers weerbaarder zijn, zijn we natuurlijk ook sterker in die zaken. Gaat het dus om een preventievere opdracht?
Het is zeker positief geëvalueerd. Ik sta erachter, het heeft zijn meerwaarde en er is een groot enthousiasme vanuit de scholen, maar in welke mate kunnen wij de resultatenverbintenis opvolgen? Slaagt Connect er werkelijk in om de draagkracht van leerkrachten te vergroten. Hoe meten we dat? Hoe meten we niet alleen het enthousiasme, maar ook de effectieve resultaten?
Minister Weyts heeft het woord.
De resultaatmeting gebeurt op grond van de evaluatie. Daarbij beschikken we over de gedetailleerde cijfers van de verschillende scholen die op jaarbasis ondersteund zijn. Zo weten we voor het schooljaar 2020 dat er 40 scholen worden ondersteund door Connect. We weten exact over welke scholen het gaat, we zijn ook op de hoogte van de activiteiten, de uren, de coachinggesprekken, de deelname aan werkgroepen. Er zijn ook scholen waarvoor de planning gaandeweg gebeurt. We hebben daar toch wel een perfect zicht op.
Er is ook de bezorgdheid over de focus die we zouden leggen op het basisonderwijs. Quid de expertiseoverdracht van enerzijds Connect en anderzijds NAFT? Beide zijn geen vreemden voor elkaar, de vzw Arktos biedt NAFT en tegelijkertijd Connect aan. Over die expertiseoverdracht moet u zich dus geen zorgen maken, die gebeurt binnen dezelfde vzw.
De heer Brouns heeft het woord.
Minister, de bezorgdheid komt net van Arktos, zij zijn aanbieder maar er zijn er natuurlijk nog vele andere. Ik denk dat we zeker rekening moeten houden met die bezorgdheid. Meer dan de helft van de scholen die (onverstaanbaar) ,komen uit het secundair onderwijs. Vanuit de regionale realiteit stel ik vast – en nogmaals, het is goed dat we zo vroeg mogelijk (onverstaanbaar) in het basisonderwijs – maar we mogen ook zeker het secundair onderwijs niet loslaten want ook daar worden we geconfronteerd met dat extreme risicogedrag bij een heel aantal jongeren. Gelet op de actualiteit die zich de laatste weken regionaal heeft afgespeeld, zou dat zonde zijn. Tijdens de coronaperiode konden jongeren niet naar school gaan, die gedragingen vonden dan wellicht plaats in een buitenschoolse context waarbij een heel aantal problemen zijn opgedoken, ook in het secundair onderwijs. Ik pleit er dan ook voor om die expertise maximaal te bewaren en Connect in de toekomst alle kansen te blijven geven om daar samen aan te werken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.