Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Pelckmans heeft het woord.
Minister, het nieuwe decreet Bovenlokale Cultuurwerking werd in het leven geroepen door uw voorganger, minister Gatz. Er werden drie beleidsprioriteiten aan toegevoegd. U krijgt tot het einde van deze legislatuur de kans om die bij te sturen. Zo kunt u prioriteiten voor de volgende periode naar voren schuiven, zodat de beoordelingscommissies en de indieners een kader hebben om zich op te richten.
De beleidsprioriteiten spelen een belangrijke rol bij de beoordeling van de aanvragen. Dit zijn geen verplichte criteria. Ze trekken de aandacht naar de punten die het beleid echt wil realiseren.
Bij een recent advies van de Strategische AdviesRaad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (SARC) heb ik enkele vragen.
Minister-president, hoe verliep het proces van de herschikking van de beleidsprioriteiten? Wie is daarbij betrokken? Welke parameters werden daarbij gebruikt?
De SARC heeft drie aandachtspunten, die mij en Groen doen nadenken.
U weet dat de participatieprojecten zijn stopgezet. De SARC pleit nogmaals voor de herinvoering van deze subsidielijn. Misschien kunnen daarvoor in dit decreet oplossingen worden gevonden. Minister-president, wilt u overwegen om die nood aan participatieprojecten hier in te schakelen en de beleidsprioriteiten daaraan aan te passen?
De monitoring van de veldontwikkelingen en ook de effecten van het bovenlokaal decreet moeten we op een bepaald moment in beeld krijgen. Het is allemaal nog jong, maar we moeten erkennen dat er hiaten zijn gevallen in de overgang van waar het decreet vandaan komt en de afschaffing van de bevoegdheden voor de provincie. Onderkent u dat er hiaten zijn en zo ja, hoe wilt u dit dan aanpakken?
Last but not least heb ik een wat technische maar wel belangrijke vraag. Het gaat over de verduidelijking en concretisering van een aantal begrippen in het decreet. Het zijn dure begrippen: transversaliteit, cross-sectoraliteit ... In scrabble kun je daar veel punten mee behalen. Het is wel nodig om deze begrippen te verduidelijken, zodat iedereen ze met dezelfde inhoud kan hanteren. Minister-president, erkent u die nood en zullen we die verduidelijking krijgen?
Minister-president, wanneer denkt u de beleidsprioriteiten bij te sturen? Is er al in een timing voorzien voor de evaluatie van dit decreet of in ieder geval een manier waarop we dat zullen doen? Ik denk dat deze vraag ook bij de collega’s in de commissie aanwezig is.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Het Bovenlokaal Cultuurdecreet van 15 juni 2013 bepaalt dat voor 30 juni van het eerste volledige jaar van elke nieuwe legislatuur de beleidsprioriteiten voor de bovenlokale cultuurwerking worden bekendgemaakt. Ik spreek hier dus niet over een proces van bijsturing, maar over het uitvoeren van wat in het decreet is bepaald. Wel is het zo dat er bewust is gekozen voor een continuering van de principes die zijn opgenomen in de beleidsprioriteiten die bij de start van het decreet werden geformuleerd voor de eerste drie indieningsrondes. Die prioriteiten waren en zijn inhoudelijk nog steeds relevant, accuraat en doelgericht. Er is dan ook geopteerd voor het inhoudelijke behoud van de huidige beleidsprioriteiten, evenwel met een grondige actualisering.
De herformulering is tot stand gekomen in overleg met experten uit het werkveld in de vorm van een klankbordgroep. De prioriteiten worden voor goedkeuring voorgelegd aan de Vlaamse Regering in de zitting van 26 juni 2020. Deze week kan dus aan de decretale verplichting worden voldaan.
Dan kom ik tot de vragen over het advies van de SARC en aandacht voor kansengroepen. De aandacht voor kansengroepen vind ik belangrijk. Ik heb beslist om dit explicieter mee op te nemen in het Bovenlokaal Cultuurdecreet. Daarom werden de eerste beleidsprioriteiten ook in die zin aangepast.
Daarnaast is het belangrijk dat het hele beleidsinstrumentarium evenwichtig op elkaar is afgestemd en dat het Vlaamse beleid voor kansengroepen voldoende slagkrachtig is. De projectregeling binnen het Bovenlokaal Cultuurdecreet biedt een optimaal uitgangspunt voor een evenwichtig en krachtig Vlaams beleid met aandacht voor de participatie van kansengroepen.
Er wordt in dit opzicht aangestipt dat puur lokale participatie-initiatieven nu uit de boot zouden vallen. Ik wil nog eens herinneren aan een belangrijke beslissing van de vorige Vlaamse Regering. Die heeft de beleidskaders hertekend, gestoeld op het subsidiariteitsprincipe. Daarbij is duidelijk gemaakt dat de lokale besturen verantwoordelijk zijn voor lokaal beleid. Het is dan ook een logische keuze om de aandacht voor participatie-initiatieven prioritair binnen de bovenlokale of Vlaamse ruimte te situeren. Puur lokale projecten worden vanuit het subsidiariteitsprincipe aan de verantwoordelijkheid van de lokale overheden toegewezen. Ik ben niet overtuigd dat er een grote leemte wordt gecreëerd. Veeleer zien we een ordening binnen het beleidsinstrument.
Het tweede deel van uw vraag gaat over het al dan niet onderkennen van hiaten. Zoals in de regeerverklaring is vooropgesteld, wordt de eerste uitrol van het decreet geëvalueerd. We plannen dit na drie indienrondes van de projectlijn. Verwacht wordt dat ik uiterlijk op 15 oktober van dit jaar een beslissing zal nemen over deze derde ronde. De geplande evaluatie zal stilstaan bij het bereik van de projectlijn.
Ik stel evenwel duidelijk dat de evaluatie van de uitrol van het decreet niet betekent dat de impact van de subsidielijn op het veld wordt geëvalueerd. Dat is nog te vroeg. Een heel beperkt aantal projecten is opgestart of in uitvoering. Vergeet ook niet dat sommige projecten een doorlooptijd hebben van drie jaar.
Ik wil hier niet vooruitlopen op de resultaten van de geplande evaluatie. Als uit de evaluatie blijkt dat er hiaten worden gedetecteerd, dan zal worden bekeken of en op welke wijze hierop kan worden ingespeeld. We gaan dus eerst de evaluatie afwachten en dan kijken of er effectief hiaten zijn die moeten worden ingevuld.
Ik geef verduidelijking en concretisering van een aantal begrippen. Het Bovenlokaal Cultuurdecreet is een intentioneel decreet. Het intentionele verhaal geeft ruimte aan de praktijk om mee de invulling van gehanteerde begrippen vorm te geven. Dat betekent dat strikt omlijnde definities nog niet zijn gevormd. Het voordeel hiervan is dat er bottom-up meer richting kan worden gegeven. Het heeft ook een nadeel, namelijk dat er tijd nodig is en er enige onzekerheid is in een groei- en aanloopperiode.
We zijn in de effectieve uitrol eigenlijk nog geen jaar ver. Er moet de nodige tijd worden gegeven om aspecten scherp te stellen. Hierin wil ik ook de rol van het bovenlokaal steunpunt OP/TIL aanhalen. Zij zullen samen met mijn administratie in de komende periode de afstemming van het begrippenkader ter hand nemen, maar daarvoor moet de nodige tijd worden gegeven. Ik wil dan ook vragen aan alle betrokkenen om ons de nodige tijd te gunnen zodat iedereen zijn werk kan doen. Ik onderschrijf de nood om die begrippen concreter in te vullen, maar dat zit in een proces.
Mijnheer Pelckmans, voor de geplande evaluatie van de uitrol van het decreet heeft mijn administratie een plan uitgewerkt dat momenteel met mijn kabinet en het steunpunt worden besproken. Dat proces loopt nog en ik wil geen voorafname doen. Zodra dit, samen met de administratie, is afgeklopt, wil ik dat natuurlijk met de commissie delen. Dat is geen enkel probleem. Nu is het echter nog een lopend proces.
Wat uw vraag over de definitieve beslissing over de bijgestuurde beleidsprioriteiten betreft, heb ik daarnet al gezegd dat dit morgen op de agenda van de Vlaamse Regering staat. Ik kan dat volgende week toelichten.
– Karin Brouwers treedt als voorzitter op.
De heer Pelckmans heeft het woord.
Mevrouw D’Hose, ik dank u voor uw interim-voorzitterschap.
Minister-president, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben blij met de verruimde aandacht voor de participatie. Dat is voor Groen van zeer groot belang. De modaliteiten en de precieze uitvoering zijn natuurlijk van minstens even groot belang. Ik ben ook blij met een aantal verduidelijkingen. We zijn bereid de nodige rust te nemen om het een en het ander te evalueren. Het is heel duidelijk dat dit in stappen moet gebeuren.
Ik wil nog bij een punt blijven stilstaan. Dit is in feite mijn bijkomende vraag of dwingend verzoek. Het decreet betreffende de bovenlokale cultuurwerking is na de staatshervorming tot stand gekomen. De bevoegdheden zijn bij de provincies weggehaald en daarvoor is dan het steunpunt gecreëerd. Hierdoor zijn nogal wat sectororganisaties gesneuveld. Ik denk onder meer aan de Vereniging Vlaamse Cultuur- en gemeenschapscentra (VVC) of organisaties voor de amateurkunsten, die zich op de focus als belangen- en beroepsvereniging hebben teruggeplooid. Politiek is dit een goede zaak, maar tegelijkertijd zijn een hele reeks modaliteiten en opdrachten tussen de mazen van het net geglipt waar OP/TIL niet bevoegd meer voor is of in elk geval de ruimte niet voor heeft. Het gaat dan vooral om opleiding, vorming en studiewerk over het bovenlokaal cultuurbeleid. Zeker in deze coronatijden voel ik daar bij heel veel lokale organisatoren, zoals bibliothecarissen, cultuurcentra, enzovoort een enorme nood aan.
Ik wil hier meegeven dat we dit hiaat in de evaluatie grondig moeten bekijken en durven te erkennen. Als er hiaten zijn, moet de bovenbouw desnoods worden aangepast. Dit is geen vraag, maar veeleer een dwingend verzoek waarop ik graag uw reactie zou kennen.
Ik wil hier misschien nog een punt aan toevoegen. Ik ben nog meer verontrust omdat ik heb vernomen dat de opdrachthouder voor cultuur van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) binnenkort met pensioen gaat en voorlopig niet zal worden vervangen. Dat zijn tekenen aan de wand dat er hiaten ontstaan.
Minister-president, ik wil kort nog even iets zeggen. Ik moet de heer Van de Wauwer, die al regelmatig vragen om uitleg over het bovenlokaal cultuurbeleid heeft gesteld, verontschuldigen. Hij wilde hier graag het woord nemen, maar ik zal dat even in zijn plaats doen.
We hopen, minister-president, dat we met betrekking tot die evaluatie en bijsturing goed op de hoogte kunnen worden gehouden en dat er op die manier opnieuw wat kansen kunnen ontstaan voor de amateurkunsten, die met het hele bovenlokale verhaal toch een klein beetje met lege handen zijn achtergebleven nadat hun subsidies vanuit de provincies werden afgeschaft. Het wordt wel eens zo aangevoeld. Daar zullen we in de toekomst toch aandacht voor moeten blijven hebben.
Het participatiebeleid voor kansengroepen zit nog in het sterk afgeslankte Participatiedecreet. Hoe liggen daar de lokale verantwoordelijkheden juist? Zijn er eventueel ideeën om dat over te hevelen naar het decreet Bovenlokaal Cultuurbeleid?
Minister-president Jambon heeft het woord.
(Slechte geluidskwaliteit)
Dank u voor de vragen.
Mijnheer Pelckmans, ik heb in mijn antwoord al gereageerd op uw verzoek. We zullen inderdaad onderzoeken welke hiaten er zijn. In het regeerakkoord hebben we al erkend dat er hiaten zijn in de bovenbouw. In het regeerakkoord hebben we opgenomen dat we de bovenbouwoefening van de vorige legislatuur zullen voortzetten. Dat vraagt de nodige tijd.
Dat van de VVSG heb ik ook vernomen. Ik zal dat samen met collega Somers opnemen, om te bekijken hoe we dat kunnen opvangen.
Mevrouw Brouwers, het spreekt voor zich dat we jullie goed op de hoogte zullen houden, maar u gaat daar waarschijnlijk zelf voor zorgen door de nodige vragen te stellen in deze commissie. Dan is het mijn plicht om zo goed mogelijk op die vragen te antwoorden.
Wat de amateurkunsten betreft, heb ik in deze commissie al een paar keer herhaald dat het decreet zal worden geëvalueerd. Volgend jaar komt het budget van de World Choir Games naar die sector. We hebben dit jaar een budget geoormerkt voor de World Choir Games. Dat budget zal binnen de sector van de amateurkunsten blijven. Er zullen daar later geen World Choir Games meer mee georganiseerd worden. Het decreet zal in ieder geval geëvalueerd worden.
De heer Meremans heeft het woord.
De SARC is positief over de nieuwe prioriteiten. Ik begrijp ook uw opmerking, mevrouw Brouwers, dat de minister-president die hiaten eens moet bekijken en dat hij ze moet oplossen. Ik ben het ook met u eens dat we eens de amateurkunsten moeten bekijken.
Het Participatiedecreet is hier de vorige keer al aan bod gekomen. Wij geloven in de inclusieve benadering. Dit moet ook transversaal worden bekeken, en niet langer geconcentreerd in een apart decreet. De aandacht voor kansengroepen moet over de hele beleidslijn doorlopen, ook in andere domeinen en in andere decreten.
De heer Pelckmans heeft het woord.
Ik wil het laatste woord nemen om toch nog eens te beklemtonen hoe belangrijk die sector is voor lokale besturen. Minister-president, ik sluit aan bij uw visienota waarin u dat ecosysteem heel sterk benadrukt. Het fijnmazige net van lokale cultuuraanbieders is zo belangrijk. Ik heb het gevoel dat we door die enorme druk om dat allemaal aan de autonomie van de lokale besturen te laten, tegelijk ook een stuk verrommeling krijgen. Vlaanderen moet er voldoende op toezien om daar contact mee te houden.
Ik heb dat in COVID-19-tijden een aantal keren mogen ondervinden. Als je bijvoorbeeld moet praten over artiesten en uitbetaling van uitkoopsommen, dan moet je met lokale besturen gaan spreken want iedereen heeft daar zijn eigen visie en mening over. Ik ben echt overtuigd, met alle respect, dat we een soort bijsturing moeten doen. Ik heb altijd heel graag samengewerkt met lokale besturen en ik heb er veel vertrouwen in, maar er is toch nood aan een gecoördineerde aanpak.
Minister-president, ik ben blij dat u de handschoen opneemt om daarover ook met de VVSG, die daarin een belangrijke rol zou kunnen spelen, van gedachten te wisselen. Deze bedenking, die aansluit bij de visienota, wou ik hier nog even meegeven.
De vraag om uitleg is afgehandeld.