Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, het fenomeen oudermishandeling is nog altijd een groot taboe en wordt bijgevolg zwaar onderschat. De 799 meldingen die het Vlaams Ondersteuningscentrum Ouderenmis(be)handeling (VLOCO) vorig jaar heeft geregistreerd, vormen volgens de organisatie slechts een klein gedeelte van het totaal aantal gevallen. Het gaat nochtans om dubbel zo veel meldingen als het jaar daarvoor. In 2018 waren er 444 meldingen en in 2017 waren er 505 meldingen.
Uit internationaal onderzoek blijkt dat in ons land maar liefst 32 procent van de vrouwen ouder dan 60 jaar aangeeft het slachtoffer van oudermis(be)handeling te zijn. Het kan gaan om fysieke mishandeling, maar ook om psychisch geweld, verwaarlozing en financieel misbruik door oplichting, afpersing of diefstal. Hoe vaak dit in woonzorgcentra gebeurt, weten we niet. Aangezien ouderen vaak meer zorgbehoevend zijn en meer risico op eenzaamheid en andere psychische problemen lopen, vormen ze een kwetsbare groep. Vaak zijn ze afhankelijk van anderen, zijn ze minder weerbaar of hebben ze niemand om te vertellen wat hen is overkomen.
Vaak is het een problematiek die geleidelijk opkomt en verergert. Mensen die aan dementie lijden, vormen een bijzondere risicogroep. In 81 procent van de gevallen van ouderenmishandeling is de pleger iemand uit de directe omgeving, zoals een familielid, een kennis uit de buurt, een verpleger of een mantelzorger. Wat het gegeven natuurlijk emotioneel heel beladen maakt, is dat 67 procent van de getroffen gevallen zelfs met de pleger samenwoont.
Vaak is er ook sprake van een complexe relatie en misschien een bewogen geschiedenis tussen slachtoffer en pleger. Onderzoekers wijzen er ook op dat plegers niet altijd beseffen hoe slecht zij de slachtoffers in kwestie behandelen en dat er sprake is van ouderenmishandeling.
VLOCO pleit voor het doorbreken van het taboe want veel slachtoffers zijn bang of beschaamd om erover te spreken. Bovendien zijn slachtoffers vaak bang om die ene persoon of die weinige personen die ze rondom zich hebben, te verliezen. Dat maakt ingrijpen natuurlijk niet altijd gemakkelijk.
VLOCO vraagt om de problematiek meer bekendheid te geven en professionals en mantelzorgers beter te vormen en ondersteunen. Onderzoekers wijzen erop dat zowel professionele als vrijwillige zorgverleners vaak met veel taken belast zijn, waardoor hun draagkracht soms overschreden wordt. Dit kan dan leiden tot verkeerde praktijken. Er is, zo klinkt het, dan ook nood aan een integrale systeemaanpak. Vandaag is de dag van de mantelzorgers, en we hebben heel veel appreciatie voor hen. Ik denk dat ze soms zo zwaar belast worden dat dit bepaalde gevolgen met zich meebrengt. Zij beseffen niet altijd hoe dit kan leiden tot een niet juiste behandeling van de oudere in hun omgeving.
Het fenomeen van ouderenmis(be)handeling is niet nieuw en er worden al heel wat initiatieven genomen. Zo ontwikkelde de VUB enkele jaren geleden in samenwerking met VLOCO een risicotaxatie-instrument (RITI). Dit is een korte en praktijkgerichte checklist die gebaseerd is op gekende signalen en risicofactoren. Het instrument helpt hulpverleners om risico’s vlugger te detecteren en kan in geval van twijfel een bevestiging ven vermoeden betekenen. Het loutere gebruik van het instrument door organisaties kan medewerkers er al meer bewust van maken dat het fenomeen bestaat. Volgens VLOCO werd de schaal vorig jaar echter slechts negentien keer online ingevuld.
Ook is er de website www.ouderenmishandeling.be met veel informatie over de problematiek en onder meer een stappenplan voor de aanpak van de problematiek op de werkvloer en ondersteuning voor mantelzorgers. VLOCO werkt ook samen met het Expertisecentrum Dementie en de verschillende erkende mantelzorgverenigingen.
In Vlaanderen en Brussel bestaat ook het psycho-educatiepakket ‘Dementie en nu’, aangeboden door het Expertisecentrum Dementie Vlaanderen en de Alzheimer Liga Vlaanderen.
Tijdens de commissievergadering van 27 november 2018 zei de toenmalige minister dat ongeveer duizend mantelzorgers een dergelijke opleiding al hadden gevolgd. Uit antwoord op mijn schriftelijke vraag van 14 april 2020 blijkt echter dat er in Vlaanderen meer dan 167.000 unieke mantelzorgers geregistreerd zijn in het kader van de Vlaamse Sociale Bescherming.
Minister, op welke manier wilt u mee het taboe rond het fenomeen van ouderenmis(be)handeling doorbreken en de bekendheid ervan verhogen zodat situaties van ouderenmis(be)handeling sneller zouden worden opgepikt?
Op welke manier kunnen zowel professionelen als mantelzorgers beter geïnformeerd en gevormd worden over enerzijds het herkennen van de problematiek en anderzijds het omgaan met kwetsbare ouderen, in het bijzonder wanneer zij aan een vorm van dementie lijden?
Hebt u zicht op het aantal organisaties dat gebruik maakt van het RITI en in welke mate dan wel? Op welke manier zult u een betere bekendmaking van dit instrument en verdere implementatie ervan ondersteunen?
In hoeverre wordt het RITI toegepast door woonzorgcentra? Kan dit instrument gebruikt worden om gevallen van ouderenmis(be)handeling van ouderen die wonen in een woonzorgcentrum vast te stellen?
Minister Beke heeft het woord.
De laagdrempeligheid van hulp- en dienstverlening is een noodzakelijke voorwaarde om de gepaste zorg bij de oudere zorgbehoevende en zijn mantelzorger te brengen. Er is daarom gericht geïnvesteerd in buurtgerichte, lokale en regionale initiatieven. Eerstelijnszones delen het Vlaamse grondgebied op in zestig regio’s en verenigen de zorg- en welzijnsactoren binnen de eerste lijn.
In het nieuwe Woonzorgdecreet gaat heel wat aandacht naar de kwaliteit van de zorg binnen de ouderenvoorzieningen. Klachtenbeheer is een belangrijk onderdeel van het aanbieden van kwaliteitsvolle zorg. In samenspraak met de betrokken instellingen wordt de mogelijkheid onderzocht om een centraal meldpunt ‘klachten in de zorg’ op te zetten. Ik laat onderzoeken of we dit principe kunnen verankeren in het herwerkte kwaliteitsdecreet.
Wanneer de zorg toch ontspoort en de grenzen van ethisch verantwoorde zorg of het menselijke respect worden overschreden, moeten de nodige hulplijnen kunnen worden ingeroepen.
Voor de ouderenvoorzieningen is er in de eerste plaats de Woonzorglijn. Wie een vraag of klacht heeft over een ouderenzorgvoorziening, kan daarmee terecht bij de Woonzorglijn, telefonisch of online.
Een affiche met de contactgegevens van de Woonzorglijn moet zichtbaar uithangen in elke woonvoorziening. Daarnaast kan elke burger zich wenden tot het nummer 1712, de hulplijn voor elke burger die vragen heeft over geweld, misbruik en kindermishandeling. Ervaren hulpverleners van de Centra voor Algemeen Welzijnswerk en de Vertrouwenscentra Kindermishandeling staan de burger bij. Ze geven informatie en advies of verwijzen door naar verdere hulp.
In het huidige Vlaamse mantelzorgplan van voormalig minister Vandeurzen, dat eind dit jaar zal aflopen, is een van de vooropgestelde acties: “We blijven inzetten op de bekendmaking van de hulplijn 1712 en het Vlaams Ondersteuningscentrum Ouderenmis(be)handeling voor hulpverleners. We stimuleren de verdere implementatie van het Risico-Taxatie-Instrument ontwikkeld voor hulpverleners.” De voorbije jaren is daarop ingezet door onder meer een vormingsaanbod rond het thema ouderenmishandeling vanuit de verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers, zowel voor professionelen als mantelzorgers. Binnen de evaluatie van het mantelzorgplan kan worden bekeken of dat thema nog meer aandacht moet krijgen in het toekomstige beleid.
Bij de evaluatie zullen we dergelijke opportuniteiten in kaart brengen, maar moeten we ook prioriteiten stellen om tot een daadkrachtig nieuw plan te kunnen komen. Als het thema ouderenmishandeling als een van de prioriteiten voor de komende jaren wordt voorgesteld, zullen actoren zoals de verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers, en het Vlaams Instituut Voor de Eerste Lijn (Vivel) als partnerorganisatie voor mantelzorg, daarin een belangrijke rol kunnen opnemen.
Momenteel heeft de administratie geen zicht op het aantal organisaties die gebruik maken van het RITI. In het Woonzorgdecreet werd de meldingsplicht voor ouderenvoorzieningen uitgebreid van seksueel grensoverschrijdend gedrag naar algemene grensoverschrijdende handelingen. Situaties waarbij ouderenmishandeling, in alle mogelijke vormen, zich voordoet, moet de directie van de betrokken voorziening via het meldingsformulier, dat beschikbaar is op de website van het agentschap, aan het Agentschap Zorg en Gezondheid melden, samen met de maatregelen die naar aanleiding daarvan zijn getroffen. Dat stelt het agentschap in de mogelijkheid om de situatie op te volgen en erover te waken dat er efficiënt kan worden opgetreden. Het is niet de bedoeling dat het agentschap in de plaats van de directie van de voorziening actie onderneemt. Indien het agentschap echter oordeelt dat er onvoldoende of niet adequaat wordt opgetreden, kan het agentschap verdere stappen ondernemen.
Zoals ik al gezegd heb bij de vorige vraag, is het in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de directie van het woonzorgcentrum om de gepaste maatregelen te nemen. Ik ben ervan overtuigd dat de bekendmaking van het risicotaxatie-instrument van het Vlaams Ondersteuningscentrum Ouderenmis(be)handeling naar ouderenmishandeling binnen de zorg een nuttige bijdrage kan leveren om efficiënt te kunnen optreden.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Bedankt, minister. Het is een thema waar nog heel wat taboe rond bestaat. Het gaat niet alleen over ouderen die in een woonzorgcentrum wonen, maar natuurlijk ook over veel ouderen die nog thuis wonen en die al of niet ondersteund worden door mensen in hun omgeving, familieleden, buren, andere mantelzorgers, en bij wie de thuiszorg ook komt. Uit de laatste cijfers die ik kreeg, blijkt dat het aantal mensen dat de opleiding heeft gevolgd, nog relatief beperkt was. We kunnen dus wel nog een tandje bijsteken op het vlak van bekendmaking. U zegt dat het niet duidelijk is hoeveel het risicotaxatie-instrument wordt gebruikt. Dus ook daar kan de bekendmaking nog verbeterd worden.
Het is goed dat er één aanspreekpunt komt voor klachten in de zorg. Dat is absoluut positief. Natuurlijk moeten we proberen om zoveel mogelijk klachten te vermijden. En dan is bewustmaking belangrijk. VLOCO stelt duidelijk – en ik denk dat dat klopt – dat mensen zich niet altijd bewust zijn van het feit dat er sprake is van ouderenmishandeling. Dat gaat dan zowel over degenen die de mishandeling ondergaan als degenen die de mishandeling doen. De algemene situatie van de ouderen lijdt daaronder. En daar moeten we op ingrijpen.
Voor mij is het alleszins een thema dat we, binnen het vervolg van het mantelzorgplan, verder moeten kijken inzake het taboe daarrond en nadien hoe we de bekendheid van hulplijnen enzovoort kunnen vergroten.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Minister, collega's, ouderenmishandeling is een zeer gevoelig onderwerp in onze maatschappij. Veelal wordt het verborgen gehouden of gewoonweg ontkend. Het is ook niet eenvoudig om een grens te trekken tussen wat nog wel en net niet meer kan. Wanneer het over de mishandeling van ouderen gaat, wordt ook de term ouderenmisbehandeling gebruikt, zoals collega Schryvers zegt. Deze term wijst erop dat de mishandeling ook onopzettelijk kan gebeuren, bijvoorbeeld door niet-bewuste handelingen of door het nalaten van handelingen, waardoor de oudere verdriet of kwaad wordt berokkend. Er wordt ook van ontspoorde zorg gesproken.
Het belang van de ouderen moet steeds centraal staan in de aanpak. Een zeer belangrijke maatregel is de optimalisatie van de thuiszorg en het opstellen van een zorgplan. Zo kan de hulp van de thuisverpleging, de kinesist, de poetshulp, de maaltijdbedeling worden ingeschakeld. Thuiszorg is immers multidisciplinair teamwerk. De kans op mishandeling wordt een stuk kleiner als er veel personen bij de zorg betrokken zijn. Minister, op welke manier kan die optimalisatie van de thuiszorg worden georganiseerd?
Een tweede belangrijke maatregel is de nauwe samenwerking tussen de mantelzorger en de huisarts. Op welke manier zouden we een functionele band tussen die mantelzorger en de huisarts kunnen creëren?
Ik dank u.
Minister Beke heeft het woord.
We hebben het daarnet al over gehad, bij de vragen over mantelzorg: de thuiszorg is niet alleen voor de betrokkene, maar ook voor de mantelzorger een belangrijke partner, zowel wat kennisoverdracht als appreciatievermogen van de betrokkenen betreft. Daar is een band. Uiteraard speelt de huisarts daarin ook een belangrijke rol. Dat is nogal vanzelfsprekend.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, bewustmaking bij die verschillende actoren – en dat geldt voor de verschillende betrokken partijen, de ouderen zelf, de mantelzorger, iedereen die betrokken is bij een woonzorgcentrum, de artsen, de thuiszorg – is essentieel in het enerzijds erkennen van en anderzijds bespreekbaar maken en zoeken naar oplossingen wanneer ouderenmishandeling zich voordoet.
De vraag om uitleg is afgehandeld.