Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
De coronacrisis heeft een grote impact op de economie en op onze handelaars. In deze commissie hebben we hier reeds vaak over gedebatteerd en hoorzittingen over georganiseerd. Daarnaast heeft het Vlaams Parlement ook de resolutie goedgekeurd over een Vlaams sociaal-economisch relanceplan na de coronacrisis.
Onlangs hebben het Neutraal Syndicaat voor Zelfstandigen (NSZ) en de Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO) enquêtes afgenomen bij handelaars. De resultaten zijn opmerkelijk. Volgens de rondvraag vreest 1 op de 5 handelaars om binnen enkele maanden failliet te gaan. NSZ heeft een enquête afgenomen bij 688 niet-voedingszaken en 85 procent daarvan verklaart dat ze geconfronteerd worden met een significante omzetdaling. Volgens NSZ schatten 4 op de 10 ondernemers hun verlies op 30 tot 45 procent. Ruim de helft van de zelfstandigen geeft aan onvoldoende reserves te hebben om langer dan 2 maanden te overleven. Dat zijn een aantal zaken die ons toch wel zorgen baren.
Bij UNIZO is er een gelijkaardig geluid te horen. Daarin geeft een ruime meerderheid van de ondervraagden aan dat de omzet vorige week flink onder de verwachtingen bleef. Bij 15 procent bedroeg het zelfs minder dan de helft.
Ik ben ervan overtuigd, minister, dat u zelf waarschijnlijk ook wel voldoende noodkreten binnen krijgt, maar ik heb het vandaag over de vraag hoe we dit gaan monitoren. Hoe monitort u de huidige omzetcijfers van de handelaars en hoe worden deze opgevolgd? Hoe ziet u de omzetcijfers verder evolueren en in hoeverre vreest u voor een eventuele kettingreactie als handelaars failliet gaan?
Overlegt u met de vakorganisaties? Ik veronderstel van wel, dus tot welke conclusie bent u gekomen? Zo neen, wanneer plant u dit te doen? Maar zoals gezegd, denk ik dat u dit al doet.
Veel lokale besturen hebben extra ondersteunende maatregelen genomen om de lokale economie te ondersteunen. Op welke manier kunnen de lokale besturen bij Vlaanderen terecht voor advies en informatie om eventuele lokale maatregelen zo doelgericht en efficiënt mogelijk in te zetten?
Dank u wel, mevrouw De Vreese. Uit uw vraagstelling bleek al een groot vertrouwen in de minister.
Minister Crevits heeft het woord.
De belangrijkste wijze van opvolgen betreft de contacten die we hebben met de werkgeversorganisaties en de enquêteringen die gebeuren naar de ondernemers om inzicht te krijgen in de door hen verwachte bedrijfsresultaten enerzijds en het ondernemersvertrouwen anderzijds.
Het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO) volgt de resultaten van de ERMG-enquêtes (Economic Risk Management Group) op. U kunt die trouwens terugvinden op de site, en het is heel nuttig om die op te volgen, want de methodiek heeft zijn verdiensten en beperkingen, wat de Nationale Bank ook zelf vermeldt. U kunt het meest recente ERMG-weekrapport – dat van 15 juni – lezen, en daarin ontwaar je een genuanceerd beeld. Ik ga niet alle resultaten meegeven, maar als je kijkt naar de verschillende sectoren, zie je grote verschillen. Ik geef drie voorbeelden.
De non-foodhandel rapporteerde een omzetverlies van 86 procent tussen maart en april. Dit herstelde zich ondertussen naar een geraamd verlies van 12 procent. De horeca rapporteerde een omzetverlies van 95 procent op het hoogtepunt van de sluitingsperiode. Met de bevraging van 9 juni sprak men toch al van een afname van 75 procent. Het is uitkijken naar het volgende meetpunt. De vastgoedsector kende periodes met een omzetdaling tot 60 procent; in juni sprak men nog van 9 procent. U ziet dus dat daar enorme evoluties in zitten.
In Vlaanderen hebben we ongeveer 600.000 bedrijven. Daarnaast is er ook nog een groep vzw’s die getroffen zijn door de coronacrisis. De omzetcijfers zijn niet altijd publiek beschikbaar. Van zelfstandigen, waarvan er zo’n 350.000 zijn, en van meer dan 90 procent van de jaarrekeningplichtige bedrijven met hoofdzetel in Vlaanderen, kennen we geen omzet. Het is dus een beetje koffiedik kijken. Het is goed om de vinger aan de pols te houden, maar we kunnen nog geen definitieve conclusies trekken.
Wat de evolutie betreft, heeft mijn administratie eigenlijk geen andere cijfers buiten de ERMG-schattingen. We volgen alles uiteraard zeer goed op. We hebben al een omvangrijk pakket aan gepaste en gerichte maatregelen genomen en we werken aan een economisch en maatschappelijk relanceplan. Daarvoor kijken we eerst uit naar de bevindingen van de expertencomités die daartoe zijn opgericht. Het is van belang dat mensen consumeren, zeker in de sectoren waar we nu over spreken, collega De Vreese, want als mensen niet consumeren, dan gaan die sectoren gewoon kapot.
Uiteraard overleggen wij veel, binnen het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité (VESOC) en de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV). De conclusies staan grotendeels opgenomen in de SERV-adviezen rond het opnieuw opstarten van de economie en de arbeidsmarkt.
We hebben specifiek voor de detailhandel een rondetafel georganiseerd met de partners uit het stakeholdersplatform detailhandel, namelijk UNIZO, Comeos, Voka, de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), de Vereniging van de Vlaamse Provincies (VVP) en VLAIO. Die experten komen nu samen, op uitnodiging van mijn kabinet, om daar de postcoronaperiode goed in kaart te brengen.
Lokale besturen nemen uiteraard ook maatregelen. Er is de voorbije jaren door VLAIO ook heel sterk geïnvesteerd in het uitbouwen van een netwerk qua lokale economie. Dat werpt nu ook zijn vruchten af. Ik voel dat die mensen elkaar heel snel en vlot kunnen bereiken. Bij VLAIO zijn dat de relatiebeheerders lokale besturen, maar ook gemeenten kunnen deelnemen aan de Overlegtafels Economie. Ze zijn daar een vertrouwd gezicht. Die zijn de voorbije periode veelvuldig geconsulteerd door steden en gemeenten.
Gemeenten kunnen ook de publiek gemaakte cijfers raadplegen om een algemeen beeld te krijgen. Heel wat gemeenten hebben me gevraagd of ze zouden kunnen weten wie allemaal hinderpremies heeft gevraagd in de eigen gemeente. Zo kan men immers een beleid op maat van de gemeente voeren. Men ziet dan waar de getroffen bedrijven zijn. Men weet dat niet altijd. Men kan zo ook zien wie die niet heeft aangevraagd. Gelet op de regels inzake privacy moet er daarvoor een overeenkomst worden afgesloten tussen de gemeente en VLAIO. Er zijn nu al 21 zulke overeenkomsten. Die staan ook op de website van VLAIO. Ik wil echter alle gemeenten stimuleren om zo’n overeenkomst af te sluiten, want dat kan een heel goed instrument zijn. Ik denk trouwens dat het collega Vanryckeghem is geweest die als eerste heeft gevraagd om zo’n inzage te kunnen krijgen, omdat dat voor zijn lokaal beleid van belang kan zijn.
De VVSG heeft in nauwe samenwerking met en met financiële steun van VLAIO in de jongste week overlegtafels georganiseerd met betrekking tot de heropstart en de maatregelen voor detailhandel, ambulante handel, kermissen en evenementen. Dat heeft geresulteerd in publicaties, die onder alle gemeenten worden verspreid en ook beschikbaar zijn op de coronapagina op de website van de VVSG.
Er is dus heel veel werk aan de winkel, maar er zijn ook heel nauwe banden met de lokale besturen, die onmisbaar zijn als relancepartner voor de komende periode.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Het is inderdaad belangrijk om onze welvaart in Vlaanderen zo veel mogelijk op peil te houden, om de vinger aan de pols te houden en goed te monitoren. Mijn collega Ronse en ikzelf zullen ook proberen de vinger aan de pols te houden door een aantal bedrijfsbezoeken te doen. We gaan de volgende weken honderd bedrijven in West-Vlaanderen bezoeken om te horen wat er leeft bij onze ondernemingen, bij onze handelaars. Dan kunnen wij daarover ook in het parlement terugkoppelen.
Inzetten op een optimale informatiedoorstroming lijkt me zeer belangrijk, net als inzetten op die monitoring, zodat wij, maar ook de lokale besturen op de juiste problemen kunnen focussen.
Ik heb nog één bijkomende vraag. Van 18 maart tot en met 17 juni 2020 schortte de Federale Regering tijdelijk de handhavingsmaatregelen op voor ondernemers met schulden, het zogenaamde moratorium. Een ondernemer met schulden werd dus beschermd tegen inbeslagname en faillissement. De voorwaarde was wel dat die ondernemers op 18 maart nog in goeden doen waren. UNIZO West-Vlaanderen roept ondernemers op om de komende weken en maanden overleg te verkiezen boven ingebrekestellingen of juridische procedures, wat natuurlijk niet zo vanzelfsprekend is. Minister, welk effect verwacht u van de beëindiging van dat moratorium?
Minister Crevits heeft het woord.
Het is in eerste instantie bijzonder goed dat u ook de vinger aan de pols houdt. Ik denk dat iedereen dat ook op een goede manier doet.
Ik kan nu niet zeggen wat ik precies verwacht van het beëindigen van het moratorium. We zullen moeten bekijken wat de effecten zullen zijn. Ik zal ook wat dat betreft de vinger aan de pols houden.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Ik denk dat de komende maanden inderdaad cruciaal zullen zijn om te zien welk effect dat allemaal heeft. Ook september wordt een belangrijke maand om te zien hoe het gaat met onze bedrijven. Samen met u wachten we af welke impact de volledige coronacrisis nog verder zal hebben op onze ondernemingen, op onze kmo’s, op onze kleine zelfstandigen.
Zoals u zegt, daar kunnen we de omzet moeilijk inschatten. Een aantal ondernemers zal zich tijdens de coronacrisis goed hebben kunnen handhaven, maar er zullen er zeker ook zijn die het in de komende maanden moeilijk zullen krijgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.