Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Minister, ik verwijs naar een recent onderzoek, uitgevoerd door de universiteiten van Antwerpen en Leuven, dat een beeld gaf van de ‘working poor’ in België en hoe zij beïnvloed worden door de coronacrisis. Het onderzoek geeft aan dat er voor de coronacrisis al 233.000 werkende armen in België waren. Nog eens 411.000 Belgen hadden een levensstandaard die niet heel ver boven de armoedegrens lag.
Het risico is hoger voor werkenden die zich niet in het primaire segment van de arbeidsmarkt bevinden. Het gaat dan om mensen met flexibele contracten, tijdelijke contracten, lage lonen, slechte arbeidsvoorwaarden. Zij lopen meer risico om door de bodem van de armoede te zakken. En het risico is ook beduidend hoger in bepaalde sectoren zoals de horeca en, helaas en heel wraakroepend in deze tijden, in de zorgsector. Ook zelfstandigen zonder personeel bevinden zich vaker onder de armoedegrens of zijn financieel kwetsbaar.
Het onderzoek toont ook aan dat een deel van de bevolking niet genoeg reserves heeft om een maand zonder inkomen door te komen. Bij werknemers in de horecasector heeft maar liefst 73 procent niet voldoende liquide middelen om een maand te overbruggen.
Volgens het onderzoek is een van de redenen waarom sommige werkenden onder de armoedegrens leven, het feit dat velen van hen deeltijds tewerkgesteld zijn, vaak onvrijwillig. Welke acties gaat u ondernemen om barrières weg te halen voor personen die voltijds willen werken maar dit niet kunnen, vaak vrouwen met kinderen?
De horeca zal een van de zwaarst getroffen sectoren zijn van de coronacrisis, mede door de verplichte sluiting. Het feit dat 73 procent van het personeel onvoldoende reserves heeft om een maand te overbruggen, maakt dit nog meer verontrustend. Gezien deze feiten, voorziet u ondersteunende maatregelen om te voorkomen dat er in de horeca veel ontslagen zullen vallen, los van wat er al gebeurd is binnen de sector?
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Gennez, dit is een heel complexe vraag waar ik niet zomaar een antwoord op kan geven. Er is geen ‘one size fits all’-antwoord.
Personen die deeltijds tewerkgesteld zijn, kunnen dit om allerlei redenen doen, onbewust of bewust, bijvoorbeeld omdat ze op die manier de combinatie werk en gezin beter kunnen realiseren, omdat ze geen voltijdse functie vinden of misschien omdat ze een voltijdse job fysiek niet aankunnen. Er kunnen dus verschillende motieven meespelen om deeltijds te werken. Bepaalde economische sectoren zijn ook gekend als sectoren waar personen vaker deeltijds tewerkgesteld zijn, bijvoorbeeld de horeca.
Personen die een voltijdse job of een tweede deeltijdse job naast hun eerste deeltijdse job willen, kunnen zich bij VDAB inschrijven als werkzoekende en zo gebruik maken van bemiddeling en dienstverlening, met het oog op het realiseren van een voltijdse tewerkstelling.
Tegelijk zetten we in op een betere combinatie arbeid-gezin. Zo gaven we al in het Vlaams regeerakkoord aan dat we kinderopvang flexibel en betaalbaar willen organiseren. Op deze manier wordt de drempel weggewerkt voor personen die omwille van hun kinderen niet voltijds kunnen gaan werken. Ook door te investeren in werkbaar werk maken we voltijds werken in bepaalde situaties opnieuw haalbaar. Denk maar aan het flexibel invullen van de arbeidstijd en de cobots die bepaalde handelingen minder belastend maken, bijvoorbeeld in de sociale economie. Op de website www.werkbaarwerk.be zijn onze verschillende maatregelen verzameld.
U weet dat we specifiek voor de horeca en de moeilijkheden in die sector al een aantal zaken gedaan hebben. Ik verwijs naar de hinderpremie. Vanuit mijn bevoegdheid Werk werd ook de aanmoedigingspremie voor bedrijven in moeilijkheden en herstructurering uitgebreid, om ook rekening te houden met de gevolgen van de coronacrisis. Ik hoop dat al deze financiële ondersteuningsvormen een hefboom kunnen zijn om actief aan de slag te kunnen gaan en blijven.
De realiteit is – u hebt daar een punt – dat de coronacrisis een zware impact heeft op ons economisch weefsel en dat er inderdaad een pak ontslagen zullen vallen. Maar er zullen ook nieuwe jobs ontstaan en we moeten daar zo flexibel mogelijk in proberen te zijn. Ik zet daarom ook in op een activerend herstructureringsbeleid. Voor personen in tijdelijke werkloosheid, ook voor personen in de horeca, voorzien we via VDAB in aangepaste bemiddeling naar sectoren waar veel vraag is naar arbeidskrachten en ook in een aangepast opleidingsaanbod. Ook via nieuwe projecten die zullen starten in het kader van de oproep ‘inclusieve ondernemingen’ zoeken we naar gerichte manieren, opdat mensen hun loopbaan sneller en sterker opnieuw in handen zouden kunnen nemen. Een ander project is het uitbreiden van bestaande succesvolle wijzen van aanpak, zoals het project ‘Doorstart’. Samen met VDAB en het Europees Sociaal Fonds (ESF) kijk ik naar de mogelijkheden, en het zijn er heel wat.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
In de plenaire vergadering van gisteren pleitte ik ook al voor een soort ambitieus toekomstplan voor de handel en de horeca. Misschien is het aan te bevelen, minister, om een tripartiet overleg te starten. Gisteren zei ik het voor Comeos, met de werknemers, de sectorfederatie en de Vlaamse Regering. Misschien zijn er ook wel ideeën in het maatschappelijk of economisch relancecomité. Maar ik zou hetzelfde durven te bepleiten voor de horeca: probeer dat tripartiet overleg op gang te brengen voor de grote groep mensen die nu in tijdelijke werkloosheid zitten – wat een goede zaak is, want dat zijn de stabilisatoren die maken dat we onze arbeidsmarkt en inkomenszekerheid overeind houden. Het Planbureau heeft toch ook wel aangegeven dat we afstevenen op 200.000 werklozen, waarvan velen in de horeca. Dat zijn mensen met een dienstbaar profiel, dus kunnen we daar dan niet mee aan de slag, met het oog op een toekomstgericht beleid? We weten wie die mensen zijn. Eigenlijk is dat zelfs een doelgroep: mensen die van tijdelijke werkloosheid naar permanente werkloosheid gaan.
Men zou die kunnen vastpakken en daar heel specifiek op werken. Vlaanderen is bevoegd voor doelgroepkortingen en voor de definitie van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Misschien moeten we daar creatief mee omgaan. Het regeerakkoord voorziet erin dat we die doelgroepenkortingen gaan bekijken en dat we ook de afstand tot de arbeidsmarkt en de kwetsbaarheid van mensen in kaart brengen. Vlaanderen is niet bevoegd voor sectoren of voor sectorale kortingen, dat weet ik wel, maar we hebben door dit onderzoek wel zicht op een aantal sectoren waar de profielen kwetsbaar zijn en waar mensen dus wel een probleem hebben op middellange termijn. De coronacrisis heeft er een zeer sterke impact op, en daarom wil ik vragen of daar creatief over nagedacht kan worden.
Het andere element is dat alleenstaande ouders met kinderen het grootste armoederisico lopen; vaak zijn dat vrouwen. Vanwege de complexe combinaties tussen zorgtaken, arbeid en gezin, denk ik toch dat we naar flexibele kinderopvang moeten gaan en, wat ons betreft, naar gratis flexibele kinderopvang aan de onderkant van de inkomensschalen. Misschien moeten we die ook veel meer uitbouwen in overleg met sectoren, zodat vaak alleenstaande vrouwen met kinderen wat meer kunnen participeren in de arbeidsmarkt. Dus ook daar wil ik vragen creativiteit en flexibiliteit aan de dag te leggen en in te grijpen, zowel op het aanbod zelf – de prijs – als op de flexibiliteit van het aanbod.
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Gennez, bedankt voor alle interessante aanvullingen.
Het tripartiete overleg waar u gisteren ook over sprak, daar heb ik op zich geen probleem mee. We doen dat ook, we zijn volop aan het overleggen, maar weet ook dat er een federale component is. Binnen de sectoren zijn er heel wat protocollen opgesteld rond veiligheid en je voelt dat er ook heel wat gesprekken lopen rond specifieke relancemaatregelen. Ik geef een voorbeeld van hoe we op Vlaams niveau ook op maat gaan werken: voor de autobus- en autocarondernemingen hebben we specifieke steun in het leven geroepen in de vorm van leningen die anders zijn dan gewone leningen. We gaan dus echt op maat werken van de sectoren, en dat is eigenlijk ook een beetje uw vraag. We werken daar dus aan. Voor een aantal zaken heb je echter ook het federale niveau als bestuursniveau nodig. Maar een sectoraanpak komt dus sowieso aan bod wat de arbeidsmarkt betreft.
VDAB werkt aan tools om competenties in kaart te brengen en daar ook jobs aan te koppelen, los van de sector. VDAB bemiddelt daarin. Het zal heel belangrijk zijn – en ik heb dat ook al met VDAB opgenomen – dat men daarbij voldoende alert is. Wat ik daarbij als een belangrijk instrument zie – maar ik geloof dat er daar in de loop van de dag nog een vraag over is –, dat zijn de sectorconvenanten, waar men nu eindelijk voor een stukje intersectoraal gaat opleiden. Dat maakt mensen, zeker kortgeschoolden, misschien minder kwetsbaar.
Alleenstaande vrouwen met kinderen hebben het inderdaad moeilijk, mevrouw Gennez. Dat is een groep waar we heel veel aandacht voor moeten hebben, ook in de aanpak van VDAB. Hoe doen we dat? Door hun hele context mee te nemen in de bemiddeling. Het aanbod kinderopvang is bijvoorbeeld cruciaal als je er alleen voor staat en fulltime voor kinderen moet zorgen. Dat wordt dus zeker opgenomen.
Geruststellend, collega Gennez. U hebt het woord.
Er zal inderdaad een zeer gerichte aanpak nodig zijn en we zullen op heel veel parameters moeten werken. Maar ik wil toch nog aandacht vragen, minister, voor die groep van mensen op onze arbeidsmarkt met secundaire contracten – zoals dat dan heet –, van wie veel flexibiliteit wordt gevraagd. Men ziet dat men daar toch met een mediaan van 2000 euro bruto financieel vermogen zit. Mensen hebben dus echt geen reserves. En dat is natuurlijk wat we vandaag zien bij OCMW's, niet het minst in de grotere steden, waar men ook al aan de alarmbel trekt. Dat zijn werkende mensen of zelfstandigen of kwetsbare profielen in sectoren waar heel veel flexibiliteit wordt gevraagd. Ik zou dus echt wel aandacht willen vragen voor voldoende sociale bescherming en voldoende investeringen in loon- en arbeidsvoorwaarden, ook post corona en post tijdelijke werkloosheid.
De vraag om uitleg is afgehandeld.