Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
De voorbije vijf jaar is het aantal mensen dat tewerkgesteld is in de welzijns- en gezondheidssector in Vlaanderen met 10 procent gestegen, van 232.000 naar 254.000. De meesten daarvan, 15.700, gingen aan de slag in de woonzorgcentra en de ziekenhuizen. Dat bleek uit de cijfers die ik in februari van dit jaar kreeg in antwoord op een schriftelijke vraag – nummer 262 – van 30 januari 2020.
Uit datzelfde antwoord bleek ook dat in de periode 2015-2019 het aantal vacatures binnen de zorg- en welzijnssector bijna verdubbeld is. Zo waren er in 2019 bijna 14.000 vacatures in de gezondheidszorg en maar liefst zo’n 42.500 in de sector maatschappelijke dienstverlening. De vraag naar verpleegkundigen is het grootst, met maar liefst 11.709 vacatures in 2019.
In een eerdere communicatie sprak de minister over de nood aan jaarlijks 46.000 nieuwe werknemers in de socialprofitsector om een antwoord te kunnen bieden op de gevraagde profielen.
Deze evolutie heeft natuurlijk meerdere oorzaken. Zo is er de voorbije jaren sterk ingezet op capaciteit in diverse sectoren, en dat heeft uiteraard een weerslag op het aantal mensen dat daarbinnen aan de slag kan. Door onder meer de vergrijzing neemt ook de zorgvraag van mensen met een chronische en complexe pathologie toe. Daarnaast stromen veel medewerkers uit vanwege hun pensioen en daalde de voorbije jaren het aantal niet-werkende werkzoekenden.
Vanuit Vlaanderen wordt sterk ingezet om de aantrekkelijkheid van een job in de zorg te vergroten en mensen aan te trekken. Ik denk bijvoorbeeld aan de aanstelling van een Vlaamse zorgambassadeur, een grootschalige wervingscampagne ‘Ik ga ervoor’, en het Actieplan 4.0 ‘Werk maken van werken in de zorg’, waarover de minister meer toelichting gaf in antwoord op mijn schriftelijke vraag nummer 402 van 19 maart 2020.
Uit het antwoord op die vraag bleek ook dat er de voorbije jaren al opmerkelijke resultaten werden behaald. Zo steeg het aantal afgeleverde diploma’s bachelor Verpleegkunde met 92 procent tussen 2009 en 2018. Ook het aantal opleidingstrajecten dat gelopen wordt binnen VDAB in het domein Zorg en Welzijn zit in de lift.
In de beleidsnota Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding 2019-2024 lezen we dat dat samen met de beleidsdomeinen Werk en Onderwijs een geïntegreerde aanpak wordt gevoerd om de instroom binnen de zorgsector te vergroten en het retentiebeleid te verbeteren om aan de nijpende vraag naar personeel tegemoet te komen. Er wordt ook verder geïnvesteerd in het aantrekken van zijinstromers en mensen met een migratieachtergrond. En er wordt werk gemaakt van een kadaster van knelpuntberoepen binnen de gezondheidszorg- en welzijnsberoepen.
Recent kondigde de minister aan dat hij extra middelen vrijmaakt om vanaf 1 oktober 340 extra werkkrachten aan de slag te laten gaan in de woonzorgcentra. Het gaat over een volgend pakket van 1800 bijkomende rvt-erkenningen (rust- en verzorgingstehuizen), boven op de uitbreidingen van het aantal erkenningen die de voorbije jaren werden toegekend. Hiermee wordt ingezet op de zorgzwaarte van de bewoners in de woonzorgcentra en op een verlaging van de werkdruk. Tegen 2024 moeten er in totaal 2000 personeelsleden bij komen. Zo wordt de uitbreiding van het aantal woongelegenheden met een bijkomende erkenning opgestart in de vorige legislatuur, ook in deze legislatuur verdergezet.
Dat verder werk wordt gemaakt van bijkomende erkenningen, zodat de personeelsbezetting conform kan zijn aan de zorgzwaarte van de bewoners, is een goede zaak en is ook noodzakelijk. De woonzorgcentra moeten er dan natuurlijk wel in slagen om voldoende medewerkers aan te trekken. Op welke manier zal de minister de woonzorgsector de hand reiken om het vooropgestelde aantal nieuwe werkkrachten aan te trekken en de openstaande vacatures in te vullen?
Hoe staat de minister tegenover het idee van meer flexibilisering, indien woonzorgcentra ondanks inspanningen niet kunnen voldoen aan de personeelsnormen?
Op welke manier zullen de bijkomende erkenningen worden toegekend, en gebeurt dus de verdeling van de middelen voor de extra personeelsleden?
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, zoals ik al heb vermeld in mijn antwoord op een schriftelijke vraag van 19 maart 2020, die wordt herhaald in de vraagstelling, zijn er onder vorige legislaturen al heel wat initiatieven genomen om de aantrekkelijkheid van een job in de zorg te vergroten en bijkomend personeel aan te trekken. Hierbij zijn er de voorbije jaren ook al heel wat resultaten behaald en is er vooruitgang geboekt. Voor meer informatie hierover verwijs ik naar mijn antwoord op deze vraag.
In mijn beleidsnota is inderdaad opgenomen dat samen met de beleidsdomeinen Werk en Onderwijs een geïntegreerde aanpak zal worden gevoerd om de instroom binnen de zorgsector te vergroten en het retentiebeleid te verbeteren om zo aan de nijpende vraag naar personeel tegemoet te komen. Er zal ook verder geïnvesteerd worden in het aantrekken van zijinstromers en mensen met een migratieachtergrond. Tevens zal er werk worden gemaakt van een kadaster van knelpuntberoepen binnen de gezondheidszorg- en de welzijnsberoepen.
Al deze initiatieven moeten het mogelijk maken om ook tijdens deze legislatuur verder in te zetten op het invullen van de openstaande noden en nieuwe werknemers met de vereiste profielen in de socialprofitsector aan te trekken.
Belangrijk element om te vermelden, is dat dit jaar de eerste verpleegkundigen zullen afstuderen die een langere opleiding hebben gevolgd, wat een impact kan hebben op de beschikbaarheid van verpleegkundigen op de arbeidsmarkt in dit jaar en ook de volgende jaren. Hierdoor zullen er immers opnieuw elk jaar verpleegkundigen afstuderen.
Wat de 1800 extra woongelegenheden met bijkomende erkenning betreft die in de loop van 2020 bijkomend zullen worden gefinancierd, hebben de woonzorgcentra die de komende maanden een planningsvergunning zullen verkrijgen, de mogelijkheid om de erkenning ervan te laten ingaan op 1 oktober 2020, 1 januari 2021 of 1 april 2021.
Dit biedt de betrokken voorzieningen de mogelijkheid om tegen een van deze data de nodige initiatieven te ontplooien om bijkomend personeel aan te trekken of om de arbeidsduur van personeel dat reeds in dienst is, uit te breiden.
Ook personeel dat is aangeworven tijdens een periode van drie maanden voor de toekenning van de bijkomende middelen, kan in aanmerking worden genomen als bijkomende tewerkstelling in het kader van deze bijkomende erkenning.
Ik ben zeker voorstander van meer flexibilisering in de personeelsomkadering. Een eerste initiatief daaromtrent werd recentelijk genomen in de Vlaamse Regering met een besluit dat op 24 april 2020 principieel werd goedgekeurd. In dat besluit wordt al een bepaalde vorm van flexibilisering voorzien in het kader van de financieringsnormen waaraan de voorzieningen moeten voldoen. Dat besluit is momenteel nog voorwerp van bijkomend overleg met de sociale partners. We hebben daar gisteren nog overleg over gevoerd.
We werken verder aan de flexibilisering van de personeelsnormen en zullen daarbij zowel de financieringsnormen als de erkenningsvoorwaarden in overweging nemen.
De toekenning van de bijkomende erkenningen in 2020 zal gebeuren op basis van de werkwijze en de criteria vastgelegd in het besluit van de Vlaamse Regering van 15 april 2016 houdende de toekenning en de erkenning van bijkomende en vrijgekomen woongelegenheden met een bijkomende erkenning, net zoals dit de vorige jaren is gebeurd.
De belangrijkste elementen hierbij zijn de volgende.
De verdeling gebeurt op basis van de dekkingsgraad in de voorziening, wat de verhouding is tussen het aantal bewoners met een zorgprofiel B, C, Cd of D in de laatst beschikbare referentieperiode en het aantal woongelegenheden bijkomende erkenning waarover de voorziening nu reeds beschikt.
Eén derde van de 1800 extra woongelegenheden gaat naar woonzorgcentra die nog geen bijkomende erkenning hebben. Zij kunnen op basis hiervan voor de eerste keer 25 woongelegenheden bijkomende erkenning verwerven. Het eventuele saldo hiervan wordt toegevoegd aan de verdeling voor woonzorgcentra die reeds een bijkomende erkenning hebben.
Twee derde van de 1800 extra woongelegenheden gaat naar woonzorgcentra die reeds een bijkomende erkenning hebben, waarbij de dekkingsgraad verder opgetrokken wordt.
Een belangrijk element hierin is dat voor de woonzorgcentra die een planningsvergunning ontvangen voor vijf of meer woongelegenheden met een bijkomende erkenning, er bij de aanvraag tot erkenning een verslag van de gebruikersraad moet zitten waaruit blijkt dat de gebruikers geïnformeerd zijn over de bestemming van de bijkomende middelen voor de woongelegenheden met een bijkomende erkenning.
Bijkomend geldt voor de woonzorgcentra die een planningsvergunning ontvangen voor vijf of meer woongelegenheden met een bijkomende erkenning, dat er bij de aanvraag tot erkenning een attest moet worden bezorgd waarin bevestigd wordt dat er een overleg heeft plaatsgehad met de representatieve vertegenwoordigers van de werknemers, of bij ontstentenis daarvan met de werknemers zelf, waaruit blijkt dat de bijkomende middelen voor de woongelegenheden met een bijkomende erkenning zullen zorgen voor een bijkomende tewerkstelling met vermelding van het aantal vte op jaarbasis.
Personeel dat is aangeworven tijdens een periode van drie maanden voor de toekenning van de bijkomende middelen, kan in aanmerking worden genomen als bijkomende tewerkstelling in het kader van de bijkomende erkenning, als naar aanleiding van het overleg die aanwervingen zijn toegevoegd aan het attest.
Enkel de woonzorgcentra die voldoen aan de voorwaarde dat er een bovennorm zorg is die minstens recht geeft op het gedeelte A2 van de basistegemoetkoming zorg, kunnen ook kiezen voor een vermindering van het verlies of een verlaging van de dagprijs.
De vraag om uitleg is afgehandeld.