Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, minister, recent zagen we een publicatie van het agentschap Opgroeien met cijfers over de kinderopvang. Daaruit blijkt dat het aantal vergunde plaatsen voor kinderopvang vorig jaar in Vlaanderen is gestegen tegenover het jaar daarvoor. Die uitbreiding is vooral het gevolg van een uitbreiding van het aantal plaatsen in bestaande kinderopvanginitiatieven, en meer bepaald door uitbreidingen in de groepsopvang en bij samenwerkende gezinsopvang.
Het aantal plaatsen in de gezinsopvang daarentegen daalde vorig jaar met ongeveer 900 plaatsen tegenover 2018, tot 25.591. Dat is geen nieuw gegeven, het is een evolutie die we al langer zien. Over een periode van vijf jaar is het aantal plaatsen binnen de gezinsopvang gedaald met ongeveer 5500 plaatsen. De daling doet zich voor in alle provincies, zo is te lezen in het rapport.
Nu, wij hebben in het verleden het enorme belang van gezinsopvang als kleinschalige vorm van opvang onderlijnd. Kinderen worden er opgevangen in een huiselijke omgeving die de nodige geborgenheid biedt en de gezinsopvang is zo ook een mooie illustratie van vermaatschappelijking van zorg. Heel wat ouders kiezen er heel bewust voor om hun kind te laten opvangen binnen de gezinsopvang door een onthaalouder.
Niet alleen de dalende trend, ook de oorzaken ervan zijn al langer bekend. Zo zijn er veel onthaalouders die de pensioenleeftijd bereiken of bereikten, terwijl nieuwe onthaalouders de kinderopvang soms zien als een tijdelijke activiteit. Ook vinden zij het niet steeds aangewezen de opvang in de gezinswoning te organiseren. Verder worden hoge verwachtingen aan onthaalouders gesteld en worden ze geconfronteerd met een hoge werkdruk, lange werkdagen en inkomensonzekerheid.
In 2015 startte een proefproject waarbinnen sommige onthaalouders een vast loon krijgen als werknemer. Gaandeweg werd deze groep steeds groter. Voorlopig is het project verlengd tot maart 2021. Deze verlenging maakt deel uit van het actieplan gezinsopvang, dat op 21 december 2018 werd goedgekeurd door de toenmalige Vlaamse Regering. Een betere vergoeding voor onthaalouders en begeleiding binnen de pools gezinsopvang maken daar ook deel van uit. Een van de pijlers is ook de verbreding van de gezinsopvang, meer door het onderzoeken van kleine gezinsopvang waarbij niet steeds voltijds veel kinderen worden opgevangen en die bijvoorbeeld kan inspelen op occasionele opvangvragen.
In de beleidsnota lezen we met betrekking tot deze problematiek het volgende: “We voeren campagnes ter promotie van de gezinsopvang naast een groei van het aanbod groepsopvang”, alsook “We zullen onderzoeken hoe we verdere garanties kunnen inbouwen voor een correcte financiering van de kindbegeleiders.”
Minister, welke concrete acties plant u op korte termijn in het kader van de uitvoering van het actieplan gezinsopvang? De toename van het aantal plaatsen komt er ook door samenwerkende gezinsopvang. Op welke manier kan dit een middel zijn om de gezinsopvang mee een impuls te geven? Wat is de stand van zaken met betrekking tot het onderzoeken van de mogelijkheden tot kleine gezinsopvang?
Minister Beke heeft het woord.
Een eerste luik acties binnen het actieplan gezinsopvang richtte zich op de ondersteuning van de individuele onthaalouders. Om het werken als onthaalouder aantrekkelijk te maken, steeg de onkostenvergoeding van 20,16 naar 20,37 euro per volle dag. Daarnaast werd het proefproject werknemersstatuut met het oog op bestendiging en verbetering van het statuut – opnieuw verlengd tot en met 31 maart 2021 – uitgebreid en bijgestuurd.
De komende maanden wordt samen met de sociale partners ook gewerkt aan de evaluatie van dit project, zodat de Vlaamse Regering gefundeerd een beslissing kan nemen over de eventuele toekomst van dit project.
Met het oog op kwaliteitsvolle kinderopvang is decretaal bepaald dat kinderbegeleiders tegen uiterlijk 1 april 2024 gekwalificeerd moeten zijn. Om dit te bereiken werden, naast de bestaande opleidingstrajecten, kwalificatietrajecten uitgewerkt die inspelen op elders verworven competenties (EVC’s).
Voor deze actie wordt nauw samengewerkt met het beleidsdomein Onderwijs. In 2019 werd het EVC-assessment voor baby’s en peuters ontwikkeld. De mentoren gezinsopvang hebben deze ontwikkeling van nabij kunnen opvolgen en de onthaalouders kunnen ondersteunen bij de voorbereiding.
In 2020 hebben 122 onthaalouders zich aangemeld voor het EVC-assessment, maar wegens de coronacrisis hebben deze assessments nog niet kunnen plaatsvinden. Dit staat dus nog verder op de planning.
Met het oog op kwaliteitsvolle kinderopvang is er behoefte aan ondersteuning gericht op de versterking van organisatoren binnen een competent systeem en op de vereiste kwalificatie van onthaalouders. De subsidie van de bestaande samenwerkingsverbanden werd verlengd met vijf jaar en verhoogd, onder andere in functie van het inzetten van mentoren bij de ondersteuning van de noodzakelijke kwalificatietrajecten van de onthaalouders.
De mentoren gezinsopvang hebben de ontwikkeling van het EVC-assessment van nabij kunnen opvolgen en ze ondersteunen de onthaalouders bij de voorbereiding.
We zullen deze legislatuur ook nog een wervingscampagne opzetten. We onderzoeken hoe we dit samen met de koepels binnen de sector kunnen opnemen.
We merken inderdaad dat het aantal locaties samenwerkende onthaalouders in stijgende lijn gaat. Organisatoren geven ons aan dat ze sneller onthaalouders vinden om in een samenwerking te werken, mede omdat ze dan bijvoorbeeld niet alleen moeten werken. Sommige lokale besturen spelen ook in op deze trend door bijvoorbeeld lokalen ter beschikking te stellen.
Het probleem is wel dat het concept van samenwerkende onthaalouders botst op de grenzen van het sui-generisstatuut van de aangesloten onthaalouders. Zo zijn er vragen van de RSZ rond de mogelijkheid om onthaalouders in dit statuut in zo’n samenwerking aan te stellen, bijvoorbeeld omdat de opvang niet steeds meer doorgaat in een woning voor gezinsopvang. Het concept van samenwerkende onthaalouders zal daarom verder uitgeklaard worden, vooral inzake juridische correctheid.
De piste van kleine gezinsopvang werd onderzocht, maar bleek binnen de huidige decretale kaders geen evidentie.
Voor organisatoren zou dit intensievere ondersteuning van onthaalouders vergen op de werkvloer, en extra administratie en ook extra wervingsopdrachten en selectieprocedures tot gevolg hebben.
Voor de onthaalouder zelf was vooral de financiële leefbaarheid weinig tot helemaal niet aantrekkelijk. Als je echt zo weinig kinderen opvangt, is het niet haalbaar om daar binnen het huidige sui-generisstatuut van de aangesloten onthaalouder een voldoende inkomen aan over te houden.
Binnen dit kader werd ook het semi-agoraal statuut onderzocht maar dit bood geen opportuniteit in functie van een structurele verruiming van de huidige groep onthaalouders omdat de persoon met een semi-agoraal statuut de activiteiten die hij uitoefent in dat statuut niet als beroepsarbeid mag beschouwen, maar enkel als een occasionele en eerder kleinschalige activiteit, in de vrije tijd van de burger. Het gaat dus om niet-professionele kinderopvang. Dit betekent dat deze activiteiten niet zouden vallen onder de definitie van kinderopvang zoals gedefinieerd in het decreet voor opvang van baby’s en peuters.
Wegens die redenen, werd deze piste voorlopig on hold gezet.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. We zien al een aantal jaren de trend dat het aantal mensen dat gezinsopvang doet en het aantal plaatsen dat binnen de gezinsopvang wordt aangeboden, vermindert, terwijl we telkens weer het pleidooi horen voor de meerwaarde van die gezinsopvang. Er zijn geen allesomvattende oplossingen, dat begrijpen we allemaal, denk ik. Toch moeten we zorgen dat we kunnen blijven inzetten op die kleinschaligheid. Minister, u noemt een aantal acties, die goed zijn en die allemaal zullen bijdragen, maar ik denk dat we misschien verder moeten kijken naar wat nu juist de problemen zijn van die samenwerkende onthaalouders. Je hoort van mensen die dat toch wel willen opnemen dat het feit dat je dat alleen doet en elke dag een aantal kinderen moet opvangen binnen de eigen gezinswoning van 's morgens vroeg tot 's avonds, soms toch wel een probleem is. Wanneer je kunt samenwerken met iemand, zijn er toch wel meer mogelijkheden. Dat kan zelfs binnen de eigen familie zijn of binnen je vriendenkring. Je hoort soms dat mensen thuisblijven en samen nog een aantal kinderen willen opvangen.
Ik weet dat er federale componenten zijn aan de problematiek, maar ook een Vlaamse. Ik zou toch willen oproepen dat u die samen eens zou bekijken en zien hoe we de gezinsopvang ‘as such’ verder via het actieplan kunnen ondersteunen, maar ook hoe we het concept van samenwerkende onthaalouders, dat we nog zien stijgen en waar zeker toekomst in zit, kunnen versterken.
De heer Daniëls heeft het woord.
Voor de N-VA-fractie is de gezinsopvang absoluut een waardevolle manier van kinderopvang. Waarom? Je hebt zowel het sociaal ondernemerschap langs de ene kant, als de laagdrempeligheid en het huishoudelijke langs de andere kant. We zeggen het met velen al een tijdje: het is belangrijk. De cijfers liegen er niet om: 9.000 gezinnen die gezinsopvang deden in 2005, 6.231 in 2014 en eind vorig jaar nog 5.038.
Heel dikwijls komen de regels die we hebben opgelegd naar voren. Die regels zijn uiteraard door een kwaliteitsaspect ingegeven en daar kunnen we moeilijk tegen zijn, maar die verhoging met 21 eurocent zal het niet hebben gemaakt. Ik heb dan ook een aantal bijkomende vragen.
Ik denk dat we die samenwerkende onthaalouders verder moeten uitklaren. Het is een goed concept, maar waar stopt de samenwerkende onthaalouder en waar begint de groepsopvang? Ik denk dat we in onze definities goed moeten kijken hoe we definiëren waar de kleinschaligheid zit en hoe we die kleinschaligheid maximaal kunnen behouden en ondersteunen zonder te vervallen in het willen dat al die gezinsopvang groepsopvang zou worden, want in dat geval zouden we onszelf tegenspreken.
Minister, in 2015 was er een proefproject. Een aantal onthaalouders krijgen een vast loon. U hebt net gezegd dat dit tot maart 2021 is verlengd. U hebt een getal genoemd, maar ik heb niet goed gehoord of dat hiermee samenhangt. Maart 2021 is niet ver meer. De vraag is hoe het dan verder zal gaan. Die mensen beginnen zich vragen te stellen over hun carrièreplanning. Wat nu en wat verder? Kunt u daar al wat meer duidelijkheid over geven?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Voorzitter, de gezinsopvang is natuurlijk zeer waardevol, maar we kunnen natuurlijk niet rond de realiteit heen dat we dit jaar na jaar zien verminderen en afkalven. De verwachtingen van onthaalouders nu zijn niet dezelfde als van onthaalouders die dertig of veertig jaar geleden zijn gestart.
Minister, ik kom terug op het punt dat ik eigenlijk al heb gemaakt. Heel wat organisatoren van gezinsopvang hebben het echt moeilijk om die vergunde plaatsen ingevuld te krijgen omdat ze geen onthaalouders meer vinden. In het Vlaams regeerakkoord staat dat de organisatoren een beweging zouden kunnen inzetten om de niet-ingevulde plaatsen in plaatsen voor groepsopvang om te vormen. Dit moet natuurlijk gebeuren binnen de budgettaire marges die dan vrijkomen. Mijn vraag is nogmaals wanneer u wilt beginnen nakijken waar de mogelijkheden liggen.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Voorzitter, onthaalouders met een sui-generisstatuut hebben niet noodzakelijk lage, maar wel heel onzekere inkomsten. Ze hebben in dat sui-generisstatuut ook zeer beperkte sociale zekerheid. Wat ze ook aangeven, is dat ze alleen staan. Toen de coronacrisis uitbrak, waren ze niet omringd door diensten. Ze hadden geen tijdelijke werkloosheid. De mensen die voor 2003 werkten, hebben geen pensioen. De mensen die erna komen, hebben een minimaal pensioen. Dat is federale materie, maar het toont hun situatie aan. Er zijn financiële problemen, maar er zijn ook problemen met de omkadering. De systeemproblemen waren er al voor de coronacrisis.
De vorige sprekers hebben al een mogelijke piste aangehaald. We kunnen meer met samenwerkende onthaalouders werken, maar dat zal enkel met betrekking tot de omkadering een oplossing bieden. Indien er degelijke ondersteuning is, er diensten rond hen staan en ze binnen een werknemersstatuut kunnen werken, is het probleem van de afbakening meteen ook opgelost. Op de plekken waar dat nu gebeurt, hebben de diensten echt hun handen vol.
Minister, ik heb u daarnet expliciet de vraag gesteld of u de opvangmaatregelen tijdens de zomer zou voortzetten. U hebt daar geen antwoord op gegeven. Wat de financiële omkadering betreft, heeft een onthaalouder me deze ochtend verteld dat ze haar werk met liefde doet, maar dat ze haar eigen leven en gezin niet meer kan verzorgen indien ze niet verder wordt ondersteund. Dat is de situatie waarin die onthaalouders zitten. Welke maatregelen plant u om de gezinsopvang aantrekkelijker, leefbaarder en stabieler inzake omkadering, financiën en regelingen te maken? Kunt u, naast verdere inspanningen om het statuut sui generis te verbeteren, garanderen dat er door een forse uitbreiding van het werknemersstatuut keuzevrijheid voor die mensen blijft?
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, er zijn natuurlijk heel wat uitdagingen, zeker voor samenwerkende onthaalouders. Er zijn heel wat issues en dergelijke. Maar ik zal niet ontkennen dat de cijfers aantonen dat er wel een daling is, en dat we samen moeten nadenken over een actieplan op dat vlak. Ik sta ervoor open om het daar met die mensen over te hebben. Ik zal het gesprek ook opnemen met het agentschap.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Collega’s die in de vorige legislatuur ook lid waren van de commissie Welzijn, zullen zich herinneren dat we de gewoonte hadden om elk jaar in de laatste vergadering voor het reces samen met mensen van het agentschap een voortgangsrapportage en de jaarrapporten te bespreken. Vanwege de omstandigheden denk ik dat de tijd nu wat kort is, maar het zou goed zijn als we dat nadien toch opnieuw zouden kunnen oppakken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.