Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Tobback heeft het woord.
Minister, het onderwerp van mijn vraag kwam ook al aan bod in de commissie van gisteren: de problemen met watertekort en waterschaarste worden alsmaar acuter. We hebben het gisteren gehad over gezinnen, vandaag gaat mijn vraag over een studie van een paar weken geleden, gemaakt door de Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO). Het betreft een bevraging bij zo’n 250 bedrijven die watergevoelig zijn, met andere woorden grote gebruikers van water zijn en voor hun productie- en werkingsprocessen afhankelijk zijn van de toegankelijkheid en beschikbaarheid van water.
Uit die bevraging blijkt dat ongeveer twee op drie van die bedrijven – en dat is volgens UNIZO wellicht representatief voor het geheel van het bedrijfsleven – vandaag niet beschikken over een noodplan of over alternatieven om een eventueel watertekort op te vangen. Op zich is dat verontrustend, aangezien waterschaarste hoe langer hoe acuter wordt en dat door de klimaatverandering ongetwijfeld op lange termijn een structureel probleem wordt voor de komende jaren. Het is extra verontrustend omdat het bijzonder moeilijk is om aan bepaalde groepen – huisgezinnen, maar ook bepaalde bedrijfssectoren – te vragen om zuinig te zijn met water, zich structureel aan te passen, waterputten te installeren, ontharding te doen in de tuin en de voortuin en het zwembadje van de kinderen niet te vullen, als niet tegelijkertijd blijkt dat iedereen een vergelijkbare inspanning doet of probeert zuinig om te springen en alternatieven te zoeken.
Ik heb al een paar keer in de discussies gewezen naar bijvoorbeeld Nederland waar er effectief getrapte afschakelplannen bestaan met prioriteitenlijsten waardoor de verdeling van heel de last helder wordt en voor mensen uitlegbaar. Met andere woorden: iedereen weet dat er niemand aan het profiteren is terwijl hij of zij zelf inspanningen aan het doen is. Ik ben er nogal voor dat we een dergelijke oefening zouden doen waarbij iedereen kan aantonen en aangespoord wordt om een maximale inspanning te doen om aan het probleem tegemoet te komen. Ook als het over prijzen gaat: hoe meer water we verspillen, hoe duurder het water zal worden voor iedereen uiteraard. Daar kan niemand gelukkig mee zijn.
Concreet bleek er bij bedrijven wel een sector van voorlopers te zijn die wel inspanningen doen. Sommigen hebben al grote inspanningen gedaan, zijn in staat om autonoom te werken, hebben alternatieven gevonden en zoeken creatieve oplossingen. Dat zal dan die ene op de drie zijn die wel een plan B heeft. Maar er is nog een hele weg te gaan. Ik denk dat het een taak is van de Vlaamse overheid om ten eerste het signaal te geven dat dit wel degelijk zal moeten en ten tweede te kijken naar wat nodig is om degenen die het vandaag niet doen, te motiveren, te ondersteunen, te helpen, te ‘nudgen’ of te porren om wel degelijk wat grotere inspanningen te doen. Ik vrees dat in het andere geval we bij grote problemen altijd zullen vaststellen dat een aantal gewoon verder doen omdat ze geen keuze hebben, terwijl met wat vroegere investeringen en vroegere aanpassingen het voor iedereen een stuk beter zou geweest zijn en voor iedereen ook goedkoper en betaalbaarder zal zijn.
Minister Demir heeft het woord.
De vraag van collega Tobback is zeer pertinent. Het klopt dat er nog bedrijven zijn die niet beschikken over een noodplan of voldoende alternatieven om een eventueel watertekort op te vangen. Ook dit jaar vangen we signalen op dat meer en meer bedrijven zich bewust worden van het belang van het hebben van een noodplan. Er zijn bedrijven die al pionierswerk hebben gedaan maar er is nog een hele weg af te leggen. Het is in dat kader dan ook belangrijk om bedrijven te helpen zich aan te passen en dat we dat signaal geven. Dat heb ik de afgelopen maanden ook gedaan.
Vanuit Vlaanderen ondersteunen we hen maximaal door te informeren over alternatieve waterbronnen. Dat vertaalt zich momenteel in de uitwerking van een aantal tools voor bedrijven maar ook in eerstelijnsadvies.
We stimuleren ook circulair watergebruik via beleidskaders en omgevingsvergunningen van bedrijven. Ook een aantal innovatieve concepten die bedrijven uitwerken, ondersteunen wij financieel. We capteren ook knelpunten en vertalen die naar oplossingsgerichte maatregelen.
Er is een deal met de brouwers afgesloten, waarbij negen brouwerijen zich engageren tot een reductie van hun waterverbruik. Ik ben momenteel in gesprek met verschillende federaties waarvoor water essentieel is en waar we nog veel winsten kunnen halen, om tot een aantal ‘blue deals’, als ik het zo mag noemen, te komen.
Bovendien werken we verder aan het strategisch plan waterbevoorrading. Opzet hiervan is het maximaal verzekeren van vraag en behoefte in de toekomst. Dat is belangrijk. Dat is nu in openbaar onderzoek.
Ik heb de communicatie van UNIZO en van het Vlaams netwerk van ondernemingen (Voka) ook gezien. Zij zijn ook nauw betrokken bij de uitwerking van het reactief afwegingskader voor prioritair watergebruik tijdens waterschaarste, dat eind 2020 zal worden afgerond.
Dat kader zal allerlei voorzorgsmaatregelen maar ook prioritair watergebruik bepalen in aanloop naar of tijdens een waterschaarste. Ik hoop echter vooral dat we het niet nodig zullen hebben. Zoals jullie weten, bestaat er vandaag een voorlopig kader van de droogtecommissie. Maar ik denk dat het zinvol is dat we tegen eind dit jaar dat afwegingskader afronden. Nogmaals, ik hoop dat we dat niet nodig hebben. Ik denk dat we echt wel moeten inzetten op al het andere en dat we ook de industrie moeten ondersteunen en bewustmaken. De signalen die ik de afgelopen maanden gekregen heb van de bedrijfswereld sterken me wel in het idee dat ze er zich bewust van zijn. We ondersteunen bedrijven zowel inzake circulair watergebruik als inzake het sluiten van een aantal blue deals. Dat is de weg die ze moeten bewandelen.
De heer Tobback heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord, minister. Er zijn echter twee dingen die ik er graag in gehoord had. Dat de bewustwording toeneemt bij bedrijven, besef ik en dat merk ik ook. Dat wordt trouwens ook geïllustreerd door uw bevraging. Die gebeurt natuurlijk niet voor niets. Ik weet dus dat er wel actief aan gewerkt wordt. Maar uit die bevraging over de bewustwording blijkt wel dat de weg nog heel lang is. Ik denk dat het de taak is van de Vlaamse overheid om wat meer proactief te werken aan het stimuleren van al die alternatieven, zoals inderdaad het circulair gebruik maar ook de opslagcapaciteit per industriezone, duidelijke regels voor het hergebruiken of stockeren van water van bemaling van bouwwerven. Op stedelijk niveau gebeurt dat hier en daar, dat klopt. Ik denk ook aan herinfiltratie. Ik denk dat er nog een hele weg te gaan is en dat er ook geen Vlaamse richtlijnen of duidelijke criteria en regels bestaan die het verplichten om het altijd te doen. Ik weet dat de stad Leuven nu oplegt en zal opleggen dat er bij iedere bemaling onderzocht moet worden hoe het water beschikbaar gesteld kan worden. Maar er is geen Vlaamse verplichting om dat te doen. Het lijkt me toch wel logisch dat we dat doen. Mensen zijn zeer gefrustreerd als ze grondwater de riool in zien lopen bij bouwwerven. Dat is geen ultieme oplossing voor alles maar wel een evidente oplossing om dit aan te pakken. Er is geen Vlaams kader om dat te doen.
Ten tweede hoor ik u nog altijd niets zeggen – ik wil er toch nog eens op aandringen – over de stok achter de deur van een duidelijk afschakelplan met voor iedereen fases en verantwoordelijkheden. Ik denk dat ook dat een stimulans kan zijn, die hopelijk nooit gebruikt moet worden, maar die iedereen wel duidelijk maakt wat de ernst van de situatie is en hoe belangrijk het is dat iedereen daar zijn deel van de verantwoordelijkheid in neemt, als we niet allemaal samen in de problemen willen komen. Want het water is er voor iedereen en het probleem inzake beschikbaar water is er dan meteen ook voor iedereen. Dus laten we dat duidelijk maken en op die manier oplossingen zoeken.
De heer Van Rooy heeft het woord.
We hebben het hier gisteren ook gehad over de droogte, het water, de waterfactuur enzovoort. Ik hoor hier termen vallen als ‘inspanningen doen’, gericht op de bedrijven en op de gezinnen. Iedereen moet blijkbaar inspanningen doen om minder water te gebruiken. Ik hoor hier zelfs termen vallen als ‘noodplannen’ en ‘getrapte afschakelplannen’. Ik vind dat te gek voor woorden. Ik wil dat toch nog eens duidelijk zeggen. Wij tekenen niet voor Afrikaanse toestanden, want daar gaan we naartoe als er wordt gesproken van ‘iedereen moet maar minder verbruiken of mag op bepaalde momenten geen water verbruiken’ of van afschakelplannen enzovoort. Geen Afrikaanse toestanden in Vlaanderen! Als er iemand inspanningen moet doen, dan zijn het niet de bedrijven en de gezinnen, maar dan is het de overheid. Ik heb er gisteren op gewezen. Dicht die lekken in die leidingen. Zorg voor nieuwe technologieën om drinkwater te produceren en laat de bedrijven en de gezinnen met rust en laat die water verbruiken op de manier en met de hoeveelheid die zij willen.
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Het is goed dat de problematiek wordt becijferd en aangekaart. Het is een omvangrijk probleem, dat blijkt opnieuw. Ik denk dat eender welk bedrijf een tweede lockdown, maar dan dit keer door water, kan missen als de pest.
UNIZO geeft ook aan dat de bedrijven die water willen uitwisselen of gezuiverd afvalwater willen hergebruiken, vaak op obstakels stoten zoals procedures en normen. Minister, ziet u sleutelen aan de regelgeving zitten zodat een meer flexibel regelgevend kader over circulair watergebruik bedrijven een boost kan geven?
Het onderzoek dat collega Tobback aanhaalde, toont ook enkele heel positieve voorbeelden. Er werden er al enkele genoemd. Een ander voorbeeld uit het onderzoek is De Wasstraat in Herent waar ze tot 90 procent van het regenwater opvangen en zuiveren en daardoor slechts zeer beperkt afhankelijk zijn van drinkwater. Zulke initiatieven zijn zeker elementen om op in te zetten en waar we veel verder mee kunnen geraken. Minister, wilt u meewerken aan het promoten van dit soort voorlopers zodat anderen zien welke voordelen ze kunnen halen uit waterbeheer en zodat we hopelijk vermijden af te glijden naar afschakelplannen?
Mevrouw Rombouts heeft woord.
Collega's, minister, ik zou graag met drie elementen in deze vraag tussenkomen.
Het is duidelijk dat heel wat bedrijven een hoge waternood hebben die vaak ook met hoge kwaliteit gepaard gaat. We hebben er gisteren ook over gesproken dat Vlaanderen al heel sterk is in gedifferentieerd watergebruik, maar er zijn misschien toch nog mogelijkheden voor bedrijven. Er zijn een aantal proefprojecten geweest waar men inderdaad nog vaak op regelgeving stuit. Minister, zijn er een aantal proefprojecten voor gedifferentieerd watergebruik waar u mogelijkheden ziet om die door te voeren en die ruimte zouden bieden voor meer gedifferentieerd watergebruik in de industrie?
We moeten allemaal zo goed mogelijk en zo spaarzaam mogelijk omgaan met water. Dat is een boodschap waar onze bedrijven en industrie de laatste jaren toch wel sterk op inzetten. We moeten vaststellen dat er 10 procent minder waterverbruik is en het waterkoelingverbruik kent een daling van 22 procent. Ik zou toch ook die cijfers in beeld willen brengen om hen aan te moedigen en te zeggen dat ze op de positieve weg zitten. Met waterscans en waterbegeleiding kan het misschien nog meer dalen.
Als er schaarste is, moet worden nagegaan op welke manier we zo aangenaam mogelijk kunnen inzetten op alternatieven. Ik heb daar in het verleden ook al naar verwezen. Als er beperkingen komen, zoals een afschakelplan of een captatieverbod, dan is het cruciaal dat we meedenken op welke manier we alternatieve bronnen kunnen inzetten. Als we daar proactief iets aan kunnen doen, des te beter, en dan komen lokale circuits van hergebruik meer op de voorgrond. Minister, zou er op Vlaams niveau een kader kunnen worden gemaakt om die lokale circuits te vergemakkelijken? We zien dat er vaak drempels zijn op het terrein omdat er water wordt geconsumeerd op openbaar terrein of omdat het water niet voldoende kwaliteit heeft om benut te worden. Ziet u mogelijkheden om die lokale circuits en de mogelijkheid van hergebruik van water nog meer positief te ondersteunen als alternatieve bronnen?
De heer Danen heeft het woord.
Vooraleer er wordt overgegaan tot structureel beleid, zijn er vaak proefprojecten. Ik denk dat we die fase intussen wel voorbij zijn en dat er her en der projecten zijn opgestart, los van overheidsinmenging, omdat mensen dat een goed idee vonden.
Collega Perdaens verwees al naar De Wasstraat in Herent. Maar ook tal van gemeenten en steden gaan om met bemalingswater zoals het zou moeten. Ik vraag aan de minister of zij bereid is om dat soort projecten te evalueren, en op basis daarvan over structureel beleid te beslissen.
Ten tweede stel ik ook vast dat er best wel wat regelgeving bestaat die op zoek gaat naar watervriendelijke alternatieven, maar dat heel wat actoren op zoek gaan naar de grenzen van die regelgeving of eroverheen gaan, of uitzonderingen aanvragen. En dan is het ook zo dat de handhaving vaak te wensen overlaat. Rond bemaling is er bijvoorbeeld best wel wat regelgeving. Maar als je natuurlijk steeds op zoek gaat naar datgene wat misschien het gemakkelijkst is voor de bouwheer maar het minst goed voor de waterhuishouding, moeten we dat misschien ook eens evalueren.
De vraag is: bent u bereid om de regelgeving die er is, bijvoorbeeld op het vlak van bemalingswater, te herbekijken en te zien hoe we daar op een betere manier mee kunnen omgaan?
Minister Demir heeft het woord.
Ik had dat misschien van in het begin moeten zeggen, dan was dat ook wat duidelijker geweest. Wij zijn op dit moment een Vlaams kader aan het voorbereiden dat we dit najaar zullen afkloppen voor bemalingen. Want we zien inderdaad ook dat sommige steden daar al goede dingen aan het doen zijn, collega Tobback. Ik denk inderdaad dat het Vlaams kader er moet komen, maar dat is in voorbereiding. Dat zou voor dit najaar zijn, zowel voor hergebruik als voor bijvoorbeeld peilgestuurde bemalingen. Dat komt er dus aan.
Wat het gedifferentieerd watergebruik betreft: dat gebeurt vandaag al, collega Rombouts. Wij zijn aan het bekijken in hoeverre we dat kunnen uitbreiden. We zijn ook aan het kijken naar wat we kunnen doen richting alternatieve waterbronnen, dus dat nemen we ook allemaal mee. Dat zijn we nu allemaal aan het voorbereiden. Zoals ik al eerder heb gezegd, gaan we nog voor het zomerreces met een structureel plan richting de regering. Maar dat Vlaams kader is in voorbereiding.
De heer Tobback heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik denk dat het vrij duidelijk is dat iedereen, op een na, het wel ernstig meent met de omvang van het probleem en de uitdaging. Hoe droog het hier wordt, dat zullen wij niet beslissen. Dat zal het klimaat beslissen. En dat is heel duidelijk aan het evolueren. Hoe we daarmee omgaan is natuurlijk onze eigen verantwoordelijkheid. Ofwel doen we dat op een georganiseerde, gestructureerde manier waarbij iedereen wordt aangezet tot het nemen van zijn verantwoordelijkheid en daarin bijgestaan wordt. Daardoor houden we het voor iedereen haalbaar en draaglijk. Ofwel gaan we ons inderdaad gedragen als Afrikaanse potentaten, en doen we met onze ogen dicht wat we kunnen, en doen we onze zin. Maar gelukkig is er hier maar een persoon in deze commissie die dat soort van systeem voorstaat. Gelukkig heeft ook niemand hem voorlopig gevraagd om te tekenen. Laten we dat vooral zo houden, collega’s.
De vraag om uitleg is afgehandeld.