Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Vraag om uitleg over het historisch bewustzijn inzake ons onroerend erfgoed
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Het antiracismeprotest in de Verenigde Staten heeft ervoor gezorgd dat ook hier het debat of het al dan niet passend is om de beeltenis van de Belgische koning Leopold II, de verpersoonlijking van het Belgische koloniale beleid of wanbeleid, in het Vlaamse straatbeeld te behouden.
Er lopen onlinepetities. Er is ook een onlinepetitie opgestart met als doel het standbeeld van Leopold II op de Oostendse zeedijk bij de iconische Drie Gapers weg te nemen.
De initiatiefnemers van deze petitie geven aan dat hun initiatief moet worden gezien in navolging van de dood van de Amerikaan George Floyd en dat de recente gebeurtenissen in de Verenigde Staten ervoor hebben gezorgd dat we ook in België moeten verbeteren op vlak van racisme. We hebben hierover de afgelopen dagen in het parlement onvoldoende gedebatteerd. Iedereen wil op het vlak van racisme verdere verbeteringen.
Volgens de initiatiefnemers is het standbeeld een duidelijke vorm van racisme, omdat het verwijst naar het bewind van de Belgische koning toen hij eigenaar was van Congo-Vrijstaat. Het nieuwe informatiebord dat enkele jaren geleden werd aangebracht aan het standbeeld, volstaat niet en dus moet het beeld weg.
Het Oostendse stadsbestuur heeft bij monde van Oostends burgemeester Bart Tommelein laten weten dat, hoewel ze elke vorm van racisme streng veroordelen, het bestuur niet de intentie heeft om het beeld weg te halen. In plaats daarvan opteert men ervoor om de problematiek van de kolonisatie op een correcte manier te duiden.
Oostende is evenwel geen alleenstaand geval. De afgelopen dagen zijn op verschillende andere plaatsen in Vlaanderen petities opgestart met eenzelfde doel. Vele Leopold II-beelden werden daarenboven beklad. Dit is onder meer het geval voor beelden van de vorst in Gent, Tervuren, Ekeren, Hasselt en Halle.
Het Leopold II-beeld op de zeedijk van Oostende is sinds 1981 een beschermd en geklasseerd monument en kan bijgevolg niet zomaar worden weggenomen.
Minister, dit brengt mij tot de volgende vragen. Kunt u aangeven hoeveel Leopold II- beelden in Vlaanderen momenteel de status van beschermd en geklasseerd monument hebben?
Hebt u signalen ontvangen vanwege gemeentebesturen die als gevolg van de commotie voorstander zijn om een beschermd Leopold II-beeld uit het straatbeeld te verwijderen? Zo ja, overweegt u om de bescherming op te heffen zodat die kunnen worden verwijderd? Wat is uw mening hierover?
Acht u het passend om deze beelden uit het straatbeeld te verwijderen? Wat is uw visie hierover?
De heer Veys heeft het woord.
Zoals collega Coudyser zegt, is er de voorbije weken heel wat ophef geweest rond de Leopold II-beelden. Ik denk dat we het debat breder in de erfenis van het koloniale tijdperk moeten bekijken, en sterker nog, van al het verleden met een donker randje.
Het onroerend erfgoed is een van de meest fysieke uitingen van ons verleden als regio en als deel van België: een rijk verleden, maar soms een donker verleden. De ‘Black Lives Matter’-beweging heeft terecht ook de aandacht gevestigd op die donkere kanten van ons verleden. We moeten kritisch kijken naar ons verleden en nagaan op welke manier we erfgoed uit dat verleden op een correcte manier kunnen duiden. Over die duiding is veel sprake, en dan gaat het niet enkel over ons koloniale verleden, maar ook over de pijnlijke periode van de collaboratie, bijvoorbeeld. Zo zien we op de lijst van onroerend erfgoed zowel gebouwen die dankzij de uitbuiting van de autochtone bevolking in Congo zijn gebouwd, maar evengoed het graf van Cyriel Verschaeve, toch ook een controversiële figuur, die in WO II veel Vlaamse jongeren rekruteerde die dan aan het Oostfront zijn gesneuveld onder soms ‘vreemde voorwendsels’ – ik zal het licht uitdrukken.
Minister, bent u het eens dat ons onroerend erfgoed een belangrijke rol speelt in het vormen van een historisch bewustzijn, ook over de donkere kanten van onze geschiedenis?
Op welke manier wordt ons onroerend erfgoed op dit moment gecontextualiseerd, zowel in de digitale lijst als op de fysieke plaats zelf? Hoe gaat het agentschap daarmee om?
Is er een lijst met onroerend erfgoed dat gelinkt is aan kolonisatie en aan collaboratie? Zijn er aparte lijsten van het ‘donkere’ erfgoed, als ik het zo mag noemen?
Bent u bereid om voor dergelijk onroerend erfgoed een traject uit te stippelen waarbij samen met vertegenwoordigers van betrokken groepen in de samenleving en experten, gezocht wordt naar een zo zinvol mogelijke contextualisering? Er moet ook aandacht voor het praktische zijn. Hoe doe je dat? Een beeld in een park met een bordje erbij is iets anders dan een beeld in een expositie.
Kan het erfgoed met een donker randje worden geschrapt van de lijst van onroerend erfgoed? Wordt daarover nagedacht? Is dat een optie?
Minister Diependaele heeft het woord.
Collega’s, ik zit niet in café De Zavelput, was het maar waar. Ik zit gewoon op kantoor. Ik zou thuis nooit zo’n lelijke kleur gebruiken.
Ik geef eerst mijn mening over het volledige debat. Geschiedenis is altijd een zeer complex gegeven. Er zijn heel wat invalshoeken. In tegenstelling tot wat men zou denken, zijn geschiedkundige inzichten zaken die evolueren, alhoewel dat voor Leopold II niet geldt. In zijn tijd vond men dat ook al een schurk, om het zo te zeggen. Laat mij als Vlaams-nationalistische republikein de laatste zijn om hem te verdedigen. Laat dat zeer duidelijk zijn. Geschiedschrijving evolueert. Men krijgt nieuwe inzichten.
Ik kan zeer goed begrijpen dat men het aanstootgevend vindt dat standbeelden worden opgericht om iemand te eren zoals Leopold II. Dat past niet meer. Dat vind ik heel begrijpelijk. Dat men daar aanstoot aan neemt, kan ik heel goed volgen.
Hoe gaan we daarmee om? Ik ben dan geen voorstander van afbreken, bekladden of wat dan ook. Als men dat alleen maar negatief benadert, lost dat niets op. We gaan de geschiedenis niet veranderen. We gaan wat die mensen hebben doorgemaakt, of de nakomelingen, niet beter maken door het straatbeeld te veranderen. Wat we wel kunnen doen en waarmee die mensen beter geholpen zijn, is de juiste duiding geven. We kunnen de context uitbreiden, kaderen in de juiste geschiedenis, vertellen wat er juist gebeurd is en ook de donkere kanten beschrijven. Het moet echt niet alleen maar een plaatje zijn, er kan een ander standbeeld naast worden geplaatst om de slachtoffers te eren. Dat lijkt mij een veel positievere benadering.
Op die manier gaan we het verhaal dat het onroerend erfgoed wil brengen, terug in zijn context plaatsen, en eigenlijk verruimen. Daarvoor dient onroerend erfgoed. Dat zal in mijn antwoord nog naar voren komen. Onroerend erfgoed dient om een verhaal te vertellen. Als we dat verhaal rijker kunnen maken, heeft iedereen daarbij gewonnen. Het verhaal verruimen is volgens mij een veel positievere aanpak dan de beelden weghalen of zo.
Nogmaals, ik heb alle begrip voor de mensen die aanstoot nemen aan die standbeelden die zijn opgericht om iemand te eren. Dat moeten we wegwerken. Die eer moet verdwijnen door de contextualisering, door de ruimere uitleg, en eventueel zelfs iets extra’s, ons onroerend erfgoed verrijken, door er iets naast te plaatsen.
Er zijn twee standbeelden van Leopold II opgenomen in de wetenschappelijke inventaris: een in Oostende en een in Antwerpen. Enkel het beeld in Oostende is beschermd als monument. Daarnaast is er op het Kongomonument in het Stadspark van Antwerpen een medaillon met een beeltenis van Leopold II aanwezig en beschermd als monument, en een buste van Leopold II in het stadhuis van Arendonk, beschermd als cultuurgoed.
Maar er is nog veel meer erfgoed waar een beeltenis van Leopold II aanwezig is of er een verwijzing wordt gemaakt naar hem. Maar dat is niet op die zoekterm opgenomen in de inventaris Onroerend Erfgoed.
De focus van de inventaris ligt immers op de opname van panden en – bij uitbreiding – op vrijstaande beelden in het openbaar domein. Interieurs en eventuele bas-reliëfs, bustes, muurschilderingen enzovoort worden vaak niet beschreven.
Leopold II had ook de bijnaam koning-bouwheer, hij gaf opdracht tot het bouwen van verschillende thans beschermde monumenten en tot heel wat openbare werken, vooral in Antwerpen, namelijk de Zoo, het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA), en – wat ik het mooiste vind – het Centraal Station, en in Tervuren het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika en verschillende gebouwen en parken te Oostende. In het station in Antwerpen zitten in het gebouw verwijzingen naar Leopold II. Moeten we die dan ook gaan afbreken? Dat zou ik heel jammer vinden. Het is een van de mooiste gebouwen en het is opgenomen in de lijst van vijf of tien mooiste stations ter wereld. We moeten opletten hoever we daarin willen gaan.
Ik heb nog geen vragen gekregen van een lokaal bestuur. We weten dat natuurlijk wel uit de pers. We zijn niet rechtstreeks aangesproken door lokale besturen. In de pers verscheen de vraag van de heer Wittewrongel aan de stad. Dat is eigenlijk onze bevoegdheid, maar de vraag is niet tot bij ons gekomen. We hebben dat alleen vernomen in de media.
Ik heb mijn visie al gegeven over de vraag of die beelden verwijderd moeten worden. Erfgoed is nooit neutraal. Erfgoed vertelt het verhaal van onze maatschappij in het verleden: politiek, religieus, economisch, sociaal. Standbeelden brachten bij uitstek een boodschap aan het publiek. In de stedenbouw van de 19e en vroege 20e eeuw zijn zij niet weg te denken, men spreekt zelfs van een ware ‘statuomanie’. Elk plein, elke square, elk park uit die periode kreeg er wel een.
Deze beelden werden geplaatst om een boodschap over te brengen aan het publiek, een boodschap die vandaag niet altijd meer gekend is of niet langer standhoudt. Ik kan u daar trouwens een anekdote over vertellen. Een historicus afkomstig uit Zottegem, heeft deze week naar aanleiding van het vernielen van het beeld van Julius Caesar in Velzeke een bijdrage geschreven. Die stelt dat je niet alleen moet kijken naar de persoon die geëerd wordt, maar ook naar het verhaal van de mensen die dat standbeeld geplaatst hebben. De voorzitter zal zeker weten dat mensen uit Velzeke wat contrair zijn, en daarom hebben ze het standbeeld gezet als tegenreactie tegen de stad Zottegem, die uitpakte met een standbeeld van de heer van Zottegem. Daarom is het idee er gekomen om een standbeeld van een nog grotere figuur te gaan zetten, namelijk Caesar. Dat verhaal is ook belangrijk om te vertellen, en het is nog leuk ook. Op het aspect van het vereren, van Caesar in dit geval, komt minder de nadruk te liggen.
Erfgoed herinnert niet alleen aan dat verleden en het historische verhaal, maar is ook een element van de maatschappij in het heden. Iets is maar erfgoed als een actuele gemeenschap dat goed wil doorgeven aan toekomstige generaties omdat ze het belangrijk vindt dat ook haar kinderen en kleinkinderen die verhalen en betekenissen kennen en om hun de kans te geven daar nieuwe verhalen en betekenissen aan toe te voegen.
Hoe wij omgaan met erfgoed, welke materiële en betekenislagen wij eraan toevoegen, is dus ook een keuze die we vandaag maken. De waardering van deze beelden, het behoud ervan en hoe we ermee omgaan, moet dus ook op maatschappelijk debat kunnen worden gebaseerd.
De overheid kan een rol spelen om het thema de juiste aandacht te geven en in de juiste context te plaatsen. Dat geldt voor alle plaatsen waarmee mensen en groepen associaties hebben, met positieve of negatieve connotaties.
Ook beschermen is daarin een belangrijk instrument, al heeft het beschermingsstatuut natuurlijk wel een positieve bijklank en moet worden nagedacht over de manier waarop het gebeurt.
Essentieel is dat erfgoed drager is van verhalen en betekenissen, en dat die verhalen ook met de juiste nuance worden verteld. Zoals gezegd kunnen we aan dat verhaal een extra laag toevoegen door bij de beelden die iemand hebben geëerd die alleen maar een schurk was, een verhaal te vertellen en ook die betekenis te vertellen. Het vernietigen of verwijderen van de drager, zoals de beelden in kwestie, vind ik geen goede oplossing. Laat het duidelijk zijn dat het geheel tegen mijn natuur is om daarom ook beelden van Leopold II te gaan verdedigen, maar dat is mijn overtuiging.
Het kan een optie zijn om bepaalde beelden naar een museale context over te brengen en ze daar van voldoende duiding te voorzien. De heer Veys spreekt daar ook over. Zo blijven we dat verhaal vertellen en gaan we de moeilijke pagina’s uit onze geschiedenis niet uit de weg. Dit erfgoed kan er ons net aan herinneren dat we als maatschappij collectief zaken normaal hebben gevonden die dat vandaag niet meer zijn. In het geval van Leopold II hebben we dat trouwens ook in het verleden niet normaal gevonden.
Laat mij eerlijk zijn, die museale context kan een optie zijn. We doen zeker die deur niet toe, maar ik zou het jammer vinden. Voor ons is het belangrijk dat het onroerend erfgoed deel blijft uitmaken van ons straatbeeld en dat die verhalen ook verteld worden in dat straatbeeld. Dat daardoor een extra laag moet worden toegevoegd en dat de context beter moet worden meegegeven, graag, maar het blijft bij voorkeur deel uitmaken van ons erfgoed.
Een tweede optie is het beladen erfgoed op zijn plek te duiden of te contextualiseren. Infoborden met context en excuses bij standbeelden zijn hierbij een eerste stap, maar er is meer mogelijk. Er kan gezocht worden naar manieren om een tegenstem aan de oorspronkelijke boodschap van de beelden toe te voegen, waarmee een betekenislaag toegevoegd wordt aan het erfgoed. Het lijkt me zinvol om hierbij kunstenaars te betrekken.
Erfgoed is in beweging, als dynamisch onderdeel van onze samenleving. Erfgoedzorg wil graag meedenken aan een antwoord op de vraag naar de manier waarop de maatschappij wil omgaan met deze beladen beelden. Wij willen daar graag ons steentje toe bijdragen.
Ja, ik ben het er absoluut mee eens dat ons onroerend erfgoed een belangrijke rol speelt in het vormen van een historisch bewustzijn. Daarom is het ook zo belangrijk om dat te behouden in ons straatbeeld, want met een museum bereik je natuurlijk niet iedereen.
Het thema van beladen erfgoed of ‘dark heritage’ is al een aantal jaren een thema in de onroerenderfgoedzorg waarover debat gevoerd wordt op Europees niveau en in het kader van het werelderfgoed. Feit is dat onroerend erfgoed een representatie is van een verleden waar vaak ook een donkere kant aan zit. Het is belangrijk om hierbij dan het gelaagde verhaal te vertellen dat relevant is voor de maatschappij vandaag.
Want laat ons eerlijk zijn: ook de beeldenstorm die nu op sommige aan de gang is, heeft een heel eenzijdige benadering. Zelfs het beeld van Churchill wordt aangevallen, maar we kunnen toch ook niet ontkennen dat Churchill een heel belangrijke bijdrage heeft geleverd – om niet te zeggen een cruciale bijdrage – in het verslagen van het nazisme in Vlaanderen en in heel de wereld. Ik denk dat we dat ook moeten meegeven.
Ik noem graag een ander dossier: Vlaanderen wilde met de werelderfgoednominatie van de monumenten en militaire begraafplaatsen van de Eerste Wereldoorlog bijdragen aan het collectieve menselijke bewustzijn vandaag. Het verhaal ‘Nooit meer oorlog’ is sterk voelbaar in de verwoeste landschappen van de Westhoek en het noorden van Frankrijk en de duizenden graven getuigen dat oorlog niet louter een verhaal is van winnaars en verliezers. Door het gelaagde verhaal te vertellen kan dit ‘beladen erfgoed’ betekenis krijgen voor de huidige maatschappij. U weet ook dat we een dossier hebben ingediend om het te laten erkennen als werelderfgoed. De tegenkanting was voornamelijk dat het ging om oorlogsverleden. Het zijn inderdaad oorlogsvelden maar we kunnen er net voor zorgen dat we het verhaal van ‘Nooit meer oorlog’ kunnen vertellen. Op die manier kan men die beelden gebruiken om er een positieve wending aan te geven.
In de digitale databank gebeurt de contextualisering door middel van beschrijvingen van uitzicht en geschiedenis van dit onroerend erfgoed. Dit is de verantwoordelijkheid van het agentschap Onroerend Erfgoed. Deze teksten omvatten op dit ogenblik geen extra duiding in het geval dat het om ‘beladen erfgoed’ gaat en ik weet niet of dat onze taak is. We zouden dan heel ruim moeten gaan om de volledige databank bij te sturen en die databank is er voornamelijk om het erfgoed te duiden als het deel uitmaakt van het straatbeeld. De eigenaar kan een initiatief nemen om de context toe te voegen. Voor het erfgoed in de publieke ruimte of in publieke gebouwen is dat de overheid zelf. Hierover bestaan geen algemene richtlijnen. Het gebeurt dus zeer divers. De lokale besturen gaan er op verschillende manieren mee om. Volgens mij is dat een goede zaak, want het is de verantwoordelijkheid van de lokale besturen. De meeste beelden van Leopold II in de publieke ruimte in Vlaanderen zijn vandaag al voorzien van extra duiding.
Mijnheer Veys, neen, er is geen lijst met ‘dark heritage’. Ik weet ook niet of we daaraan moeten beginnen, want waar eindigen we dan? We gaan op heel wat discussies botsen die eigenlijk irrelevant zijn, om nog maar eens te verwijzen naar Churchill.
Zoals ik daarnet al aanhaalde, willen we meedenken over hoe er met dit erfgoed moet worden omgegaan. Mijn administratie heeft hier zeker de expertise voor in huis.
Behoort het schrappen van de lijst van onroerend erfgoed tot de opties? Ik denk dat dat geen goed idee is. Ook een opheffing van de bescherming is niet aan de orde. We moeten niet met een gom over onze geschiedenis gaan. Hoe je het ook draait of keert, deze standbeelden vertellen een verhaal. En inderdaad, in het geval van Leopold II is dat absoluut geen sprookje, maar het blijft een verhaal dat verteld moet worden. Zeker met extra duiding, is het een hart onder de riem voor de mensen die er het slachtoffer van waren of voor de nazaten ervan.
Als Vlaams minister van Onroerend Erfgoed zie ik het dan ook als mijn taak om deze standbeelden te beschermen en in de inventaris te behouden. Ieder monument vertelt een eigen geschiedenis op een bepaald moment in de tijd. Soms is die geschiedenis niet fraai. Dan is het onze taak – en zelfs onze plicht – om die beschermde monumenten te voorzien van duiding en context. Maar de standbeelden weghalen en vernietigen, is geen oplossing. Zo verdwijnt de geschiedenis niet, ze wordt enkel onzichtbaar. We mogen ons eigen straatbeeld niet censureren en ontdoen van alle zaken die een zwarte bladzijde in onze geschiedenis vertegenwoordigen, integendeel. We moeten de beelden net gebruiken om het verhaal te blijven vertellen. Dat is wat onroerend erfgoed kan. Dat is wat onroerend erfgoed moet doen. Dat zijn we verplicht aan alle mensen die hierdoor geraakt zijn, maar ook aan onze toekomstige generaties.
Minister, voor de duidelijkheid en de volledigheid: er wordt inderdaad over de inwoners van Velzeke gezegd dat ze contrair zouden zijn. Ik denk dat ik het levend bewijs ben dat het verhaal niet klopt. We hebben gewoon een grote en mooie geschiedenis. Dit volledig terzijde.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Ik ga me niet moeien in de rijke geschiedenis van Velzeke, maar ik wil de minister wel bedanken voor het heldere en duidelijke antwoord en vooral voor de zeer duidelijke visie, waar ik helemaal achtersta. Het is heel belangrijk dat wij onze geschiedenis goed kennen en dat we het complex gegeven van de verhalen met de fraaie en minder fraaie kanten en de vele gelaagdheden tot bij de Vlamingen kunnen blijven brengen.
Daar zal het erfgoed eigenlijk een heel cruciale rol in spelen, niet alleen het onroerend erfgoed, maar ook het cultureel en het immaterieel erfgoed. Die drie samen geven eigenlijk ook de aanleiding om dat verhaal te kennen. Ik ben heel blij met het voorbeeld van WO I. Dat is ook een verhaal met vele lagen die we in de Westhoek kunnen zien. Door dat zowel in de publieke ruimte als in de museale context te duiden en onder de aandacht te brengen van iedereen die er passeert, gaat die aandacht naar de hele context.
Velen denken dat erfgoed iets van vroeger is, maar het is juist een dynamisch gegeven dat uitnodigt om telkens opnieuw te actualiseren en te gaan nadenken over dat verleden en die dynamische invulling te geven. Zaken die vijftig jaar geleden ‘normaal’ gevonden werden, zijn dat nu niet meer, voor alle duidelijkheid. Het gaat nu niet over het voorbeeld van Leopold II, maar zo zijn er wel zaken in de geschiedenis, dan is het net dat onroerende en roerende erfgoed dat ervoor zorgt dat wij dat als maatschappij verder blijven uitdragen voor alle Vlamingen. Ik wil nog eens de nadruk leggen op het belang van dat erfgoed.
We moeten nu vooral het maatschappelijk debat aanwakkeren. Daar kunnen al die erfgoedorganisaties hun rol in spelen, ik denk aan het immaterieel erfgoed. Dat kan begeleiden, een genuanceerd verhaal van het kolonialisme duiden, en de figuur van Leopold II duiden. Ik ben er voorstander van om toch zeker een aantal monumenten in de publieke ruimte te houden, want als we ze naar een museale context verplaatsen, dan is het enkel voor een zeer beperkt deel van de bevolking dat een museum bezoekt. We kunnen alle mogelijke inspanning doen om dat doelpubliek te verruimen. Maar wie ermee geconfronteerd wordt in het straatbeeld – ik denk maar aan kinderen die zich de vraag stellen wie die figuur was – en daar ter plaatse de duiding krijgt, ziet een heel andere gelaagdheid van het verhaal dan wanneer het zich op een andere plaats bevindt. Zo dragen we de geschiedenis verder uit om het debat een beetje te verbreden.
Verder is het van belang dat we in het onderwijs bijkomende inspanningen doen om onze geschiedenis en die vele gelaagdheden te kennen. De rol van het opstellen van een canon toont in dit verhaal eigenlijk ook aan dat we ons verleden moeten leren kennen. Met een canon wordt een instrument geleverd om de vele verhalen van het positieve en het negatieve in de juiste context en de juiste tijdsgeest te plaatsen. Dan kunnen we daar verder het maatschappelijk debat over voeren.
De heer Veys heeft het woord.
Voorzitter, minister, u bent een beetje voorzichtig. Ik denk dat dat aangewezen is in dit debat. Dat verdient alle nuance. Ik zie het debat op sociale media en elders, het gaat een beetje de verkeerde kant op. Er is een zeer straffe reactie op die beelden van Leopold II, zeer terecht. We moeten ons afvragen waarom hij op een piëdestal wordt gezet. We kunnen dat duiden zoveel als we willen, maar dat glorieuze zit daar nog altijd in.
Tegelijk hoor ik tegenstemmen van ‘het was allemaal zo erg niet’ en ‘het wordt overtrokken’. Als er iets academisch duidelijk is van die periode in Congo-Vrijstaat en van de Belgische staat die nadien verantwoordelijk was voor Congo, dan is het wel dat het onmenselijk was. De argumenten van toen komen nog terug. Het zijn zogezegd allemaal Engelse protestanten die een karaktermoord willen plegen. Ik hoor hier dat iedereen – denk ik toch – vindt dat die koloniale periode er een van verschrikkelijke uitbuiting was en dat we ook het systeem aanklagen. Heel veel mensen hebben geparticipeerd in die projecten en uitbuiting. Er zijn straatnamen van bekende kolonialen, niet met de bekendheid van Leopold II. We moeten daar echt op inzetten. Er moet een academische consensus komen, net zoals over de klimaatverandering. Laat de zotte avonturiers niet het woord krijgen.
Ik denk dat er een breder debat moet kunnen komen. U haalde zelf het voorbeeld van Churchill aan. We mogen ook niet overhellen naar de andere kant. Churchill heeft inderdaad een grote rol gespeeld in het verdrijven van de nazi's in Europa, maar hij heeft ook zelf donkere bladzijden. Als militair was hij actief in Britse koloniale gebieden. Daar zijn ook zaken gebeurd waarvoor men vandaag een tribunaal zou oprichten. Ook daar zit er nuance in. Ik ben zelf historicus, ik heb zelf een thesis gemaakt over Congo-Vrijstaat. Dat verdient rust en nuance. Ik merk wel dat de wil er is.
Minister, ik wil nog een vraag herhalen. Het is me misschien ontsnapt omdat u een heel breed antwoord hebt gegeven, maar daar ben ik wel blij mee. Bent u bereid om voor dergelijk onroerend erfgoed een traject uit te stippelen waar samen met vertegenwoordigers van betrokken groepen in de samenleving en met experten gezocht wordt naar een zo zinvol mogelijke contextualisering? Ook in het kader van de Vlaamse canon zou dat een zeer waardevolle oefening kunnen zijn. Ik zou graag de vraag opnieuw stellen. Bent u bereid om samen met de minister-president binnen de Vlaamse canon te kijken hoe we alles in rekening brengen?
Ik heb u enkel gehoord over het kolonialisme, maar de collaboratie is ook een donkere bladzijde uit onze geschiedenis. Ik las deze ochtend in De Standaard dat er vanuit bepaalde groepen op rechts mogelijk een radicale dreiging kan zijn. Ik haalde het graf van Cyriel Verschaeve aan. We moeten opletten dat dat geen bedevaartsoord wordt voor verkeerde groepen. We moeten ons daar heel erg bewust van zijn en heel voorzichtig zijn en we de Vlaamse en Belgische geschiedenis ... (onverstaanbaar) … Mijn bijkomende vraag is: wilt u extra initiatief nemen, samen met uw collega's, of vindt u het goed zoals het nu is?
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Mag ik een ‘Vlaanderen Vakantieland’-tip meegeven? Het zou misschien beter zijn om daarmee te besluiten, maar goed. Afgezien van de hele problematiek van de standbeelden in de straat: ik ben vorig jaar naar de opening van het vernieuwde Koninklijk Museum voor Midden-Afrika in Tervuren geweest. Ik keek er echt wel van op en ik vond het heel mooi, daar hebben ze alle standbeelden die te maken hebben met de kolonisatie verzameld in een heel mooie ruimte. Het is echt overweldigend als je dat allemaal ziet. Ik vind het ook een veel gezondere manier van omgaan met het koloniale verleden. Alles wordt heel goed geduid. De hele geschiedenis wordt uit de doeken gedaan. Dan krijg je een zeer sterk en veel genuanceerder verhaal. Daar staan ze ook niet op een piëdestal, collega Veys, ze staan op -1, maar het is een zeer mooie ruimte in een zeer mooi gebouw.
De heer D’haeseleer heeft het woord.
(slechte geluidskwaliteit)
Ik heb het antwoord van de minister goed aangehoord. Ik kan het voor 99 procent met hem eens zijn. Ik denk dat er vanuit de regering een duidelijk standpunt moet komen tegen de huidige beeldenstorm die is ontstaan in de nasleep van de dood van George Floyd in de Verenigde Staten en de Black Lives Matter-beweging. Ik denk dat de Vlaamse Regering zich in heel duidelijke woorden moet uitspreken over een verontrustende aanval op ons westers erfgoed en onze westerse vrijheid. Want het gaat inderdaad allemaal niet meer om Leopold II. Ik ben net zomin als de minister een vurige aanbidder van het koningshuis. Ik hoor de heer Veys daarjuist zeggen dat we moeten opletten met Leopold II en dat hij verschillende mensen had horen zeggen dat het allemaal toch zo erg niet was. Ik weet niet met wie de heer Veys allemaal gepraat heeft, maar ik denk niet dat dat de teneur is, behalve misschien bij Herman De Croo. Misschien heeft de heer Veys Herman De Croo gesproken, maar ik denk dat bij een groot deel van de mensen de praktijken van Leopold II heel duidelijk zijn.
Minister, ik weet dat u daar een beetje botst met de autonomie van de steden en gemeenten, waarvan er een aantal begonnen zijn met het verwijderen van sommige beelden, wat ikzelf persoonlijk een kwalijke evolutie vind. Ik denk dat er vanuit de Vlaamse Regering, de voogdijoverheid, misschien toch wel een signaal mag komen dat de beschadigingen en het wegnemen van standbeelden scherp moet worden veroordeeld en we er alles aan moeten doen om die monumenten te beschermen. Nu heerst er een sfeer die het beschadigen of vernielen van die standbeelden in de hand werkt. Wij dringen er van onze kant op aan om geen standbeelden te verwijderen, om niets te vernietigen en geen straatnaamborden te wijzigen, maar in de plaats daarvan in te zetten op een historische duiding.
Want de vraag blijft – en u hebt er daarnet op gealludeerd –: waar stopt dit? Het is begonnen met Leopold II, het koloniale verleden. Mijnheer Veys heeft het ook al over alles van de collaboratie onder de loep te nemen. De vraag is: waar stopt het? Ik denk dat we op die manier in een straatje zonder einde belanden. Het is niet goed om uit het boek van de geschiedenis van ons land hier en daar bladzijden weg te scheuren. Dat is niet de weg die we moeten opgaan.
De heer De Meester heeft het woord.
Voorzitter, collega's, ik ben even van mijn stoel gevallen toen ik hoorde dat collega D’haeseleer de bescherming van de standbeelden van Leopold II begon te verdedigen. Belgicist, monarch en verantwoordelijk voor 3 miljoen doden: zeer bizar voor een Vlaams-nationale republikein. Ik was nog meer verwonderd toen collega D’haeseleer ook zei dat we de straatnamen niet moesten veranderen. Zijn eigen partijgenoot, Johan Deckmyn, heeft vorig jaar in de Gentse gemeenteraad het voorstel gesteund om de straatnamen van Leopold II te vervangen. Collega Deckmyn had toen zelfs het voorstel gedaan de straatnamen van Leopold II te vervangen door een Vlaamsgezinde communist, alstublieft, onder het motto van liever een communist dan een zwarte vrouw, zoals wij hadden voorgesteld. Wij hadden voorgesteld om Leopold II te vervangen door Rosa Parks, een bekende zwarte activiste. Dit geheel terzijde.
Voorzitter, minister, het is een debat dat mij bijzonder boeit. Ik ben zelf ook historicus, niet gespecialiseerd in de geschiedenis van Velzeke, maar ik heb, net zoals collega Veys, gewerkt rond de koloniale geschiedenis. Opmerkelijk toch. Het boeit mij enorm.
Minister, geschiedenis is inderdaad complex en kent vele invalshoeken. In dit geval, als het gaat over de zware verantwoordelijkheid en de rol van Leopold II in de koloniale uitbuiting en onderdrukking, dan zijn er niet zo heel veel verschillende invalshoeken. Collega Veys heeft het ook al benadrukt: er is een enorme, verpletterende, wetenschappelijke consensus dat dit een moorddadig beleid was. De schattingen van het aantal doden waar Leopold II voor verantwoordelijk is, lopen uiteen, vooral omdat er een groot tekort aan bronnen is. Ze situeren zich toch wel ergens tussen de 3 en 10 miljoen doden. Waar zijn we in godsnaam over bezig? Er is geen enkele discussie over het terreurbeleid van Leopold II: dit is totaal onaanvaardbaar en een misdaad tegen de menselijkheid.
Minister, u zegt, terecht, dat we de geschiedenis niet kunnen veranderen. Dat is waar, maar we kunnen wel de beeldvorming over de geschiedenis veranderen. In mijn opinie spelen standbeelden daarin een zeer belangrijke rol. Het gaat er voor mij niet over om de geschiedenis van Leopold II wat rijker te maken of er een laagje aan toe te voegen; het gaat er voor mij over om de essentie van de boodschap te vervangen. Daarom ben ik niet gelukkig met die bordjes. In Gent staat een gigantisch standbeeld van Leopold II met meters verder een bordje: ‘Wij betreuren de vele slachtoffers.’ Sorry, een parkeerboete zou ik weleens durven te betreuren, maar 3 miljoen doden? Als dat maar één zinnetje waard is tegenover een gigantisch standbeeld, dan is dat niet in verhouding. We moeten dat op een andere manier oplossen. Ik kom daar nog op terug.
U zegt ook dat de nakomelingen er niet bij gebaat zijn. Dat is natuurlijk niet waar, want dan zouden er geen tienduizend betogers in Brussel het slopen van de standbeelden eisen. Standbeelden liggen zeer gevoelig. Het is waar dat je er de discriminatie niet mee oplost, maar symbolen zijn emotioneel zeer belangrijk voor die mensen, niet alleen trouwens voor de mensen die met dekolonisering bezig zijn, maar voor iedereen. Minister Diependaele en mijnheer D’haeseleer zeker, jullie zouden het niet appreciëren als wij – ik zeg maar iets – de IJzertoren zouden dynamiteren. Ik ben dat niet echt van plan en ik zou het ook nooit durven voor te stellen – we moeten die absoluut beschermen en in ere houden –, maar u snapt wel hoe emotioneel gevoelig dit zou liggen. Standbeelden hebben dus een enorme emotionele waarde. In het geval van Leopold II is dat zeker ook zo.
Minister, u zegt dat we verder moeten denken en niet alleen willen afbreken. Dat is waar.
Er is nog een groot verschil tussen het station van Antwerpen en een standbeeld van Leopold II in een park. We gaan het station van Antwerpen niet dynamiteren of slopen, inderdaad. Daar zou een bord met enige duiding volstaan, dat zou perfect zijn. Maar een standbeeld is op zich een verheerlijking van de wandaden van Leopold II, en daar vind ik dat slopen zich wel opdringt.
Ik wil niet zo ver gaan als collega Veys en het debat uitbreiden naar alle beelden en gebouwen die ooit gebouwd zijn op basis van de koloniale onderdrukking, want dan zijn we wel even bezig. Dan gaat het over het persoonlijke bezit van Leopold II, die met zijn fortuin talloze gebouwen gezet heeft in Oostende. Dan moeten we bijvoorbeeld de Koninklijke Gaanderijen in Oostende slopen. Dat lijkt me een slecht idee. Als het gaat over de koloniale onderdrukking in het algemeen, dan spreken we over … De historici hebben berekend dat het zweet van de Congolezen een waarde vertegenwoordigt van 200 miljard dollar. Dat bedrag is weggevloeid naar het Westen, naar België. Als we zien wat er gebouwd is met dat geld, mogen we de helft van onze steden afbreken. Dit maakt het debat absurd. We moeten focussen op de essentie, en dat is Leopold II.
Minister, we moeten verder gaan dan alleen maar bordjes plaatsen. Ik vraag me net als collega Veys af of we niet een initiatief moeten nemen in het kader van het erfgoedbeleid en misschien minstens suggereren aan de lokale besturen – de eindverantwoordelijke – om in plaats van bordjes twee alternatieven te overwegen.
Het eerste alternatief is het beeld verplaatsen naar een museale context, waar de context en duiding veel beter kunnen worden gegeven, en waardoor men automatisch het aspect van verheerlijking wegneemt. De verplaatsing naar een museum is op zich al een de- of hercontextualisering van het beeld.
Ik ben zelf een groot voorstander van het tweede alternatief – en u hebt het eigenlijk ook benoemd –, namelijk het concept van het tegenbeeld. Dat zou heel veel oplossen. Zet bijvoorbeeld naast het beeld van Leopold II een beeld van Lumumba, de eerste premier van Congo. Of zet er een beeld naast van Congolese arbeiders die de rijkdom van Leopold II hebben opgebouwd.
Kunstenaars die een tegenbeeld creëren, kunnen een waardevolle oplossing bieden, naast de museale context. Minister, bent u bereid om een initiatief te nemen?
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Volgens mij moeten we een onderscheid maken tussen de standbeelden. Een standbeeld verdient men meestal voor goede zaken. Als de wetenschap en de geschiedenis aantonen dat er heel wat doden vielen, moet zo iemand geen standbeeld krijgen in een stad of een dorp. Het is aan de lokale besturen om daarover te oordelen, in samenspraak met de bevolking. Ze moeten een dialoog aangaan om te zien hoe gevoelig de zaken liggen en om de juiste duiding en plaats te geven.
We kunnen het niet zomaar vernietigen. We moeten respect hebben voor de zaken in het openbaar domein. De verheerlijking, daar ben ik persoonlijk geen voorstander van.
In Vlaanderen zijn we geen barbaren. Zelfs al is het erfgoed dat tot stand is gekomen onder invloed van mensen die veel fouten hebben begaan, dan nog mogen we onze monumenten niet afbreken. In die zin zit ik volledig op de lijn van de minister. Respect voor het erfgoed moet worden losgekoppeld. In andere werelddelen wordt het UNESCO-erfgoed (United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization) vernietigd omdat men niet akkoord gaat met de bouwers van destijds. Dat is een zeer spijtige zaak. We kunnen een monument of gebouw effectief duiding geven.
Want als we zo zouden doorgaan, dan moeten we misschien ook alle kerken en kathedralen afbreken, want die zijn destijds ook niet altijd zo katholiek opgebouwd. Ik vind dat je daar een groot onderscheid moet maken en zeker het erfgoed niet mag vernietigen of beschadigen, dat een deel is van de cultuur, een bouwstijl en zo meer.
Minister Diependaele heeft het woord.
Ik denk dat we allemaal, behalve een iemand, op dezelfde lijn zitten, en die is, mijnheer Veys, dat geschiedenis de nodige nuance verdient. We moeten er voorzichtig mee omgaan. Ik denk wel dat ik voldoende scherpgesteld heb dat we die beelden moeten beschermen.
Er is één zaak die me heel erg tegen de borst stuit, en dat is wat de heer De Meester zegt. Mijnheer De Meester, ik heb het er bijzonder moeilijk mee dat u op deze manier, heel onderkoeld, dergelijke standpunten inneemt in het debat. Eerst en vooral is de vergelijking met de IJzertoren totaal van de pot gerukt. Ten eerste is de eerste IJzertoren gedynamiteerd en ten tweede is het een vredessymbool, ook zo erkend door de Vlaamse Gemeenschap. Daar hangt in vier talen op: ‘nooit meer oorlog’. Laat het vooral gelden als een vredessymbool. U komt hier nu plotseling iets zeggen over het Leopold II-beleid. Ik vind dat u de laatste bent die daar uitspraken over mag doen. Toen ik nog in de humaniora zat, was ik geabonneerd op het boekje van de PVDA. Ik heb ook zo een periode gekend in mijn leven. Ik had het liever nooit verteld, maar ik denk dat ik dat nu moet doen. ‘Solidair’ heette dat. U zult dat wel nog kennen. Ik weet niet of het nog zo heet. Het was jullie wekelijks of maandelijks blaadje. Daar stonden toen verhalen in over Mao. Mao heeft waarschijnlijk 60 miljoen doden op zijn geweten, maar daar hebt u blijkbaar niets over gezegd. Ik neem aan dat er in jullie partijblaadje nog excuses gaan komen.
Gewoon voor de gein ben ik gaan kijken op jullie website. Vandaag nog staat er een tekst op met als titel ‘China aan de start van een nieuw tijdperk’. Dat gaat natuurlijk over vandaag. Maar daar staat nog een keer: “Na de Chinese revolutie van 1949 was de centrale opdracht het vestigen van de grondslagen van een socialistische economie. Maar in de jaren ’60 verschoof volgens Mao de hoofdtegenstelling. China mocht niet de weg opgaan van de Sovjet-Unie (…).” En ga zo maar verder. Hier wordt met geen woord gerept, mijnheer De Meester, met geen woord gerept en niet ook maar enige context gegeven of wat dan ook, over 60 miljoen doden!
Dan bent u de man die hier eens even iedereen de les gaat spellen en gaat zeggen dat het gecontextualiseerd moet worden, dat het niet op een piëdestal mag staan! Waar haalt u het lef om op die manier de anderen de les te gaan spellen, als er nu, vandaag nog … Ik kijk nu naar de tekst die vandaag op uw website staat! Geen woord, geen woord over die 60 miljoen doden, mijnheer De Meester!
Als ik u was zou ik een beetje bescheidenheid aan de dag leggen, uw kop in uw kas houden, uw hand op uw hoofd leggen en eens kijken of u niet eens naar uw eigen partij moet kijken om te zien of dat niet moet worden bijgestuurd. Ik vind het onvoorstelbaar dat u hier een beetje het vingertje komt opsteken naar de rest van de commissie. We zitten ongeveer allemaal op dezelfde lijn, terwijl er blijkbaar voor uzelf bij de doden van Mao, geen context moet worden gegeven, bij een tekst die vandaag nog op uw website staat.
Trouwens, als u het wilt hebben over China vandaag, dan kunnen we het ook eens hebben over de problematiek van de Oeigoeren en ga zo maar verder. Als u dan nog verheerlijkende boodschappen op uw website wilt zetten over een hedendaags regime, dat ook mensen onderdrukt, dan kunnen we het daar ook eens een keer over hebben. Excuseer me dat ik me kwaad maak, maar ik vind het beneden alle peil dat u op deze manier probeert anderen de les te spellen. Wat is trouwens het verschil tussen een standbeeld en een station? Dat station staat bol van verwijzingen naar Leopold II. Ik vind dat een prachtig gebouw. U kunt ook niet tegenspreken dat dat een prachtig gebouw is. Standbeelden moeten we dan wel neerhalen maar de andere dingen niet. Uw redenering klopt gewoon niet.
Wat betreft de andere reacties, zitten we met de meeste mensen op min of meer dezelfde lijn. Er zijn wat nuanceverschillen, maar dat mag ook in een debat van deze complexiteit en deze omvang. Mijnheer Veys, dat heb ik ook niet gezien. Tegenstemmen: ik heb niemand de verdediging van Leopold II weten opnemen de laatste dagen, maar ik heb ongetwijfeld ook niet alles gelezen en zeker niet alles gezien wat er op sociale media gepasseerd is. Laat het duidelijk zijn dat voor mij, en ik denk voor iedereen hier, er geen twijfel over bestaat dat wat er in Congo-Vrijstaat gebeurd is, absoluut onaanvaardbaar was. Dat is trouwens niet iets dat we maar recent te weten zijn gekomen. Mijn eerste ervaring daarmee was toen ik puber was en naar Billy Joel luisterde, naar ‘We Didn't Start The Fire’. ‘Belgians in the Congo’ komt daar ook in voor. Ik denk dat ik dat toen ben gaan opzoeken. We weten ondertussen dat ook in de tijd van Leopold II zelf er al zeer veel kritiek op was en dat het geweten was dat daar ronduit misdaden gebeurden.
Dan kom ik bij een volgend punt. Ik denk inderdaad dat het initiatief van onderuit moet komen. Wij zijn bereid om vanuit het agentschap mee na te denken over hoe we die contextualisering precies moeten doen, met volle overtuiging. We staan voor alle ideeën open, want daar kan zeer veel over worden nagedacht. Daar zijn heel wat mogelijkheden. We staan ervoor open om daar mee over na te denken.
Maar zoals gezegd – en ik denk dat mevrouw Van Volcem dat ook zei –, komt het initiatief daar het best van onderuit, vanuit die lokale besturen. Ik denk dat zij het best geplaatst zijn om niet alleen het beeld zelf te contextualiseren, maar ook om de context mee te geven van wat de reden is geweest om dat beeld ooit te plaatsen.
Mijnheer Veys, wat de collaboratie betreft: dat is evengoed een zwarte bladzijde in onze geschiedenis. Daar geldt dezelfde redenering: laat ons de nodige nuance aanbrengen en het in de juiste context plaatsen. Ik zie daar ook geen verschillen, laat dat duidelijk zijn.
Ik heb ook wel wat schrik: waar eindigt dit uiteindelijk, waar eindigt dit hele debat? Gaan we nu een boekverbranding organiseren van Jef Geeraerts? Want die heeft ook zaken geschreven die absoluut niet door de beugel kunnen, zo heb ik mij laten vertellen. Ik heb ze niet zelf gelezen, dat geef ik toe. Wordt ‘Kuifje in Afrika’ een probleem? En je kunt dit zo ruim trekken als je wilt. Ja, ergens moet je meegaan in het feit dat we iets moeten doen aan die beelden en aan de eer die we die mensen toekennen. Die eer moet daarvan worden gehaald, daar ben ik het mee eens. Maar dat hele debat mag ook niet te ver gaan.
Een samenleving is een levend gegeven. Een samenleving is iets waar bloed door stroomt. En als je leeft, betekent dat ook dat je af en toe littekens oploopt. Ik ben ervan overtuigd dat ook een samenleving zijn littekens mag laten zien. Dat verklaart mijn instelling dat we die standbeelden in de juiste context niet moeten gaan afbreken of vernielen. Ik dank u.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Ik wil alleen opmerken dat het Vlaams regeerakkoord heel sterk de nadruk legt op die context van onze geschiedenis en van ons erfgoed. Ik weet dat in het debat daarover ook tal van vraagtekens werden geplaatst. Er zijn in onze geschiedenis nog wel zaken waarmee we niet helemaal in het reine zijn, of waar de context ook is veranderd en waarvan we die context niet meer genoeg kennen. Daarom denk ik dat de inspanningen die de Vlaamse Regering doet om de kennis van die geschiedenis, die dynamisch is, maar ook van het onroerend, het cultureel en het immaterieel erfgoed, goed of beter te duiden. En het erfgoed kan en moet daar een rol in spelen. Ik denk dat het de logische keuze is van de Vlaamse Regering om daar ook in deze context de nadruk op te leggen.
Minister, ik zie dat u het woord vraagt, maar u gaat dat niet meer krijgen. Als het antwoord van de minister aanleiding geeft tot nieuwe vragen, dan kunt u die perfect indienen.
De heer Veys heeft het woord.
Ik denk dat de minister waarschijnlijk een persoonlijk feit inroept. Maar ik laat dat aan u over, voorzitter.
Collega’s, toen ik deze vraag indiende, vreesde ik één ding, en dat was dat het een stormachtige commissievergadering zou worden. We pleiten hier allemaal voor rust en nuance. Ik vind het jammer dat het debat toch wat opgewarmd raakt. Ik had gehoopt dat dat niet zou gebeuren.
Als het gaat om dat hele koloniale verhaal, minister, dan heb ik nooit getwijfeld over uw appreciatie van de koloniale geschiedenis. Ik wilde enkel erop wijzen dat het agentschap Onroerend Erfgoed een belangrijke rol kan spelen in de duiding. Ik heb er ook niet voor gepleit om gebouwen te slopen, maar ik denk dat het handig zou zijn dat onze Vlaamse kinderen op school leren dat het Jubelpark gebouwd is met opbrengsten uit de rubberhandel. Het was inderdaad al in die tijd geweten dat dat een zeer fout regime was, laat daar geen twijfel over bestaan.
Ik denk dat het een zeer interessant debat is, en ik hoop dat het een interessant debat blijft, dat het niet de laatste keer is dat we het hierover hebben. Misschien moeten we bekijken met de collega’s of we een hoorzitting kunnen organiseren. Ik heb gezien dat collega De Loor deze week al een vraag heeft gesteld aan minister Somers over diezelfde problematiek. De lokale besturen spelen hier ook een belangrijke rol.
Ik weet dat het thema ook in de commissie Onderwijs op de agenda staat. Misschien moeten we kijken of we dat kunnen organiseren met het parlement, want ik denk dat het een belangrijke kwestie is. Ik denk dat we als Vlamingen recht in onze schoenen moeten staan en dat we daarover van gedachten moeten kunnen wisselen. Als we dat niet kunnen, dan weet ik het niet.
Ik hoop dat u toch nog iets onderneemt met het agentschap. Ik zou graag het agentschap zelf daar ook eens over horen. Ik denk dat ze daar zeer interessante inzichten over hebben. U gaf zeker een goed antwoord, maar zij hebben natuurlijk nog iets meer expertise.
Ten slotte word ik ervan beschuldigd dat ik er bepaalde zaken bij sleur. Collega D’haeseleer, ik hoop dat u de collaboratie toch ook een donkere bladzijde uit onze geschiedenis vindt. Ik denk dat dat toch het minimum minimorum is dat we kunnen zeggen, tenzij ik u verkeerd verstaan heb. Maar laat mij duidelijk zijn: we mogen dat ook niet wegsteken. We moeten daar eerlijk over durven te zijn. Bruno De Wever heeft daar interessante boeken over geschreven. Ik ga daar graag met u over in debat.
Ik zou hiermee willen afronden. Ik denk dat we daar in de bespreking van de werkzaamheden nog meer plannen over kunnen maken. Ik dank u.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.