Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM's) verhuren studio's, woningen en appartementen in het Vlaamse Gewest aan personen met een bescheiden inkomen. De kandidaat-huurder kan alleen worden toegelaten tot een sociale huurwoning als hij voldoet aan de verschillende inkomens- en eigendomsvoorwaarden opgesomd door de Vlaamse Wooncode. Zo moeten personen, om zich voor een sociale huurwoning in te schrijven, voldoen aan de volgende voorwaarden: ze zijn minstens 18 jaar; ze voldoen aan de voorwaarden met betrekking tot het onroerend bezit en het inkomen dat de Vlaamse Regering vaststelt; ze zijn ingeschreven in de bevolkingsregisters of ze zijn ingeschreven op een referentieadres.
Op het eerste gezicht lijkt het echter zo dat dit de enige uitsluitingsgronden zijn waarop een SHM zich kan beroepen om een kandidaat-huurder een sociale woning niet toe te kennen of te ontnemen.
Dit is de context waarin ik mijn vraag wil stellen. Ik stel mijn vraag naar aanleiding van iets wat mijn collega’s en de minister ongetwijfeld ook hebben gehoord. Een Syrische ronselaar uit Limburg, die ervan verdacht wordt de spilfiguur te zijn in de ontvoering van een 13-jarige jongen uit Genk, die onze samenleving verafschuwt, heeft er blijkbaar geen probleem mee om gebruik te maken van de baten, in dit geval de sociale huisvesting, die we eigenlijk voor de meest kwetsbaren willen voorbehouden.
Minister, over welk instrumentarium beschikken de SHM's om huurders, ook al voldoen ze aan de voorwaarden opgesomd in de Vlaamse Wooncode, te weren, zowel proactief als reactief?
Hoe staat u tegenover de idee om personen die veroordeeld zijn voor terrorisme of andere zware misdrijven, voor langere tijd het recht op sociale huisvesting te ontzeggen?
In hoeverre is dit al mogelijk of acht u dit juridisch mogelijk? En hoe zou dit er volgens u praktisch uitzien?
Minister Diependaele heeft het woord.
Collega's, ik sluit me helemaal aan bij het ongenoegen en het lastige gevoel dat men heeft als men mensen met een dergelijke achtergrondgeschiedenis laat genieten van sociale voordelen. Ik heb daar evengoed bedenkingen bij, maar het probleem is natuurlijk dat ik geen rechter kan spelen; dat moet de rechterlijke macht doen. Eenmaal iemand zijn straf heeft uitgezeten, komt men in een andere situatie terecht, in die zin dat men opnieuw kan genieten van alle rechten die men heeft.
Er zijn voorbehouden bij te maken, maar die moeten worden uitgesproken door de rechter. Ik ga er ook van uit dat er een opvolging gebeurt – dat is een discussie die ook op andere plaatsen moet gebeuren – en dat mensen met een terroristisch verleden worden opgevolgd. Dat zijn allemaal veiligheidsvraagstukken die ik niet kan beantwoorden vanuit mijn bevoegdheden. Het is dus zeer lastig om daar iets aan te doen als een rechter een straf heeft bepaald die is uitgezeten. Het is dan zeer moeilijk om als overheid nog iets extra’s op te leggen. Daarmee heb ik uw tweede en derde vraag al beantwoord. Ik deel dus uw gevoel van ongenoegen. We willen inderdaad de sociale voorzieningen voorbehouden voor de sociaal zwakkeren en niet voor mensen die onze samenleving niet alleen de rug toekeren maar die ook nog eens hebben aangevallen. Het is zeer vervelend dat zij er ook recht op hebben.
Er zijn wel een paar zaken die een sociale huisvestingsmaatschappij kan doen. Een sociale verhuurder heeft in principe niet het recht om een kandidaat-huurder die aan de voorwaarden voldoet, te weigeren. Dat is het vast principe, en dat is een goede zaak. Vroeger gebeurde het weleens dat er politieke beïnvloeding was, maar vandaag moet wie aan de voorwaarden voldoet, toegang krijgen tot het systeem. Op dit principe is wel een uitzondering opgenomen in het kaderbesluit Sociale Huur. Artikel 22 maakt het mogelijk om in uitzonderlijke gevallen de toewijzing van een woning te weigeren als de verhuurder kan aantonen dat de toewijzing een ernstige bedreiging vormt voor de fysieke of psychische integriteit van de andere bewoners.
Zelfs als iemand zijn straf heeft uitgezeten maar nog niet helemaal uit dat milieu verlost is, kan dat natuurlijk een aanwijzing zijn. De sociale verhuurder moet hier telkens de afweging maken, rekening houdend met het algemeen belang. Dat lijkt me de evidentie zelf.
Artikel 22 moet dan ook gezien worden als een getrapt systeem. Alvorens de sociale verhuurder een toewijzing kan weigeren, moeten er duidelijke aanwijzingen zijn dat een toewijzing tot problemen kan leiden. De verhuurder moet dan in de eerste plaats overwegen of aan de kandidaat-huurder begeleidende maatregelen kunnen worden opgelegd. In dat geval sluit een welzijns- of gezondheidsvoorziening een begeleidingsovereenkomst met de kandidaat-huurder. De sociale verhuurder heeft dan de mogelijkheid om het huurcontract op te zeggen als de huurder zich niet houdt aan de begeleidingsovereenkomst. Het behoud van de sociale huurwoning wordt op die manier de verantwoordelijkheid van de betrokkene. Als de betrokkene geen begeleidingsovereenkomst wil sluiten, kan de SHM de toewijzing weigeren. Er is wel zeker een instrument, maar het systeem moet correct worden gevolgd.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Minister, u hebt vorige week al op een vraag om uitleg van mij te kennen gegeven dat u volop bezig bent met een nieuw toewijzingsbeleid in de sociale huisvesting. Kunt u dat instrument binnen de sociale huisvesting eventueel verder uitbreiden voor de zware gevallen op een juridisch sluitende manier? Al is het maar voor een beperkte termijn, kunt u hen letterlijk buitenhouden en de toegang weigeren?
U gaf net aan dat dit op het moment juridisch allemaal niet mogelijk is. Bent u bereid om uit te zoeken of dat in de toekomst wel zou kunnen?
U had het over artikel 22. Wordt dat vaak toegepast vandaag de dag?
De heer D’haeseleer heeft het woord.
De vraag van mevrouw Verheyen is terecht, ik kan ze volmondig bijtreden. Het is de logica der dingen dat mensen die zich bewust buiten onze maatschappij plaatsen, en – het is al gezegd – onze maatschappij zelfs zouden aanvallen, bijvoorbeeld met terrorisme, sowieso niet kunnen genieten van de sociale voordelen die deze maatschappij aanbiedt. Het gaat dan niet alleen over sociale woningen, maar over sociale voordelen in het algemeen.
Minister, u hebt verwezen naar de wettelijke bepalingen die momenteel gelden. Het zou misschien niet slecht zijn om op korte termijn inderdaad een initiatief te nemen om via een wets- of decreetswijziging dit probleem aan te pakken en duidelijker op te nemen in de gecoördineerde wetgeving zodat de SHM’s een goede basis hebben om met dit soort mensen om te gaan en kunnen verhinderen dat ze intrekken in een sociale woning. Ik hoop dat u in de komende tijd een initiatief zult nemen, minister.
Minister Diependaele heeft het woord.
Of artikel 22 al dan niet veel wordt toegepast, daar heb ik in alle eerlijkheid niet direct zicht op. Daar kunt u eventueel een schriftelijke vraag over stellen als de cijfers beschikbaar zijn.
Het onderzoek, ik wil dat zeker nog eens bekijken maar ik denk dat we zeer snel gaan botsen op het probleem dat ik al geschetst heb, namelijk dat ik niet in de plaats kan treden van de rechterlijke macht. Ik kan niet voor strafrechter spelen.
Nogmaals, ik deel dat ongenoegen, ik deel het gevoel dat we de sociale voordelen vooral willen voorbehouden voor de mensen die daar echt nood aan hebben. We zullen dat zeker nog eens bekijken, maar ik vrees dat ik daar geen te hoge verwachtingen mag scheppen.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw bijkomende antwoorden. U bent daar zeer duidelijk in. Ik zal dat verder opvolgen. We zullen zien.
Ik zal zeker nog een schriftelijke vraag indienen over artikel 22. Ik kan niet genoeg benadrukken dat wij als politici een verantwoordelijkheid hebben tegenover onze samenleving. Het is niet wenselijk en voor sommigen zelfs wraakroepend dat mensen die openlijk afstand nemen van onze samenleving en daar zelfs voor veroordeeld zijn, toegang krijgen tot sociale huisvesting, wetende dat er heel wat kwetsbare gezinnen en alleenstaanden aan het wachten zijn op een sociale woning.
Ik denk dat dat niet alleen bij mij maar ongetwijfeld ook bij vele andere Vlamingen echt ingaat tegen hun rechtvaardigheidsgevoel. Ik twijfel absoluut niet aan uw intenties, minister. Ik ben ook heel blij dat u oor hebt naar deze problematiek. We zullen zien hoe het verder verloopt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.