Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Vraag om uitleg over de milieucomponenten van het Vlaamse strategisch plan ter uitvoering van het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Ik heb inderdaad een vraag om uitleg over de impact van de Europese biodiversiteitsstrategie en Farm-to-Forkstrategie (F2F), die aangekondigd zijn op 20 mei 2020. De biodiversiteitsstrategie maakt deel uit van de Europese Green Deal en is een van de zes prioriteiten voor de periode 2019-2024.
Deze twee strategieën zijn gelanceerd op hetzelfde moment, wat natuurlijk geen toeval is, want Frans Timmermans zei dat als we niets ondernemen om de biodiversiteit en het klimaat aan te pakken, onze landbouw er het meest onder zal lijden. De Commissie werkt momenteel aan een Europees COVID-19-herstelfonds. Indien we na de crisis naar een meer duurzame en veerkrachtige samenleving willen, is het meer dan ooit nodig om onze biodiversiteit te beschermen en natuurverlies terug te dringen. Dat zegt het Europees Parlement.
Nu, ik wil even ingaan op de biodiversiteitsstrategie voor 2030 en het daarbij horende actieplan. Eigenlijk stelt die strategie ambitieuze langetermijndoelstellingen voorop om tegen 2030 de Europese biodiversiteit te herstellen. De strategie onderstreept het belang daarvan op socio-economisch vlak, maar ook op het vlak van gezondheid, het klimaat, de voedselzekerheid en de economie, en biedt ook een bijdrage aan de Sustainable Development Goals (SDG’s) en wil illegale handel in wilde dieren tegengaan.
De strategie bestaat uit vier pijlers, waaronder het opzetten van een trans-Europees natuurnetwerk, dat eigenlijk voortbouwt op de Natura 2000-gebieden en waarbij we 30 procent van de EU-oppervlakte afbakenen als beschermde gebieden en een derde daarvan strikt beschermen, inclusief ‘primary and old-growth forests’, en waarbij alle gebieden worden beheerd volgens vastgelegde doelen en maatregelen, plus de monitoring.
De tweede pijler is een natuurherstelplan, met veertien verbintenissen. Het zijn vooral die verbintenissen waarover we in de media hebben kunnen lezen. Er zijn bijvoorbeeld de verbintenissen om het pesticidegebruik te halveren, om 10 procent van het landbouwareaal om te vormen tot gebieden met hoge biodiversiteit, om gedegradeerde en koolstofrijke ecosystemen te herstellen tegen 2030 of om steden met meer dan 20.000 inwoners een ambitieus stedelijkgroenplan te laten opstellen.
Een derde pijler gaat over de budgetten en governance. Jaarlijks wordt 20 miljard euro uitgetrokken voor biodiversiteit en biodiversiteitsherstel… (Het geluid van Mieke Schauvliege valt weg.)
… vanuit Europa ook meewerken aan de mondiale uitdagingen op het vlak van biodiversiteit. Dat zijn heel belangrijke uitgangspunten in die Europese biodiversiteitsstrategie. Voor ons is dat natuurlijk ook heel belangrijk en daarom ben ik ook zeer benieuwd naar de vertaling van die strategie door de verschillende lidstaten en door Vlaanderen.
Minister, op welke manier bent u reeds bij deze Europese biodiversiteitsstrategie en F2F-strategie betrokken? Wanneer zijn deze strategieën met de andere Europese ministers besproken? Hebt u reeds met uw collega’s overlegd over een Belgisch standpunt?
Wat zijn voor u de belangrijkste prioriteiten in de vertaling van de strategieën naar het Vlaams werkveld? U hebt me al op een schriftelijke vraag geantwoord wat de Vlaamse insteek en de link met de huidige beleidsnota is, maar zijn er nog andere insteken? Moeten de ambities omhoog of zult u gewoon de beleidsnota, met de daarin geformuleerde doelen, realiseren?
De twee strategieën zijn zeer nauw met elkaar verweven. Hoe zult u zorgen voor een goede samenwerking met uw collega … (Het geluid van Mieke Schauvliege valt weg.) … zowel op korte termijn als binnen de hele legislatuur?
De heer De Bruyn heeft het woord.
Voorzitter, het is duidelijk dat het volgend Vlaams strategisch plan ter uitvoering van het nieuw gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) een cruciale rol te vervullen heeft in het behalen van belangrijke doelstellingen inzake biodiversiteit en milieukwaliteit op het Vlaamse platteland. Ik denk daarbij niet alleen aan de akkervogels, die al jaren in vrije val zitten, of aan de dramatische terugval van insecten boven en onder de grond, maar ook aan de bredere milieu-uitdagingen, zoals waterkwaliteit, waterkwantiteit en bodemdegradatie.
De coördinatie van het GLB zit logischerwijze volledig bij de landbouwadministratie, maar de expertise over de elementen die ik net heb opgesomd, zit heel sterk verankerd in het Departement Omgeving. Een vlotte uitwisseling en afstemming lijkt me in dit verband dan ook van bijzonder groot belang.
In de commissie Landbouw heeft minister Crevits onder meer naar de input van het Departement Omgeving verwezen, evenwel zonder hier dieper op in te gaan. In haar antwoord op een vraag om uitleg van de heer Vandenhove over het GLB-proces heeft minister Crevits verklaard dat het Departement Landbouw en Visserij ongeveer maandelijks met de mensen van het beleidsdomein Omgeving vergadert.
Vorige maand heeft de Europese Commissie de biodiversiteitsstrategie en de F2F-strategie voorgesteld. Er is al naar verwezen. Die strategieën moeten het GLB duidelijk veel beter laten inspelen op uitdagingen als het biodiversiteitsverlies, de klimaatverandering en de generatievernieuwing. Tegelijkertijd moeten de strategieën ook een blijvende steun geven aan een duurzame, concurrerende landbouwsector. De strategieën hebben de urgentie om deze problemen aan te pakken, nog eens op scherp gezet. Ze zoeken kapstokken en oplossingen in het GLB. Deze context dwingt de Vlaamse overheid om de oefening voluit te maken en om in landbouw niet louter een deel van het probleem, maar zeker ook een deel van de oplossing te zien.
Vorige week heeft de Europese Rekenkamer een rapport uitgebracht over hoe weinig resultaatsgericht er momenteel wordt gewerkt. Ondanks de maatregelen in het Europees landbouwbeleid om de diversiteit te stimuleren, blijft de soortenrijkdom op de landbouwgronden in de EU helaas achteruitgaan. De intensieve landbouw blijft een belangrijke oorzaak van de verslechtering. De cijfers zijn indrukwekkend. In de periode van 2014 tot 2020 heeft de Europese Commissie maar liefst 86 miljard euro, iets minder dan 9 procent van het totale budget van de EU, uitgetrokken voor biodiversiteit. Daarvan was 77 procent uit het GLB afkomstig.
Helaas halen die uitgaven weinig uit. Ik zeg dat niet, het is de Europese Rekenkamer die tot die vaststelling komt. Volgens de controleurs van de Europese Rekenkamer is de manier waarop de Europese Commissie de bestedingen monitort onbetrouwbaar. De Europese Rekenkamer stelt vast dat de Europese Commissie en de Europese lidstaten de voorkeur geven aan opties met weinig impact op de natuur en het milieu. Er worden geen meetbare doelen naar voren geschoven en bijgevolg wordt amper gemeten of we op het vlak van biodiversiteit en milieu resultaten halen.
Ik heb hierover al vaker gediscussieerd in de commissie Landbouw en in deze commissie. Haast iedereen is ervan overtuigd dat de vergroening in de eerste pijler een slag in het water is geweest, onder meer omdat de landbouwers voor de minst effectieve maatregelen hebben gekozen die binnen dat kader mogelijk waren. Dat valt toch te betreuren.
Nu, ondertussen blijkt ook uit het rapport van de Rekenkamer dat we eigenlijk nauwelijks moeite doen om te meten. Het lijkt mij cruciaal en het is een bijzonder grote uitdaging om dat beter te doen in het volgende GLB, waarover we nu onderhandelen.
Minister, ik heb voor u ook een aantal specifieke vragen die ook verwijzen naar de samenwerking met het Departement Landbouw.
Volgt u dit periodieke overleg waarnaar werd verwezen? In welke mate wordt de input van het Departement Omgeving ter harte genomen in de concrete voorstellen van het Departement Landbouw en Visserij? Dan is het altijd interessant om te kunnen beschikken over de rapporten en verslagen die daar worden gebruikt om de discussie te stofferen.
Binnen deze commissie gaat het vaak over milieu- en natuurproblemen in landbouwgebied. We kunnen in die context niet voldoende geïnformeerd zijn. Ik ga ervan uit dat het Departement Omgeving ook naar aanleiding van de nieuwe GLB-ronde hierover een grondige analyse heeft gemaakt en zelf ook oplossingen of suggesties naar voren schuift om het GLB effectiever te maken wat betreft milieu en biodiversiteit. Die input zou zijn overgemaakt aan de landbouwadministratie. Ik had graag van u vernomen of er een mogelijkheid is voor ons als commissie om daar in een hoorzitting kennis van te nemen. Die vraag richt ik uiteraard ook aan de collega’s. Daar kunnen we het straks nog over hebben.
In de vorige legislatuur vroeg ik de toenmalige minister naar een Vlaamse effectiviteitsanalyse van de vergroening en zij antwoordde toen dat dit niet nodig was omdat dit op Europees niveau gebeurt. Nu de Europese Commissie voor wat betreft de evaluatie en monitoring van de maatregelen de verantwoordelijkheid wel expliciet bij de lidstaten legt, zal Vlaanderen dus op de proppen moeten komen met een goed meetinstrument. Wanneer dit over milieugerelateerde doelen gaat, ga ik er opnieuw van uit dat het beleidsdomein Omgeving daar de leiding in neemt. In welke mate is het departement betrokken in het opstellen van de resultaatsindicatoren voor wat betreft de milieu- en natuurdoelen in het komend GLB? Zijn daar al voorstellen over gemaakt, zodat we in 2020, wanneer het nieuwe GLB van start zou moeten gaan, klaar zijn om niet alleen inspanningen die landbouwers leveren maar ook de resultaten die daaruit voortvloeien, efficiënt te meten?
Minister Demir heeft het woord.
Collega’s, ik bedank jullie voor de vele vragen. Sta mij toe om eerst te zeggen dat ik de Europese biodiversiteitsstrategie vanuit milieuhoek zeer goed vind, en ambitieus. Ik heb een tiental dagen geleden ook een onderhoud gehad met de Duitse minister bevoegd voor Leefmilieu, die ook voorzitter is van de Raad voor het Leefmilieu. We hadden dit gesprek ter voorbereiding van de Raad voor het Leefmilieu van 23 juni van dit jaar. Zoals jullie weten zal ik België daar vertegenwoordigen.
Het Belgische standpunt volgt de dag daarvoor – er is een vergadering voorzien op 22 juni. Maar uiteraard zal dat standpunt eerst worden bepaald in de schoot van de Vlaamse Regering. En dat standpunt zal dan ingebracht worden in de intra-Belgische coördinatie. In aanloop van de Farm-to-Forkstrategie werd er een Belgisch standpunt ingenomen op basis van enkele vragen van de Europese Commissie.
Wat de tweede vraag van collega Schauvliege betreft: ik heb kennis genomen van de beide belangrijke beslissingen van de Europese Commissie, waarbij de Commissie oproept tot een maatschappelijk debat. Beide strategieën worden momenteel naast de krachtlijnen van het Vlaams regeerakkoord en mijn beleidsnota’s gelegd. De aspecten in verband met Natura 2000 zullen worden opgenomen in het nieuwe Vlaamse Natura 2000-programma voor 2021-2026.
In verband met uw derde vraag: de Europese ambities voor biodiversiteit zijn hoog, en ze getuigen ook van een duidelijke koppeling tussen biodiversiteit en klimaat, maar ook de biodiversiteit in andere Europese dossiers. Er is ook de recente koppeling met het herstelplan COVID-19.
Zoals ik al eerder antwoordde, zal het standpunt bepaald worden in de schoot van de Vlaamse Regering. Het is nu al duidelijk dat beide strategieën zeer belangrijke beleidsdocumenten zijn, die we nader zullen onderzoeken en waarover we zullen overleggen met het oog op de Vlaamse implementatie.
De Vlaamse Regering vertrekt niet van een leeg blad. We hebben al heel wat beleidsplannen rond water, energie, klimaat, lucht, evenals de strategische visie van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, die relevant is voor verschillende aspecten. Ik zal daarover in overleg treden met mijn collega-minister Hilde Crevits, die bevoegd is voor Landbouw. Daarnaast lopen er ook gesprekken over het nieuwe GLB en de strategische plannen.
Collega De Bruyn, zoals u aangeeft, zit de coördinatie van het GLB bij de landbouwadministratie, maar aangezien milieu en biodiversiteit in dit dossier een belangrijke rol hebben en de expertise aanwezig is in het beleidsdomein Omgeving, vind ik het belangrijk dat er voor de voorbereiding een goede samenwerking is met de collega’s van de landbouwadministratie. U zult dit ook hebben kunnen vaststellen in de doelstellingen van het regeerakkoord en van mijn beleidsnota Omgeving. Het recente verschijnen van de Farm-to-Forkstrategie en de biodiversiteitsstrategie en hun implicaties voor het GLB doen in dezen het belang van een goede voorbereiding en samenwerking alleen maar toenemen. Dat betekent ook dat de reeds voorbereide onderdelen of onderdelen in voorbereiding, zoals strategienota, ex-ante-evaluatie, interventiefiches, enzovoort zullen moeten worden bijgestuurd.
Op Europees niveau lopen de onderhandelingen over het nieuwe GLB sinds 2018 en naar alle waarschijnlijkheid zullen deze ook dit jaar niet beëindigd worden. Hierdoor vertraagt het proces op niveau van de lidstaten. Op dit moment is het nog niet duidelijk wanneer het volgende GLB effectief in voege zal treden. Officieel wordt ervan uitgegaan dat het nieuwe GLB in 2022 van start zal gaan. Meer en meer stemmen gaan op om, bij het uitblijven van de goedkeuring van het meerjarig financieel kader (MFK), het GLB een extra jaar later op te starten, dus pas in 2023. Een definitieve Europese beslissing, zowel over de middelen als over de doelstellingen, vormt de basis.
In Vlaanderen is het Departement Landbouw en Visserij in 2018 gestart met de voorbereidingen van het nieuwe GLB-plan. Vorig jaar werd aan de Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij (SALV) en de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen (Minaraad) een advies gevraagd over de ontwerpstrategie.
Verschillende van de entiteiten die onder mijn bevoegdheid ressorteren zijn betrokken bij dit dossier: de Vlaamse Landmaatschappij (VLM), het Agentschap Natuur en Bos (ANB), de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM), de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) en het Departement Omgeving. Zij komen samen in een GLB-overleggroep waarin de experten van de verschillende entiteiten inzake water, lucht, bodem, biodiversiteit, klimaat, dierenwelzijn en Europa maandelijks overleg plegen. De coördinatie van de overleggroep wordt opgenomen door de VLM, als belangrijkste beheersdienst van het beleidsdomein in de huidige en voorgaande plattelandsontwikkelingsprogramma’s. Vanuit deze overleggroep worden voorstellen gedaan om te komen tot betere en meetbare resultaten op het vlak van biodiversiteit, omgevingskwaliteit en klimaat. Het uitgangspunt daarbij is steeds dat door het GLB-strategisch plan de landbouwers op weg gezet worden en ondersteund worden om de doelstellingen op het vlak van water, lucht en biodiversiteit te realiseren.
Op geregelde tijdstippen zit een afvaardiging van de overleggroep samen met het Departement Landbouw en Visserij, verantwoordelijk voor de coördinatie en voorbereiding van het strategisch plan. Dit overleg beperkt zich uiteraard niet tot het proces en de voortgang van de voorbereiding van het strategisch plan, maar ook belangrijke onderdelen voor dit plan, zoals de groene architectuur, de invulling van de twee pijlers, de gekoppelde steun, enzovoort worden besproken.
Er is een goede samenwerking tussen de overleggroep van het beleidsdomein Omgeving en het Departement Landbouw en Visserij. Er worden dan ook heel wat voorstellen vanuit mijn administratie opgenomen, in de eerste plaats die waarbij mijn administratie later ook voor de uitvoering zal moeten instaan, dus vooral milieu- en klimaatmaatregelen en plattelandsmaatregelen. Voor alle duidelijkheid: de overleggroep van het beleidsdomein Omgeving heeft ook niet altijd in alle voorbereidende onderdelen een inbreng gehad. Zo werd de overleggroep in de eerste helft van 2019 niet betrokken bij de voorbereiding van de strategienota die aan de SALV en de Minaraad werd voorgelegd.
Ik kom tot de volgende vraag. Mijn diensten beschikken uiteraard over heel wat wetenschappelijk onderbouwde kennis over natuur en milieu in relatie tot de landbouw door de rapporteringen van de VMM, met Milieurapport Vlaanderen (MIRA), en het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO). Voor de verschillende milieuthema’s is bovendien ook kennis aanwezig in de verschillende entiteiten van het beleidsdomein. De reeds door de Vlaamse Regering goedgekeurde beleidsdossiers, zoals het zesde mestactieplan (MAP 6), de waterbeleidsnota, het energie- en klimaatplan en het luchtbeleidsplan, werden ook stevig onderbouwd door onze diensten. Ze bevatten doelstellingen die ook belangrijk zijn voor het nieuwe GLB. Aangezien Vlaanderen in de doorvertaling van het GLB na 2020 meer zelf kan bepalen hoe de mix van instrumenten van het GLB in te zetten om meetbare resultaten te boeken, is er ambitie nodig op het vlak van milieu en klimaat. Zonder een gedegen uitwerking zal het moeilijk worden, denk ik, om een goede toestand qua oppervlakte- en grondwater te bereiken. Hetzelfde geldt natuurlijk voor andere plannen. Mocht de commissie daar een hoorzitting over organiseren, dan zijn mijn diensten natuurlijk altijd bereid om hun knowhow daarover ter beschikking te stellen.
Wat de laatste vraag betreft: zoals eerder gemeld, beschikken we over heel wat indicatoren waarmee we de impact van landbouw op het vlak van milieu kunnen meten en opvolgen. Ik denk aan de gegevens over nutriënten in water, ammoniakemissies, broeikasgasemissies enzovoort. Voor het opvolgen van de resultaten op het vlak van biodiversiteit is er wel nood aan bijkomende monitoringgegevens. Ook hier kan het GLB-plan uiteraard ondersteuning bieden door de middelen van technische bijstand.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, dank u voor het uitvoerige antwoord. Ik leer eruit dat u aangeeft dat er goed wordt samengewerkt. Ik heb deze vraag ook aan de minister van Landbouw, minister Crevits gesteld. Ik vroeg hoe zij kijkt naar de Europese strategie en de F2F- en biodiversiteitsstrategie. Zij steunt die strategie inderdaad ook, maar hamerde toch wel heel uitdrukkelijk op de haalbaarheid van de voorgestelde doelstellingen, vooral voor de landbouwers: die doelstellingen moeten ten eerste in relatie tot die landbouwers worden bepaald en moeten ten tweede ook gebiedsgericht worden vertaald. Dat was een duidelijk signaal. Ik heb begrepen dat de milieubeweging ook aan de Vlaamse Regering heeft gevraagd om de biodiversiteits- en de F2F-strategie sterk te ondersteunen, om daar ook de nodige incentives en inspanningen voor vrij te maken en de vertaling van die visies ook mee te nemen in het uitwerken van het GLB. Ik begrijp uit uw antwoord dat u gaat voor ambitieuze doelstellingen, dus ik vraag me af of er een andere visie is ten opzichte van wat minister Crevits daarover zei. Die onderschrijft dat immers wel, maar ze nuanceert het toch ook.
En anderzijds geeft u aan dat het vernieuwde GLB tegen 2023 wellicht operationeel zal zijn. Is het zeker de bedoeling van Vlaanderen om aan te dringen om de Farm-to-Forkdoelstellingen en de biodiversiteitsstrategiedoelstellingen van Europa mee te integreren in het vernieuwde GLB? We zijn nu 2020, dat is dus nog drie jaar. Wordt er aangedrongen op een soort transitiestrategie tussen nu en 2023 als de nieuwe GLB-strategie operationeel is?
Ik wil eindigen met mijn steun te betuigen aan de vraag van collega De Bruyn om daarover hoorzittingen te organiseren, en de verslagen die worden opgemaakt over het overleg tussen de beide administraties ter voorbereiding van het Vlaams strategisch plan beschikbaar te stellen, zodat we die discussie mee kunnen volgen en kunnen zien hoever we staan en welke beslissingen daar worden genomen. Het lijkt me zeer essentieel dat we daar de nodige aandacht aan besteden zodat de doelstellingen die Europa vooropstelt, helemaal geïmplementeerd geraken, ook in het GLB.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Op zich is het niet vreemd dat de minister van Landbouw andere accenten legt dan de minister van Leefmilieu in dit dossier. Dat spreekt vanzelf. Ze hebben hun eigen verantwoordelijkheid, hun eigen taken, hun eigen administratie, hun eigen aandachtspunten. Net daarom is het een primaire taak voor de commissie Leefmilieu om ons zeer goed te informeren over wat precies de input is, zodat we in alle eerlijkheid kunnen evalueren wat het resultaat van die input is geweest, waar wel en waar niet rekening mee werd gehouden, met welke argumenten enzovoort.
Ik wil hier graag ingaan op de bereidheid van de minister om haar administratie alle ruimte te geven die nodig is om onze vragen te beantwoorden. Ik wil ook mijn pleidooi herhalen om hier op korte termijn tijd voor uit te trekken, net omdat het van cruciaal belang is dat we die boot niet missen. De uitdagingen zijn geschetst, door de minister herhaald, door minister Crevits in geen enkel opzicht geminimaliseerd, en we weten zeer goed wat die uitdagingen zijn. De volgende weken, maanden en wellicht ook jaren zullen we met al onze aandacht bezig zijn met de uitvoering hiervan.
Minister, ik heb geen bijkomende vragen. Ik kijk uit naar de informatie en documentatie die we in een verder stadium zullen krijgen. We zullen het dossier van nabij opvolgen.
De heer Tobback heeft het woord.
Minister, ik wil de vraag om uitleg van de beide collega's om hier in onze commissie meer aandacht aan te besteden en om er van de administratie een duidelijk overzicht van te krijgen, erg ondersteunen. Collega Vandenhove heeft dat issue in de commissie Landbouw ook al enkele keren aan bod gebracht. Naarmate Europa en het GLB meer milieu- en klimaatdoelstellingen en -ambities meetbaar willen integreren, moeten we daar vanuit deze commissie de nodige aandacht aan besteden zodat de samenwerking goed verloopt.
Weinig mensen hebben er een probleem mee dat er middelen gaan naar de ondersteuning van de landbouw. Onder het huidige GLB stellen we vast dat het landbouwsysteem aan de ene kant zeer intensief en zeer milieubelastend is in vele gevallen, maar aan de andere kant zeer weinig rendabel voor de producenten aan de basis. Het lijkt me geen efficiënt gebruik van overheidsmiddelen om de producenten aan de basis te blijven financieren om iets te doen wat we voor de rest liever niet zien gebeuren, en om vervolgens geld te moeten besteden om dat opnieuw recht te zetten, als het gaat over aantasting van biodiversiteit, waterkwaliteit enzovoort.
De link tussen die twee zou veel duidelijker moeten worden. Ter gelegenheid van een nieuw GLB moet dat worden aangegrepen om dat veel sterker en duidelijker, en qua financiën veel efficiënter te doen. Uiteindelijk blijft het toch allemaal belastinggeld.
In ieder geval is de weg nog zeer lang. Als ik kijk naar bijvoorbeeld de biodiversiteitsstrategie, naar de doelstellingen die de Europese Commissie momenteel vooropstelt inzake percentage biolandbouw, kwaliteit van water en vermindering van pesticidengebruik, dan zal men op weinig plaatsen in Europa zo ver van die doelstelling afstaan als in Vlaanderen.
Dus ik denk dat het nuttig is daar eens een grondige discussie over te hebben. Ik zie collega Schauvliege het hoofd schudden maar ik denk dat Vlaanderen aan 2 procent biolandbouw zit terwijl de doelstelling van de Europese Commissie 25 procent is qua grondgebruik. We zitten daar een heel eind af en het zou goed zijn daar harder dan vandaag op in te zetten. Ik ben blij dat de minister die opening maakt om daar met de administratie een goed overleg over te hebben en een transparant debat te voeren dat uiteindelijk toch gaat over honderden miljoenen euro die best zo efficiënt mogelijk worden besteed in het belang van iedereen.
De heer Dochy heeft het woord.
Ik wil even de context wat verruimen. Ik begrijp de bezorgdheid van de collega’s in deze commissie over de aspecten van biodiversiteit en milieu die sinds een aantal jaren zijn geïmplementeerd in het GLB, maar deze komen ook aan bod in de commissie Landbouw. Jullie zijn daar allemaal welkom om ook daar jullie inbreng te doen. Ik heb er absoluut geen problemen mee dat deze commissie daar verder op doorgaat maar ik wil het GLB wel even in de juiste context plaatsen wanneer het gaat over het produceren van voedsel.
Heel veel mensen luiden vandaag de loftrompet over het feit dat tijdens deze moeilijke coronacrisis het voedselsysteem overeind is gebleven. Er zijn geen problemen geweest met de voedselbevoorrading, zeker niet in onze regio. We vonden dat tot voor kort iets waar we ons geen zorgen over moesten maken maar ik denk dat in deze coronatijden heel wat mensen erbij hebben stilgestaan dat dit voedselsysteem, met al zijn nadelen en zijn noodzaak om te evalueren, de zaken heeft rechtgehouden en ervoor gezorgd heeft dat er voldoende voedsel was.
De korte keten is de laatste weken en maanden van de coronacrisis heel uitdrukkelijk naar voren gekomen. We hebben al een hoorzitting gehad over de coronacrisis en daarbij viel in het bijzonder op dat de voorzitter van BioForum, de organisatie van biolandbouwers, heel uitdrukkelijk pleitte tegen het instellen van een vaste norm die zou moeten worden gehaald voor de productie van bioproducten. Het zou volgens hem een zeer slechte zaak zijn zich vast te pinnen op een cijfer. Er moet natuurlijk geproduceerd worden, er moet natuurlijk meer biologische productie zijn in Vlaanderen omdat er meer vraag is. Vraag en aanbod moeten op elkaar afgestemd worden en kunnen naar elkaar toegroeien en in dit geval is een stijging van de productie de doelstelling. Maar nu zomaar sec afmeten met andere regio’s in Europa waar er inderdaad door omstandigheden veel meer biologische landbouw is, is geen goede strategie, aldus in elk geval ook de voorzitter van de biolandbouwers.
De heer Steenwegen heeft het woord.
Wanneer er een nieuw GLB op ons afkomt, waarbij er mee aandacht is voor biodiversiteit en milieurandvoorwaarden, dan is dat een logisch gevolg van de maatschappelijke uitdagingen waar we vandaag voor staan, maar ook van de maatschappelijke behoeften. Mijnheer Dochy, natuurlijk blijft landbouw een voorziener van ons voedsel maar maatschappelijk zijn steeds meer mensen overtuigd dat onze landbouw een verbrede doelstelling moet hebben. We produceren meer voedsel dan we vandaag kunnen benutten in Vlaanderen maar er zijn veel andere maatschappelijke taken die landbouwers en de landbouw voor de maatschappij kunnen doen. Naast het feit dat we hebben vastgesteld dat we allemaal over een grote diversiteit aan voedsel konden blijven beschikken, is tijdens de coronacrisis ook gebleken dat heel veel mensen hebben vastgesteld hoe belangrijk en nuttig natuur en een mooi landschap is om tot rust te komen. Dat is een andere maatschappelijke nood.
En dan is er ook de droogteproblematiek. Het is belangrijk dat in landbouwgebied en met de landbouwers wordt bekeken hoe de landbouw mee de oplossing kan zijn om bijvoorbeeld beter aan waterberging te doen in plaats van zoals nu het water zo snel mogelijk af te voeren. Ik hoop dan ook dat het debat dat we naar aanleiding van het GLB zullen voeren, verder gaat dan het nog eens benadrukken dat landbouw in voedsel moet voorzien en dat we tot de conclusie komen dat onze landbouwers in de toekomst een aangepaste en verbrede taak kunnen hebben en op die manier kunnen bijdragen tot de maatschappelijke noden die vandaag anders en breder zijn dan 30 of 40 jaar geleden toen het oorspronkelijke GLB na de oorlog vorm kreeg en volledig gefocust was op het vermijden dat we honger zouden lijden.
Dat blijft belangrijk, dat blijft de hoofdzaak. Maar ik denk dat de andere elementen – en dat blijkt nu ook uit de voedselstrategie en de biodiversiteitsstrategie die Europa voorstelt – veel belangrijker worden. Die koppeling, dat samengaan van de verschillende strategieën, is het belangrijkste. We zijn ervan overtuigd dat dat zowel voor de landbouw en de landbouwers als voor de maatschappij in de bredere context uiteindelijk meer zal opleveren en positief zal zijn. Ik hoop dat we dat debat in alle openheid kunnen voeren. Zoals de vraagstellers hebben aangegeven, is het van belang dat we met de commissie Leefmilieu die aspecten mee kunnen opvolgen en kunnen zien dat er daarmee voldoende rekening wordt gehouden, zodat de Vlaamse landbouw die boot niet mist. Want de boot zal vertrekken en in de richting gaan die Europa vandaag heeft vastgelegd.
Collega’s, ik noteer: haalbare ambitie en ruimte voor opvolging en debat.
Minister Demir heeft het woord.
Zoals jullie weten, moet de Europese Commissie sowieso een haalbaarheidsstudie maken, zowel voor de Europese biodiversiteitsstrategie als voor de Farm-to-Forkstrategie. Vervolgens zal er dan aan elke lidstaat een doelstelling worden toegewezen.
De Raad van Leefmilieu op 23 juni zal belangrijk zijn om de verschillende standpunten binnen Europa waar te nemen. Het is natuurlijk de Raad van Leefmilieu. In alles wat ik hier zeg, zowel over de Farm-to-Forkstrategie als over de Europese biodiversiteitsstrategie, is het halen van de milieudoelstellingen voor mij van groot belang. Ik zal daar op alle fronten, Europees, maar ook binnen de regering, de milieulijn bewaken. Ik ben daar ook voor bevoegd. Dat lijkt mij dus de logica zelf.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.