Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Voorzitter, als het om ego’s en politici gaat, merk ik af en toe dat alles een persoonlijk feit is. Het was een goede aanvulling van een verrijkend debat, maar het is niet de bedoeling dat ik daarop inga.
Minister, ik heb een vraag om uitleg over de projectoproep die u in het kader van het actieplan Generatie Veerkracht hebt gelanceerd. Dat actieplan focust in coronatijden op maatschappelijk kwetsbare kinderen en jongeren. U heb een oproep gelanceerd om projectaanvragen in te dienen die snel inspelen op de uitdagingen die deze precaire groep kinderen en jongeren tijdens de coronamaatregelen moest verwerken. De projecten moeten hun kansen bieden om tijdens de huidige crisis hun vrije tijd zinvol of veilig te kunnen invullen.
U weet dat we medestanders van dit plan zijn. We vinden het goed dat de Vlaamse overheid een bijkomende inspanning levert om in middelen te voorzien, maar zoals zo vaak gebeurt, is de vraag natuurlijk groter dan het aanbod. Het is duidelijk dat niet enkel die generatie van kinderen en jongeren op dit moment een enorme veerkracht toont, maar dat ook de organisaties die met hen werken en voor hen leven, zich dubbel hebben geplooid en massaal op die projectoproep hebben ingetekend. De middelen zijn een stuk begrensder dan het enthousiasme van de sector. Hoewel ze door de administratie als zeer waardevol zijn beoordeeld, zijn veel van de ingediende projecten uit de boot gevallen.
Minister, hoe groot was de respons op de projectoproep? Hoe kwalitatief waren de ingediende projecten? Hoe verhouden de positief beoordeelde projecten zich tot de subsidiepot? Had u zelf een dergelijke respons verwacht? Is de hoeveelheid organisaties die een projectaanvraag hebben ingediend voor u het signaal dat de sector springlevend is, dat de noden op het terrein immens zijn of allebei? Welke mogelijkheden ziet u om zoveel mogelijk waardevolle projecten alsnog gefinancierd te krijgen?
Minister Dalle heeft het woord.
Dank u voor de vraag, collega Vaneeckhout, en ook voor uw steun voor het actieplan Generatie Veerkracht.
De projectoproep ‘Connecteren van kwetsbare kinderen en jongeren met de buurt en de samenleving’ in het kader van het actieplan Generatie Veerkracht liep van 8 tot 22 mei 2020. Tijdens de vorige commissiebijeenkomst kwam al ter sprake dat de respons groot was. Uiteindelijk werden 312 dossiers ingediend voor een totaal budget van 15,1 miljoen euro. 11 hiervan werden onontvankelijk verklaard. Het totaalbedrag van de 301 ontvankelijke aanvragen komt daarmee op 14,7 miljoen euro.
Het Departement Cultuur, Jeugd en Media (CJM) coördineerde de projectoproep van bij de opmaak tot en met de publicatie en de beoordeling. De beoordeling was een zeer intensief proces op een heel korte termijn en op basis van een dossier dat weliswaar gedegen moest zijn, maar ook beknopt kon zijn. Vanwege de korte termijn heeft men er namelijk voor geopteerd om niet al te veel administratieve verplichtingen op te leggen, zodat dat dossier vrij eenvoudig op te stellen was. De beoordeling van die meer dan driehonderd dossiers was dus een zeer arbeidsintensieve bezigheid. Ik vind dat het departement dat heel sterk heeft gedaan en ik ben dankbaar voor het snelle en kwaliteitsvolle werk.
Het departement beoordeelde de aanvragen volgens vastgelegde, duidelijke en objectiveerbare criteria, waaraan een score werd verbonden. De maximumscore voor een dossier was 50 punten. Gelet op het budget van 2,125 miljoen euro en de rangschikking op basis van de adviezen en scores, adviseerde het departement mij om 59 aanvragen met een subsidie te honoreren. Enkel de hoogst scorende dossiers, met een score tussen 45 en 50, werden voorgedragen voor het toekennen van een subsidie. In mijn beslissing volgde ik het advies van het departement over de rangschikking integraal, zonder uitzondering dus.
Of ik een dergelijke respons verwacht had, is moeilijk te zeggen. Wij wisten eigenlijk niet wat te verwachten. We hebben ook een lang proces gehad, of toch een intensief, met de sector en met een taskforce die daarover heeft samengezeten. Op basis van dat traject was dit niet voorspelbaar. Je merkt dat organisaties bottom-up met creatieve ideeën zijn gekomen, creatieve ideeën die op het moment van de consultatie nog niet gecreëerd waren of nog niet tot bij ons waren gekomen. De hoge responsgraad was op voorhand dus niet ingeschat tijdens het participatief traject dat met experten en de brede jeugd- en hulpsector werd doorlopen.
Dan, wat het signaal betreft dat hieruit af te leiden valt. Doordat de projectoproep beter wou inspelen op de vragen, noden en behoeften van kwetsbare kinderen en jongeren in een verscheidenheid van kwetsbare situaties, werd de oproep natuurlijk zeer breed verspreid binnen verschillende sectoren, niet alleen binnen de sectoren die onder mijn bevoegdheid vallen. Prioritair richtte de oproep zich tot organisaties binnen de beleidsdomeinen Cultuur, Jeugd, Sport en Welzijn – Welzijn in de brede zin, dus bijvoorbeeld ook personen met een handicap. De veelheid van aanvragen wijst uit dat organisaties niet uit één, maar uit vele sectoren zich inzetten voor kinderen en jongeren, wat, zeker in deze periode, hoopgevend is. 3 procent van de aanvragen heeft betrekking op het terrein van huistaakbegeleiding, 9 procent op Sport, 17 procent op Cultuur, 23 procent op Jeugdwerk in de strikte zin van het woord en 48 procent op Jeugdwelzijn. Jeugdwelzijn is in dezen ruim te interpreteren. Het omvat jeugdhulp, kinderen en jongeren met een beperking, kinderen en jongeren in precaire verblijfssituaties enzovoort.
Het actieplan Generatie Veerkracht is er net gekomen om in te spelen op de noden van deze diensten en organisaties. Het aantal ingediende sterke projecten getuigt van een sterke nood op het terrein, van een sterk engagement en van een sterke organisatie die aan de slag gaat om de noden in te vullen. Ik vind het bijzonder waardevol dat we verschillende projecten in verschillende sectoren hebben kunnen erkennen die getuigen van een gedegen inzet voor kinderen en jongeren.
Er wordt met het actieplan Generatie Veerkracht zoals u weet in totaal 4,5 miljoen euro uitgetrokken om in te spelen op acute noden ten gevolge van de coronacrisis. Het actieplan telt, zoals hier toegelicht, naast deze projectoproepen ook vijf andere actielijnen die een aantal organisaties steunen met een financiële impuls om deze kinderen en jongeren beter aansluiting te laten vinden met de buurt en de samenleving en ik denk dat ik wel mag zeggen dat het actieplan in zijn totaliteit, met inbegrip van de projectoproep, een van de grootste acties van zijn soort is in de Vlaamse geschiedenis, althans voor zover ik mij kan herinneren.
Dit neemt natuurlijk niet weg – en ik vind dat zelf ook heel jammer – dat niet alle positief beoordeelde projectaanvragen gehonoreerd kunnen worden met deze middelen. Daarom ben ik nog volop op zoek naar alternatieve pistes om een aantal van deze projecten toch te kunnen realiseren. Een belangrijk element daarbij zijn de lokale besturen. Voor Brussel – u weet dat ik ook bevoegd ben voor onze hoofdstad – ben ik in gesprek gegaan met de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC), om te kijken wat de mogelijkheden zijn, meer bepaald naar aanleiding van de bijkomende toegekende middelen voor lokaal cultuur- jeugd- en sportbeleid. Voor de VGC gaat het om 3,17 miljoen euro, waarvan 25 procent geoormerkt is voor lokaal jeugdbeleid.
Binnen het noodfonds is 87 miljoen euro voorzien voor lokaal jeugd-, sport- en cultuurbeleid. Ik heb met collega Somers al besproken dat daarbij zeker ook aandacht moet zijn voor de besteding van middelen vanuit het kind- en jongerenperspectief. Vorige week heb ik alle schepenen van Jeugd in Vlaanderen en Brussel ook uitgenodigd voor een gesprek; tachtig schepenen hebben daaraan deelgenomen en we hebben het verslag verstuurd aan alle schepenen. De centrale vraag was om zoveel mogelijk van de middelen in te zetten voor het lokale jeugdbeleid. We gaan natuurlijk ook met hen in dialoog om na te gaan of de projecten die niet gehonoreerd kunnen worden met die 2,1 miljoen euro, geheel of gedeeltelijk met lokale middelen gefinancierd kunnen worden.
Een aantal diensten en organisaties met specifieke projecten kunnen ook een aanvraag overwegen bij de tweede oproep van het Departement Onderwijs en Vorming voor de organisatie van de COVID-19-zomerscholen. Daarnaast wordt jaarlijks in het kader van het decreet houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid een oproep voor experimentele projecten gelanceerd. De eerstvolgende oproep is september.
Collega Vaneeckhout, ik denk dat we de allerbeste dossiers, op basis van het gedegen advies van de administratie, positief hebben kunnen honoreren. Een aantal ook zeer kwaliteitsvolle dossiers zijn op dit moment niet vanuit Vlaamse middelen gehonoreerd, maar ik ben ervan overtuigd dat die sterke projecten met nog wat goede wil gerealiseerd kunnen worden, onder meer ook dankzij de steun van onze lokale besturen.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Dank u, minister, voor het ruime antwoord. Er is inderdaad goed werk geleverd.
Als fractie zeggen we al een tijdje dat corona eens te meer de problemen blootlegt die er in de samenleving zijn.
Ik wil ten eerste erkennen dat uw administratie zeer goed werk geleverd heeft en dat zij de beoordeling op een zeer deskundige manier hebben volbracht, op een administratief aanvaardbare manier in deze urgente tijden. Ten tweede wil ik hier duidelijk zeggen dat u een duidelijk objectieve beslissing hebt genomen op basis van die adviezen. Het is niet zo dat er geduwd en getrokken is vanuit politiek oogpunt, zoals we op een aantal platformen wel hebben zien gebeuren. U bent in dezen – en daar ben ik van overtuigd – de administratie gevolgd.
Maar toch toont het succes van de oproep aan hoe groot de nood op het terrein is, zoals u ook erkent. Als ik vroeger 80 procent haalde – ik was een relatief goede student –, dan waren mijn ouders tevreden, maar dat we nu enkel projecten gaan kunnen steunen die 90 procent of een score van 45 op 50 halen, dat is wel zuur. Daarom lijkt het me toch wel van belang dat we alles op alles zetten om voor de concrete projecten die nu op tafel liggen, te kijken of er oplossingen zijn. Het is goed dat u daar collega Somers bij betrekt en dat u in overleg treedt met de lokale besturen, wetende dat – ikzelf ben ook zeer lokaal betrokken en zit ook in de commissie Binnenlands Bestuur – de financiële gevolgen van de coronacrisis voor lokale besturen gigantisch zijn en dat de uitdagingen groot zijn. Er komt inderdaad een extra impuls. Misschien kan een en ander daarvoor gebruikt worden. Ook het reguliere verenigingsleven heeft natuurlijk zijn noden, dus niet alles zal opgelost kunnen worden.
Dit lijkt mij trouwens ook een momentum richting collega Beke, die toch wel de coördinator is – zo heb ik het althans begrepen – van het kinderarmoedebeleid, om de impuls die er komt vanuit het werkveld, mee te nemen en de komende maanden werk te maken van een meer ambitieus plan. We hebben hier al een aantal keer gediscussieerd over of dit in het jeugd- en kinderbeleidsplan (JKP) moet komen; ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat dat eigenlijk niet meer is dan een methodediscussie en dat vooral de verandering op het terrein ertoe doet. Vandaar wil ik vragen hoe we in de komende maanden werk kunnen maken van eventuele bijsturingen, zodat wat nu naar boven komt, fundamenteel aangepakt kan worden. Het is immers niet zo dat die verenigingen en organisaties en initiatieven voor hun plezier projecten indienen. Zij doen dat wel degelijk omdat er een grote nood is op het terrein. Dank u wel.
De heer Anaf heeft het woord.
Bedankt voor de vraag, mijnheer Vaneeckhout. Die was bijna identiek aan de vraag die ik drie weken geleden in de commissie heb gesteld. Toen kregen we al van minister Dalle te horen hoeveel aanvragen er waren geweest. Vandaag weten we ook hoeveel projecten er zijn toegekend.
Mijn enige punt van kritiek op deze projectoproep is dat er te weinig budget voorzien was, maar zoals u terecht zegt, minister, was het moeilijk om dit op voorhand in te schatten. Dit is inderdaad een grote projectoproep met substantiële middelen die heel goed gebruikt zullen worden in de sector. Ik ben daar zeer blij mee.
Ik heb nog een aantal vragen en opmerkingen: het is inderdaad zo dat het noodfonds een optie zou kunnen zijn om via de lokale besturen nog extra projecten te financieren. Het is echter wel zo dat een aantal lokale besturen intussen al beslist hebben hoe ze dat geld willen besteden. Van een aantal lokale besturen heb ik al gehoord dat ze dat vooral aan hun jeugd,- sport- en cultuurverenigingen willen besteden. Dat mag, dat is lokale autonomie. Het lijkt me echter ook niet slecht om dit met al die schepenen van Jeugd nog eens door te spreken, vooral in de centrumsteden, want als ik naar de goedgekeurde projecten kijk, dan zijn er heel wat bij die door centrumsteden worden opgezet. De noden van kwetsbare kinderen en jongeren zijn daar ook vaak het acuutst en zichtbaarst. Die centrumsteden krijgen bij de verdeling van het noodfonds extra middelen op basis van criteria die onder andere gebaseerd zijn op kwetsbaarheid. Op zich zou het dan niet onlogisch zijn dat er in de centrumsteden op deze kwetsbare kinderen en jongeren extra wordt ingezet via de middelen die van het noodfonds komen.
Het zou daarnaast ook interessant zijn om te kijken of er in de toekomst nog een nieuwe projectoproep kan komen. Wij zullen dat in elk geval steunen indien u dat voorlegt. Ook als collega’s vanuit de meerderheid een amendement op de begroting willen indienen, zullen wij dat absoluut steunen. Het is nodig. De eerste golf van de gezondheidscrisis loopt stilaan op haar einde, gelukkig maar. De gevolgen voor de kinderen en jongeren zullen nog een tijdje duren. Ik denk dat het daarom een heel goede zaak zou zijn om deze projectoproep nog eens te herhalen en ik hoop dat dat zal gebeuren.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Deze projectoproep levert een heel belangrijke bijdrage in de aanpak van de kwetsbaarheid bij jongeren en kinderen in crisistijd. Minister, ik wil ook nog eens benadrukken hoe belangrijk deze projectoproep is en dat u, samen met minister Beke, de nodige budgetten hiervoor heeft kunnen vrijmaken. U gaf al aan dat 2,5 miljoen euro nu naar die projecten gaat. Dat is een belangrijke stap. Ik weet dat het al geen evidente stap was om de nodige budgetten in de budgettaire debatten te kunnen vrijmaken. Ik vind het dus belangrijk dat die er zijn gekomen. Zij die twijfelden of er nood was aan deze budgetten en/of ze kwaliteitsvol zouden kunnen worden besteed, krijgen hiermee het bewijs dat dat wel degelijk zo is. Ik hoop dat dit in alle toekomstige debatten kan worden meegedragen.
Het is zo dat alleen de topprojecten of de projecten met de hoogste score worden ondersteund. Ik sta echter wel heel positief ten aanzien van uw engagement om andere kanalen aan te spreken waardoor ook andere projecten die goed gescoord hebben de nodige financiering kunnen krijgen om gerealiseerd te worden. Het is positief om daarvoor de lokale besturen aan te spreken, ik denk dat zij zeker mee een verschil kunnen maken. Ik hoop dat dat door die lokale besturen ook wordt opgenomen. Zoals u al aangaf, zijn er ook nog andere kanalen, eventueel op Vlaams niveau, of eventueel in het projectlandschap zelf.
Dan denk ik dat het wel goed of interessant zou zijn dat de administratie, die al goed werk heeft geleverd, in dezen haar werk nog voortzet en die projecten en organisaties begeleiding geeft en aangeeft waar de mogelijkheden voor extra budgetten zitten en over hoe zij daar het best aanspraak op kunnen maken. Zo zien zij die organisaties niet als volledig afgehandeld. Ze geven hun wel begeleiding en sturing bij andere projectoproepen of -mogelijkheden.
Ik wil daarnaast ook nog stilstaan bij de inspiratiedeling. We hebben vandaag heel veel goede projecten, maar het is misschien ook interessant hoe we die inspiratie en voorbeelden kunnen delen en die in de toekomst duurzaam kunnen uitrollen. Kan voor alle projecten, niet alleen de gesubsidieerde, aan duurzame inspiratiedeling worden gewerkt?
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Voorzitter, mijn excuses omdat ik de regels net fout heb geïnterpreteerd. Bij de commissie voor Leefmilieu hadden we een precedent dat een persoonlijk feit mocht worden ingeroepen, maar ik ben intussen op de hoogte gesteld dat dit eigenlijk alleen voor de plenaire vergadering telt. Daarom bied ik mijn verontschuldigingen aan.
Ik wil me nog kort aansluiten bij de vraag van de heer Anaf. Bij de verdeling van het noodfonds is het inderdaad belangrijk dat de communicatie met de schepenen van Jeugd gaande blijft, al zijn de budgetten in sommige gevallen misschien al toegewezen. Toch wil ik de oproep herhalen dat er zeker aandacht moet zijn voor de activiteiten die eerstdaags plaatsvinden, voor de organisatie van de zomeractiviteiten en misschien toch ook extra aandacht moet zijn voor de projecten van langlopende aard. Ik hoop dat daar ruimte voor kan worden gemaakt.
Minister Dalle heeft het woord.
Bedankt voor de bijkomende vragen
Mijnheer Vaneeckhout, de noden zijn groot en een structurele aanpak is belangrijk. Enerzijds gebeurt dat in mijn eigen beleidsveld via het jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan en de vijf prioriteiten die daarin worden gedefinieerd, en anderzijds hebben we het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding (VAPA) van minister Beke, waarin we gezegd hebben dat kinderarmoede een centrale rol moet krijgen. Die twee plannen haken op elkaar in. Die discussie hebben we gehad. Net als met het JKP zal er tegen oktober met het VAPA vooruitgang geboekt worden.
Er werden verschillende vragen over het noodfonds gesteld en de 87 miljoen euro die daarin zit. De heer Anaf heeft er onder andere naar verwezen dat de lokale besturen die middelen al aan het inzetten zijn. Ze doen dat uiteraard voor verenigingen die lokaal actief zijn en dat is ook de bedoeling. Er geldt uiteraard ook lokale autonomie. Gemeente- en stadsbesturen beslissen zelf hoe ze dit geld besteden. Dat noodfonds is gericht op de behoeften die door de coronacrisis zijn ontstaan in de domeinen jeugd, cultuur en sport, waarbij de lokale verenigingen ondersteund kunnen worden. Een prioriteit op het vlak van jeugd is zeker dat de zomeractiviteiten op een goede manier kunnen plaatsvinden. Ik denk bijvoorbeeld aan de bubbels van vijftig personen, het vervoer naar de kamplocaties of spelmateriaal dat misschien ontdubbeld moet worden. Dat op lokaal niveau realiseren is zeker een prioritiet voor het noodfonds wat jeugd betreft. Voor cultuur en sport hebben uiteraard minister-president Jambon en minister Weyts ook hun aandachtspunten. Dat neemt echter niet weg dat er in sommige gevallen ruimte gecreëerd kan worden en dat men ook, afhankelijk van de projecten die lokaal aanwezig zijn, rekening kan houden met de projecten die nu zijn ingediend. We zullen daarover verder zeker de communicatie met de lokale besturen en in het bijzonder de schepenen van Jeugd aangaan.
Mevrouw Rombouts verwees er ook naar dat het belangrijk is dat onze administratie dat verder opvolgt. Het is zeker ook de bedoeling dat we dat met de lokale besturen verder opvolgen. De vraag naar inspiratiedeling vind ik ook belangrijk. Ik denk dat hiervoor twee belangrijke netwerken, en dan specifiek voor de lokale besturen, ter beschikking staan: dat is uiteraard Bataljong, dat als ondersteuner van het lokaal jeugdwerk daartoe kan bijdragen. Het is een van hun mission statements om de best practices te delen en hierover vorming te geven. Daarnaast houdt ook het netwerk van kind- en jongerenvriendelijke steden en gemeenten zich hiermee bezig.
Ik vermoed dat de projecten die nu gehonoreerd zijn ook inspirerend kunnen zijn. Als de resultaten van die projecten duidelijk zijn, zal ik hierover uiteraard ook via mijn eigen kanalen communiceren en die resultaten ter beschikking stellen.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Ik denk dat deze goede projectoproep vanuit de Vlaamse overheid een impuls kan zijn om in de toekomst nog meer ambitie aan de dag te leggen. Het is inderdaad een goede keuze geweest, het kan inspiratie opleveren voor de lokale besturen om kwetsbare jongeren en kinderen centraal te stellen in de uitrol van het noodfonds en in de invulling en verdeling van het noodfonds.
Wij kijken uiteraard met veel verwachting uit naar oktober en het JKP en VAPA. Zo kunnen we zien of we de volgende jaren die ambitie rond armoede ook echt kunnen waarmaken, want als één ding is gebleken, dan is het wel dat in deze tijden dergelijke projecten zinvol en goed moeten worden ingevuld.
De vraag om uitleg is afgehandeld.